ECLI:NL:GHSHE:2023:2229

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
20-002755-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijke brandstichting en poging tot moord met gebruik van explosieven

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten van opzettelijke brandstichting en poging tot moord, waarbij gebruik is gemaakt van explosieven zoals handgranaten en brandbommen. De feiten vonden plaats in een periode van zeven maanden, waarbij de verdachte samen met mededaders verschillende woningen in woonwijken heeft aangevallen, wat leidde tot gevaar voor de bewoners en hun eigendommen. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen weinig verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft voornamelijk op de achtergrond gefunctioneerd, terwijl hij zijn mededaders instrueerde. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft de ernstige impact van zijn daden op de slachtoffers en de samenleving in overweging genomen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de schadevergoeding voor immateriële en materiële schade is vastgesteld.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002755-20
Uitspraak : 10 juli 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 november 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-879862-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans verblijvende in [detentieadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte van het onder feit 4 primair tenlastegelegde vrijgesproken en het overige tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘medeplegen van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is’ (
  • ‘medeplegen van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplegen van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd’ (
  • ‘medeplegen van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is’ (
  • ‘medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd’ (
  • ‘medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is’ (
  • ‘medeplichtigheid aan poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplichtigheid aan poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is’ (
  • ‘medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot moord’ (
  • ‘medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd’ (
de verdachte deswege strafbaar verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest.
De [benadeelde partij/slachtoffer 1] en [benadeelde partij/slachtoffer 2] zijn niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen.
De vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 3] is tot een bedrag van € 35.053,30, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk toegewezen. In het overige deel van de vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 4] is integraal tot een bedrag van
€ 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk toegewezen.
De vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 5] is integraal tot een bedrag van € 3.199,38, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk toegewezen.
Voorts zijn een blauwe jerrycan gevuld met benzine en een zwarte jerrycan met geel opzetstuk verbeurd verklaard.
Tevens zijn er vier Aquarius telefoons waarvan drie met hoesje en simkaart, een zwarte GSM met hoesje en simkaart, opdruk [bijnaam 1] , een zwarte Samsung telefoon en een simkaartje uit een Aquarius telefoon onttrokken aan het verkeer.
Tot slot is de teruggave aan de verdachte gelast van een geldknip van het merk Yves Saint Laurant.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering tot een bedrag van € 1.200,- ingediend. De benadeelde partij is in deze vordering bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft niet te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te willen handhaven. Derhalve is de vordering thans niet meer aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 en 12 juni 2023 – welk onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 26 juni 2023 – en het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder de feiten 1 t/m 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7 primair en 8 primair tenlastegelegde zal bewezen verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal betoogd dat de vordering van de erven van de [benadeelde partij/slachtoffer 3] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 40.000,- (€ 20.000,- materieel en € 20.000,- immaterieel) vermeerderd met de wettelijke rente en met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, dat de vorderingen van de [benadeelde partij/slachtoffer 4] en [benadeelde partij/slachtoffer 5] integraal hoofdelijk kunnen worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Tot slot is gevorderd dat het beslag conform het vonnis van de rechtbank zal worden afgedaan.
Namens de verdachte is integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Voorts is bepleit dat de erven van de [benadeelde partij/slachtoffer 3] primair in de vordering niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, subsidiair is verzocht om matiging van de vordering. Tot slot is bepleit dat de [benadeelde partij/slachtoffer 4] en [benadeelde partij/slachtoffer 5] in de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht op/in/aan een voertuig (Mercedes Benz, [kenteken 1] ) immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk benzine, althans een ontbrandbare (vloei)stof en/of een mortier, althans een stuk vuurwerk aangestoken, althans met (open) vuur in aanraking gebracht, in elk geval opzettelijk (open) vuur en/of een andere ontstekingsbron in aanraking gebracht met voornoemd voertuig, ten gevolge waarvan voornoemd voertuig gedeeltelijk is verbrand en/of ontploft, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoners (fam. [benadeelde partij/slachtoffer 1] ) van de woning gelegen aan de [straat 1] [nummer 1] en/of voor zich op/in de nabijgelegen perce(e)l(en) bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht bij/aan (de voordeur en erker van) een woning/pand gelegen aan de [straat 1] [nummer 2] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk benzine, althans een ontbrandbare (vloei)stof(fen) en/of een of meerdere mortier(en), althans (een) stuk(ken) vuurwerk aangestoken, althans met (open) vuur in aanraking gebracht, in elk geval opzettelijk (open) vuur en/of een andere ontstekingsbron in aanraking gebracht met (de voordeur en/of erker van) voornoemde woning, ten gevolge waarvan voornoemde woning gedeeltelijk is verbrand en/of ontploft, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoners van de woning gelegen aan de [straat 1] [nummer 2] (fam. [benadeelde partij/slachtoffer 1] ) en/of voor zich op/in de nabijgelegen perce(e)l(en) bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 25 februari 2018 te Haarlem, althans in het arrondissement Noord-Holland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht tegen/nabij een of meer pand(en) gelegen aan de [straat 2] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid benzine, althans een ontbrandbare (vloei)stof en/of een mortier, althans een stuk vuurwerk aangestoken, althans met (open) vuur in aanraking gebracht en/of in de richting van voornoemd(e) pand(en) gegooid, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of dat/die pand(en) en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoners ( [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) van de woning(en) gelegen aan de [straat 2] en/of de nabijgelegen perce(e)l(en) bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4.
hij op of omstreeks 15 augustus 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een handgranaat van de pin heeft/hebben ontdaan en (vervolgens) die handgranaat bij/tegen de woning, ter hoogte van een raam, van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft/hebben gelegd/gegooid en/of (vervolgens) tot ontploffing heeft/hebben gebracht terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij/tegen een woning/pand gelegen aan de [straat 3] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een handgranaat van de pin te ontdoen en/of vervolgens bij/tegen die woning ter hoogte van een raam gelegd/gegooid, ten gevolge waarvan voornoemde woning gedeeltelijk is ontploft, althans granaatscherven door het raam van die woning zijn geslagen/gevlogen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoners ( [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) van de woning gelegen aan de [straat 3] en/of voor zich op/in de directe nabijheid van die woning bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
5.
hij op of omstreeks 2 september 2018 te Leende, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk brand heeft gesticht en/of opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht op/in/aan een voertuig (Mercedes, [kenteken 2] ) immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk benzine, althans een ontbrandbare (vloei)stof en/of een mortier, althans een stuk vuurwerk aangestoken, althans met (open) vuur in aanraking gebracht, in elk geval opzettelijk (open) vuur en/of een andere ontstekingsbron in aanraking gebracht met voornoemd voertuig, ten gevolge waarvan voornoemd voertuig gedeeltelijk is verbrand en/of ontploft, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoonster van de [straat 7] ( mw. [slachtoffer 6] ) en/of voor zich op/in de nabijgelegen perce(e)l(en) bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
6.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 13 september 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging, althans alleen ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een pand gelegen aan de [straat 10] terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of dat pand en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoners van de woning gelegen aan de [straat 10] en/of de nabijgelegen perce(e)l(en) bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was een hoeveelheid benzine, althans een ontbrandbare (vloei)stof en/of (open) vuur en/of een andere ontstekingsbron in aanraking heeft/hebben gebracht met voornoemde woning terwijl voornoemd delict niet is voltooid, tot/bij het plegen van welk feit verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest immers heeft hij, verdachte, voornoemde [medeverdachte 1] instructies gegeven ten aanzien van het vullen van jerrycans en/of de wijze van brandstichten (raam eruit gooien en jerrycans naar binnen) en/of verteld welke route die [medeverdachte 1] het beste kon volgen;
7.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 september 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging, althans alleen ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij/slachtoffer 3] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in de woning van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] , immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in de nachtelijke uren, op de begane grond van voornoemde woning (met brandversnellende middelen) een (hevig uitslaande) brand doen ontstaan, terwijl die [benadeelde partij/slachtoffer 3] zich op de bovenverdieping bevond tot/bij het plegen van welk feit hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest immers heeft hij, verdachte, voornoemde [medeverdachte 1] instructies gegeven ten aanzien van het tanken van jerrycans en/of de wijze van brandstichten (rol wc papier meenemen, dop er af, papier er in stoppen) en/of die [medeverdachte 1] verteld dat hij binnendoor moet reizen en/of aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft gevraagd of ze een bommetje mee willen nemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 september 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging, althans alleen brand heeft/hebben gesticht in een woning/pand gelegen aan de [straat 10] immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] toen aldaar opzettelijk benzine, althans een ontbrandbare (vloei)stof(fen), in elk geval opzettelijk (open) vuur en/of een andere ontstekingsbron in aanraking gebracht met voornoemde woning, ten gevolge waarvan voornoemde woning gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoner ( [benadeelde partij/slachtoffer 3] ) van de woning gelegen aan de [straat 10] en/of voor zich op/in de nabijgelegen perce(e)l(en) bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was tot/bij het plegen van welk feit hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest immers heeft hij, verdachte, voornoemde [medeverdachte 1] instructies gegeven ten aanzien van het tanken van jerrycans en/of de wijze van brandstichten (rol wc papier meenemen, dop er af, papier er in stoppen) en/of die [medeverdachte 1] verteld dat hij binnendoor moet reizen en/of aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft gevraagd of ze een bommetje mee willen nemen;
8.
hij op of omstreeks 29 september 2018 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade [benadeelde partij/slachtoffer 4] en/of [naam 1] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, de ruit van de voordeur van de woning aan de [straat 4] heeft/hebben ingeslagen, althans vernield en/of (vervolgens) een handgranaat van de pin heeft/hebben ontdaan en (vervolgens) die handgranaat in de (hal van) voornoemde woning heeft/hebben gegooid en/of tot ontploffing heeft/hebben gebracht terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2018 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning/pand gelegen aan de [straat 4] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de ruit van de voordeur van voornoemde woning ingeslagen, althans vernield en/of (vervolgens) een handgranaat van de pin ontdaan en/of (vervolgens) die handgranaat in de (hal van) voornoemde woning gegooid en/of tot ontploffing heeft/hebben gebracht terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoners (familie [benadeelde partij/slachtoffer 4] - [naam 1] ) van de woning gelegen aan de [straat 4] en/of zich op/in de nabijheid van die woning bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feiten 1, 2 en 4 primair
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Uit het dossier leidt het hof af dat op 20 februari 2018 een Mercedes Benz voorzien van het [kenteken 1] in brand is gestoken, door dit voertuig met motorbenzine te overgieten en vervolgens onder dit voertuig een vuurwerkmortier tot ontploffing te brengen. Op het moment van de brandstichting stond dit voertuig geparkeerd op de oprit naast de woning gelegen aan de [straat 1] [nummer 2] te Oss en voor de woning gelegen aan de [straat 1] [nummer 1] te Oss.
Op 24 februari 2018 is wederom brand gesticht bij de woning gelegen aan de [straat 1] [nummer 2] te Oss door een vuurwerkmortier met motorbenzine tot ontploffing te brengen bij de voordeur en de erker van de woning.
De flipdop die op 24 februari 2018 na de aanslag nabij de woning aan de [straat 1] [nummer 2] te Oss is aangetroffen, is bemonsterd op DNA-sporen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte 1]
.[medeverdachte 1] is reeds onherroepelijk veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de twee brandstichtingen aan de [straat 1] te Oss.
Uit de onderzoeksresultaten die zich in het dossier bevinden is de verdachte noch het aan hem te koppelen telefoonnummer op de plaats delict te brengen ten tijde van de aanslagen. Evenmin bevat het dossier voldoende wettige bewijsmiddelen waaruit volgt dat de verdachte op een andere manier bij de aanslagen was betrokken. Gelet hierop is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 primair
Uit het dossier volgt dat op 15 augustus 2018 bij de woning gelegen aan de [straat 3] te Oss, gelegen naast [café] bij de gevel van de woning een scherfhandgranaat tot ontploffing is gebracht. Op het moment van de ontploffing hadden de bewoners van de woning de rolluiken in de woonkamer (net) naar beneden. Door de ontploffing zijn de rolluiken en de ramen van de woonkamer vernield en tevens zijn er granaats- en glasscherven en beschadigingen aangetroffen tot in de woonkamer.
Primair is ten laste gelegd dat de verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk hebben gepoogd al dan niet met voorbedachte rade de bewoners van de hierboven genoemde woning van het leven te beroven (poging moord/doodslag). Alhoewel het hof begrijpt dat de bewoners deze aanslag hebben opgevat als een poging tot moord/doodslag, is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat waaruit volgt dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van de bewoners. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat de rolluiken vrijwel gesloten waren ten tijde van de aanslag. Weliswaar zijn er scherven door de rolluiken en de ramen heen gekomen en is er zelfs een aantal scherven in het plafond terecht gekomen, maar het dossier bevat geen nadere informatie met betrekking tot het bij deze aanslag gebruikte type handgranaat en ook niets over de effecten en de gevolgen van het gebruik van een dergelijke granaat. Evenmin bevat het dossier nadere informatie over de hoeveelheid scherven en de kracht waarmee en hoe deze in de woning zijn doorgedrongen.
Dit alles geeft het hof onvoldoende aanknopingspunten om de aanmerkelijk kans op de dood van de bewoners van de woning vast te stellen. Derhalve kan het hof niet komen tot een bewezenverklaarde van het primair tenlastegelegde.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het onder feit 4 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, waardoor de verdachte hiervoor wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7 primair en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
3.op 25 februari 2018 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht tegen/nabij een pand gelegen aan de [straat 2] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid benzine en een mortier aangestoken en in de richting van voornoemd pand gegooid, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
4. (subsidiair)op 15 augustus 2018 te Oss tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij/tegen een woning/pand gelegen aan de [straat 3] , immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een handgranaat van de pin ontdaan en vervolgens bij die woning ter hoogte van een raam gegooid, ten gevolge waarvan voornoemde woning gedeeltelijk is ontploft, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners ( [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) van de woning gelegen aan de [straat 3] te duchten was;
5.op 2 september 2018 te Leende tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht en/of opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht op/in/aan een voertuig (Mercedes, [kenteken 2] ), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk een ontbrandbare vloeistof aangestoken ten gevolge waarvan voornoemd voertuig is verbrand en/of ontploft, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen ( het nabijgelegen perceel) en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander (mw. [slachtoffer 6] ) te duchten was;
6.[medeverdachte 1] op 13 september 2018 te Oss ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een pand gelegen aan de [straat 10] terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoner van de woning gelegen aan de [straat 10] te duchten was, een hoeveelheid benzine, althans een ontbrandbare vloeistof en vuur in aanraking heeft gebracht met voornoemde woning, terwijl voornoemd delict niet is voltooid, tot het plegen van welk feit verdachte opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [medeverdachte 1] instructies gegeven ten aanzien van het vullen van jerrycans en de wijze van brandstichten (raam eruit gooien en jerrycans naar binnen) en verteld welke route die [medeverdachte 1] het beste kon volgen;
7. (primair)[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 16 september 2018 te Oss tezamen en in vereniging ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij/slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht in de woning van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] , immers hebben die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de nachtelijke uren, op de begane grond van voornoemde woning met brandversnellende middelen een hevig uitslaande brand doen ontstaan, terwijl die [benadeelde partij/slachtoffer 3] zich aldaar bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk feit hij, verdachte, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [medeverdachte 1] instructies gegeven ten aanzien van het tanken van jerrycans en de wijze van brandstichten (rol wc papier meenemen, dop er af, papier er in stoppen) en die [medeverdachte 1] verteld dat hij binnendoor moet reizen;
8. (primair)op 29 september 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade [benadeelde partij/slachtoffer 4] en [naam 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, de ruit van de voordeur van de woning aan de [straat 4] hebben ingeslagen en een handgranaat van de pin hebben ontdaan en die handgranaat in de hal van voornoemde woning hebben gegooid en tot ontploffing hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaringen van de feiten 3 tot en met 8 opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het hof verzocht om de betwiste OVC-gesprekken in raadkamer te beluisteren en een opname van de observatiecamera in raadkamer te bekijken. Het hof heeft aan dit verzoek voldaan en heeft deze gesprekken in raadkamer beluisterd en de beelden in raadkamer bekeken en heeft daarbij een aantal waarnemingen gedaan zoals deze in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. De schuingedrukte delen betreffen de waarnemingen van het hof en daar waar het hof iets anders heeft gehoord dan in het proces-verbaal was opgenomen, is dit doorgestreept.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Het hof zal, ten behoeve van de overzichtelijkheid en de leesbaarheid, de gebeurtenissen in chronologische volgorde bespreken.
Tenlastegelegde onder feit 3
In de nacht van 24 februari 2018 op 25 februari 2018 is er een brandbom over de schutting van het perceel gelegen aan de [straat 2] te Haarlem gegooid. Op dit perceel staan drie geschakelde woonwagens waarin aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met hun gezinnen woonden. De brandbom is terecht gekomen bij de ingang van woonwagen A. Bij het onderzoek naar de brandbom is op de tape een DNA-spoor aangetroffen. Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat dit DNA-spoor een match oplevert met het DNA van de inmiddels onherroepelijk veroordeelde [medeverdachte 1] .
Op de dag van de brandstichting werd door de ARS systemen een opvallende auto met een Duits kenteken geregistreerd. Het gaat hierbij om een grijze Volkswagen Tiguan (
hierna: Tiguan)met het kenteken [kenteken 3] . Uit de gegevens van het ARS systeem is gebleken dat deze Tiguan zich op 24 februari 2018 om 22.33 uur in de omgeving van Oss heeft opgehouden en zich vervolgens via de A59 en waarschijnlijk de A2 naar Haarlem heeft verplaatst. Uit de gegevens blijkt voorts dat de Tiguan op het moment van de aanslag in de buurt van de plaats delict aanwezig was. Op 14 februari 2018 is [medeverdachte 1] door de politie in een grijze Volkswagen Tiguan met het kenteken [kenteken 3] aangesproken. Voorts blijkt uit onderzoek dat de verdachte deze Tiguan in Duitsland in de periode van 26 januari 2018 tot en met 12 maart 2018 heeft gehuurd en op 17 februari 2018 als bestuurder van deze Tiguan door de politie is gecontroleerd en deze Tiguan stond op 17, 19 en 21 februari 2018 geparkeerd ter hoogte van de woning waar de verdachte destijds verbleef.
Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] volgt in de nacht van 24 februari 2018 op 25 februari 2018 naadloos de afgelegde route van de Tiguan. Uit nader onderzoek naar de telecomgegevens van dit telefoonnummer is gebleken dat in die periode het telefoonnummer van [medeverdachte 1] contact heeft met het [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer volgt in de nacht van 24 februari 2018 op 25 februari 2018 eveneens de route van de Tiguan naar Haarlem en straalt op dezelfde zendmasten aan als het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij met iemand mee naar Haarlem is gereden en dat hij in de nabijheid was van de plaats delict op het moment van de brandstichting en daar in de auto de brandbom heeft vastgehad waarmee een derde ter plaatse is uitgestapt, is het hof van oordeel dat het [telefoonnummer 1] toebehoort aan de medeverdachte waarmee [medeverdachte 1] naar de plaats delict in Haarlem is gereden en die met [medeverdachte 1] betrokken is bij de brandstichting.
Door de verdediging is bepleit dat uit het dossier zeer duidelijk blijkt dat ook andere personen dan de verdachte gebruik hebben gemaakt van de Volkswagen Tiguan met het kenteken [kenteken 3] . Op basis van de reisbewegingen van de Tiguan kan volgens de verdediging dus niet worden vastgesteld dat de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de brandstichting of aanwezig is geweest/in de buurt is geweest van de brandstichting. Tevens heeft de verdediging bepleit dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat het [telefoonnummer 1] bij de verdachte in gebruik is geweest, laat staan dat hij de telefoon op de betreffende nacht ook met zich mee heeft gedragen. Volgens de verdediging kan de lezing van de verdachte, te weten dat hij er die nacht niet bij was, niet worden uitgesloten door het telefoonnummer aan hem te koppelen. Dat telefoonnummer is volgens de verdediging namelijk helemaal niet van de verdachte. Dit blijkt volgens de verdediging uit het dossier en wel uit een controle van de Tiguan op 14 februari 2018 in Oss. Op het moment van de controle zat [medeverdachte 1] in de Tiguan. De verdachte was op dat moment niet in de buurt van Tiguan en toch straalde het [telefoonnummer 1] aan bij dezelfde mast als waar de controle plaatsvond. Volgens de verdediging betekent dit dat het telefoonnummer aldus niet aan de verdachte toebehoort.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat deze door de verdachte gehuurde Tiguan voornamelijk door de verdachte zelf werd gebruikt. Vaststaat dat de verdachte deze Tiguan in de periode van 26 januari 2018 tot en met 12 maart 2018 heeft gehuurd in Duitsland. Tevens is de verdachte op 17 februari 2018 zelf in de Tiguan gecontroleerd en is de Tiguan in de betreffende periode meermaals gesignaleerd in de [straat 5] te Oss waar de verdachte op dat moment verbleef met [ex-vriendin 2] . Gelet op de verklaring van [ex-vriendin 2] , te weten dat zij niemand anders in de Tiguan heeft zien rijden en dat [medeverdachte 1] niet bij haar in de woning heeft verbleven, is het hof van oordeel dat de verdachte de huurder van de Tiguan en tevens de voornaamste bestuurder van de Tiguan was.
Het hof is voorts van oordeel dat het [telefoonnummer 1] toebehoort aan de verdachte. De verklaring van de verdachte, te weten dat hij enkel een PGP-telefoon in zijn bezit heeft gehad, acht het hof niet aannemelijk geworden. Dit temeer nu het [telefoonnummer 1] kennelijk contact heeft gehad met familieleden van de verdachte. Dat het [telefoonnummer 1] op 14 februari 2018 aanstraalde bij de Tiguan toen [medeverdachte 1] daar werd aangesproken betekent niet dat het telefoonnummer niet bij de verdachte hoort en/of dat de verdachte daar niet in de buurt aanwezig was.. Op het moment dat de verdachte op 17 februari 2018 alleen werd aangesproken in de Tiguan straalde het [telefoonnummer 1] een zendmast aan in de buurt van de Tiguan. Tevens straalt het [telefoonnummer 1] zendmasten aan in Oss op het moment dat de Tiguan geparkeerd staat in de [straat 5] te Oss waar de verdachte destijds verbleef. Voorts kan het telefoonnummer gekoppeld worden aan de verdachte nu hij op 14 maart 2018 is gecontroleerd in een personenauto met het kenteken [kenteken 4] . De verdachte was op dat moment de enige inzittende in de auto en het [telefoonnummer 1]
straalde op dat moment een zendmast aan in de buurt van de controle. Tot slot heeft het [telefoonnummer 1] zendmasten aangestraald in de nabijheid van het [hotel] te Cuijk op de momenten dat de verdachte daar overnachtte.
Gelet op het vorenstaande is het hof aldus van oordeel dat het [telefoonnummer 1] ten tijde van het bewezenverklaarde toebehoorde aan de verdachte. Voor de stelling van de verdediging dat [medeverdachte 1] die bewuste avond/nacht ook gebruik zou hebben gemaakt van het toestel met het telefoonnummer van de verdachte, is geen begin van aannemelijkheid.
Het verweer van de verdediging, te weten dat indien de verdachte de gebruiker was van het [telefoonnummer 1] dit nog betekent dat hij op de dag van de aanslag ook samen met het telefoonnummer naar Haarlem reisde, wordt door het hof gepasseerd. Dit verweer heeft ook op geen enkele wijze handen en voeten gekregen. In het vakantiehuisje in Belfeld zijn in de slaapkamer van de verdachte 3 vuurwerkmortieren aangetroffen die visueel overeenkomen met de veiliggestelde resten bij de brandstichting in Haarlem. Alles in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ondanks het feit dat niet vastgesteld kan worden wie de brandbom heeft gegooid, is het hof van oordeel dat de rol van de verdachte die van een mededader is. Uit de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt het hof af dat de verdachte met één van de vuurwerkmortieren die hij in zijn slaapkamer bewaarde met [medeverdachte 1] in de door hem gehuurde Tiguan richting de plaats delict gereden, waarbij zij “een stukje (zijn) doorgereden”, aldus [medeverdachte 1] (blijkens het aanstralen van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] om 01:27 thv Alkmaar, waarschijnlijk naar Alkmaar, dossierpagina 1380) om een derde op te pikken. Gedrieën zijn ze naar de plaats delict gereden en is de vuurwerkmortier afgeworpen op de wijze als in de bewijsmiddelen omschreven. Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan contra-indicaties de verdachte en [medeverdachte 1] al dan niet met die derde bij het plegen van deze aanslag op zodanige nauwe en bewuste wijze hebben samengewerkt dat sprake is van medeplegen. Het feit dat enkel het DNA van [medeverdachte 1] op de gebruikte brandbom is aangetroffen alsmede van een derde te weten [naam 2] , maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders.
Alle bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hetgeen de verdediging voor het overige heeft aangevoerd, doet daaraan niet af.
Tenlastegelegde onder feit 4
In de nacht van 15 augustus 2018 omstreeks 00.46 uur is er bij de woning van aan de [straat 3] te Oss een scherfgranaat tot ontploffing gebracht. De scherfgranaat is neergelegd ter hoogte van de raampartij van de woonkamer. Op het moment van de ontploffing waren de rolluiken naar beneden en bevonden de bewoners zich in de woonkamer. Door de kracht van de explosie is één van de bewoners tegen de grond geworpen. De rolluiken en de ramen van de woonkamer zijn door de klap vernield en tevens zijn er diverse granaatscherven en beschadigingen aangetroffen in de woning alsmede in de wijde omtrek van de woning. Er zijn camerabeelden van het moment van de aanslag waarop een onherkenbare dader is waar te nemen. Deze beelden zijn op 28 augustus 2018 in het [televisieprogramma] getoond. Uit een ander lopend onderzoek genaamd [onderzoeksnaam] is gebleken dat [medeverdachte 1] , de verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en [ex-vriendin 1] verbleven in huisje 57 op [vakantiepark] te Belfeld. Gedurende dit onderzoek zijn er diverse OVC-gesprekken opgenomen, is er geobserveerd en zijn er diverse tapgesprekken opgenomen. Op de OVC-gesprekken is volgens de verbalisanten te horen dat in het huisje de aflevering van [televisieprogramma] wordt bekeken en dat [medeverdachte 2] op een gegeven moment roept ‘
he [bijnaam 2] ’. Uit het onderzoek is gebleken dat [bijnaam 2] de bijnaam is van [medeverdachte 1] .
De verdediging heeft bepleit dat uit de OVC-gesprekken, die slechts gedeeltelijk verstaanbaar zijn, geen enkel gesprek is opgenomen dat ziet op deze ontploffing. In het begin van het gesprek geeft de verdachte volgens de verdediging aan dat hij niet betrokken is geweest bij dit feit. Het lijkt er volgens de verdediging op dat de verdachte achteraf, enkele weken later, na de uitzending van [televisieprogramma] te hebben gezien, enkel verteld wat hij heeft gehoord. Volgens de verdediging zou de verdachte hebben gezegd ‘
I was here with the car’dit impliceert aldus dat hij in het huisje was toen het feit gepleegd zou zijn. Verder blijkt uit het OVC-gesprek volgens de verdediging dat de verdachte dingen aan het vertalen is voor de andere aanwezigen in de woning. Deze informatie zou de verdachte op zijn telefoon hebben ontvangen zoals ook te horen is op het OVC-gesprek waar de verdachte zegt
‘my cousin write me’.Dit alles maakt volgens de verdediging dat het duidelijk is dat de verdachte niet aanwezig is geweest bij het delict en enkel achteraf vertelt wat hij van [medeverdachte 1] heeft gehoord.
Het hof heeft zoals verzocht het betreffende OVC-gesprek in raadkamer beluisterd en heeft net als de verdediging gehoord dat voorafgaande aan het gesprek de verdachte zegt ‘
That’s now my cousin ….. write me say on TV’.Gelet op het feit dat [medeverdachte 2] vervolgens zegt “
[bijnaam 2]!” en de verdachte vervolgens zegt: ‘
First time, they say, ten minutes before he was there but he go away. But he come back to me. I was here with the car. He come back to me. He said I can not pin out. I say, here, go’en ‘
he say yeah what I must do. I say take out and then he come back. I say what? I can not get the pin out’is het hof tot de conclusie gekomen dat uit het OVC-gesprek gelet op de gehele context zonder enige twijfel blijkt dat de verdachte daar, in Oss, was met zijn auto en dat de verdachte [medeverdachte 1] heeft geïnstrueerd over hoe hij de pin eruit moest halen. De verklaring van de verdachte dat het hier ging om een pin van een auto, schuift het hof als ongeloofwaardig terzijde. Dat de verdachte heeft gezegd “
I was here with the car”, betekent naar het oordeel van het hof niet dat de verdachte dus in Belfeld was. De verdachte zegt in hetzelfde OVC-gesprek immers ook “
I was there (..)”. Het hof wil best aannemen dat de verdachte zat te appen met zijn neef. Die neef wees verdachte er kennelijk op dat “het” op tv was, waarna de verdachte is gaan kijken. Uit het OVC-gesprek volgt zonder meer dat de verdachte voor [ex-vriendin 1] en [medeverdachte 2] vertaalt wat er op tv wordt gezegd, en een nadere toelichting geeft op wat zich daar destijds afspeelde en daarbij en duidelijk veel meer informatie heeft dan [televisieprogramma] .
Op de camerabeelden van de observatie van het huisje 57 op [vakantiepark] is te zien dat op 14 augustus 2018 om 16:56:11 uur een Mercedes Benz parkeert voor huisje nummer 57. De verdachte en [medeverdachte 1] stappen uit deze auto en lopen het huisje binnen. Tussen 14:47 uur en 19:48 uur komt [medeverdachte 1] een aantal keer in beeld terwijl hij een grijze joggingsbroek en een grijze trui met capuchon droeg. De dader van de aanslag bij [café] droeg eveneens een soortgelijke broek en trui met capuchon. Tijdens de doorzoeking in het huisje in oktober 2018 werden eenzelfde soort grijze joggingsbroek en grijze trui aangetroffen en in beslag genomen. Op 14 augustus 2018 om 20:00:04 rijdt de Mercedes Benz weg.
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte gebruik maakte van een PGP-toestel met het [telefoonnummer 2] . Uit de zendmastgegevens volgt dat de verdachte op 14 augustus 2018 om 20:45 uur nog aanstraalt in Belfeld waarna de telefoon opvolgend aanstraalt op zendmasten in Venlo (21:24 uur), Nijmegen (21:49 uur), knooppunt Paalgraven (22:00 uur), Oss (22:45 uur), Rijksweg N324 (22:30 uur), Berghem (23:47 uur), Ravenstein-Huisseling (00:22 uur), Haren (00:29 uur), [straat 6] te Oss (00:48 uur), Herpen (00:56 uur), Venray (01:47 uur), Tegelen (02:00 uur) en Belfeld (02:15 uur). De explosie vond plaats omstreeks 00:47 uur. Op dat moment straalt het telefoonnummer van de verdachte om 00:48 uur een zendmast aan op de [straat 6] te Oss. Deze mast is hemelsbreed circa 1260 meter van de plaats delict verwijderd. Het hof gaat gelet op het vorenstaande ervan uit dat het PGP-nummer van de verdachte ten tijde van de explosie in de nabijheid is van de plaats delict. Gelet op het feit dat de auto op 15 augustus 2018 om 02:06 uur terugkomt bij het huisje in Belfeld en daar [medeverdachte 1] als bestuurder uitstapt en de verdachte als bijrijder, is het hof van oordeel dat de verdachte met zijn PGP-nummer naar Oss is gereden.
Het hof heeft op verzoek van de verdediging de beelden van het huisje 57 in [vakantiepark] van 15 augustus 2018 bekeken. Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan hetgeen de verbalisanten in hun proces-verbaal van bevindingen hebben gerelateerd. Nog daargelaten dat de verbalisanten dagenlang het huisje in Belfeld hebben geobserveerd, komt naar het oordeel van het hof het postuur van de uitstappende personen overeen met het postuur van de verdachte en [medeverdachte 1] .
Het verweer van de verdediging dat het [telefoonnummer 2] niet toebehoort aan de verdachte schuift het hof terzijde. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat op 29 juni 2018 een gesprek plaatsvond tussen het [telefoonnummer 2] en het [telefoonnummer 3] waaruit blijkt dat
hijonderweg was naar de rechtbank ’s-Hertogenbosch. Het [telefoonnummer 3] was op dat moment in gebruik bij [ex-vriendin 1] , destijds de vriendin van de verdachte. Het [telefoonnummer 2] verplaatst zich rond dat tijdstip vanuit Belfeld naar ’s-Hertogenbosch en straalt daar zendmasten aan in de richting van de rechtbank.
De verdediging heeft bepleit dat er geen sprake is geweest van enige planning, laat staan van een actieve rol van de verdachte in de gepleegde brandstichting. Volgens de verdediging heeft [medeverdachte 1] het feit alleen uitgevoerd en was er geen sprake van een intensieve samenwerking. Er was geen onderlinge taakverdeling en de verdachte is volgens de verdediging ook niet mee geweest naar de woning. Indien het hof het OVC-gesprek uitlegt overeenkomstig de uitleg van het Openbaar Ministerie dan is er volgens de verdediging geen sprake van het geven van instructies. De verdachte zou enkel [medeverdachte 1] hebben uitgelachen toen hij de pin er niet uit kreeg. Hierbij zou hij lachend hebben aangewezen hoe de pin er uit moest en dat is onvoldoende om te spreken van het geven van instructies. Het belang van de rol van de verdachte zou dan ook nihil zijn, aldus de verdediging.
Naar het oordeel van het hof is er wel degelijk sprake van medeplegen van de aanslag op de bewoners aan de [straat 3] te Oss. Zo is de verdachte met [medeverdachte 1] meegereden naar Oss, heeft hij in de nabijheid van de woning staan wachten totdat de explosie had plaatsgevonden en heeft hij op het moment dat het dreigde fout te gaan, toen [medeverdachte 1] de pin er niet uit kreeg, [medeverdachte 1] geïnstrueerd over hoe hij de granaat moest gebruiken. Na deze instructie heeft de verdachte [medeverdachte 1] weer teruggestuurd naar de woning waarna er een explosie heeft plaatsgevonden. Vervolgens zijn zij samen weer naar Belfeld teruggereden. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte dermate nauw en bewust met [medeverdachte 1] heeft samengewerkt, gericht op het voltooien van het (gezamenlijk) uitvoeren van het delict dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake was van medeplegen.
Ten aanzien van de vraag of er levensgevaar te duchten was, heeft de verdediging bepleit dat uit geen enkel stuk in het dossier blijkt dat de verdachte op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van personen in de woning. Voorts volgt uit geen enkel stuk dat de verdachte weet zou hebben gehad van wat er exact ging gebeuren. Om te kunnen spreken van levensgevaar danwel gevaar op zwaar lichamelijk letsel, moet dit gevaar ‘naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest’. De enkele nabijheid van personen is daarvoor onvoldoende, aldus de verdediging.
Het hof stelt voorop dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners te duchten was. Het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Het is niet van belang wat de verdachte zelf heeft voorzien. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de ontploffing teweeg is gebracht voor het woonkamerraam van een woning net na middernacht. Twee van de bewoners van de woning bevonden zich vlak achter het raam waar de scherfgranaat tot ontploffing is gebracht. Een van de bewoners is door de klap met kracht tegen de grond geblazen. De scherven van de granaat als ook het glas van de ruit zijn tot in de woonkamer doorgedrongen.
De ontploffing is teweeg gebracht met een scherfgranaat waarvan de medeverdachte in eerste instantie de pin niet verwijderd kreeg. Deze medeverdachte is teruggelopen naar de verdachte, die de juiste instructies heeft gegeven zodat de pin alsnog verwijderd kon worden en de aanslag gepleegd kon worden. Aan de stelling van de verdediging dat de verdachte geen weet heeft gehad van wat er exact ging gebeuren gaat het hof dan ook voorbij.
Alles in onderling verband en samenhang gezien is het hof van oordeel dat het onder feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Tenlastegelegde onder feit 5
In de nacht van 2 september 2018 omstreeks 03.35 uur is een Mercedes met het kenteken [kenteken 2] die geparkeerd stond voor de woning aan de [straat 7] te Leende in brand gestoken. Uit een krantenbericht volgt dat de bewoonster van de woning via de achterzijde de woning moest verlaten omdat de vlammen tegen het voorraam sloegen. De brandweer heeft niet kunnen voorkomen dat de brand oversloeg naar de woning. Ook de ramen, de voordeur en de dakgoot zijn verbrand.
Uit de opnames van het huisje 57 van [vakantiepark] van 1 en 2 september 2018 volgt dat op 2 september 2018 om 01:53 uur een witte Mercedes Vito (
hierna: Vito)in beeld komt en bij de woning parkeert. Om 02:12 uur komen minimaal twee personen naar buiten en lopen richting de Vito, waarna de Vito uit beeld is.
Op 30 september 2018 is [medeverdachte 1] aangehouden als bestuurder en enige inzittende in een Witte Mercedes Vito voorzien van het [kenteken 5] . Bij onderzoek naar de bus is een navigatiesysteem van TomTom uitgelezen en zijn de trip-logs overgedragen. Uit de triplogs is af te leiden dat de Vito op 2 september 2018 de navolgende route heeft afgelegd: richting Venlo (02:36 uur), A-67 richting Eindhoven (02:38 uur), Afrit Geldrop (03:12 uur), Geldrop [straat 8] (03:16 uur), via [straat 9] richting Heeze (03:17 uur), Heeze (03:21 uur), Leende (03:26 uur) en [straat 7] Leende (03:27 uur). Hierna keert de Mercedes Vito terug naar [vakantiepark] in Belfeld (06:44 uur).
Op 2 september 2018 omstreeks 03:36 uur komt bij de politie de melding binnen van een autobrand vlak bij een woning op het adres [straat 7] te Leende. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de Vito in de buurt van de plaats delict heeft gestaan en aldus de dader(s) van de brandstichting naar de plaats delict heeft vervoerd.
Het [telefoonnummer 2] , toebehorend aan de verdachte, straalt op 2 september 2018 -nadat hij om 02:19 uur is aangestraald bij een mast te Belfeld richting [vakantiepark] opvolgend de masten aan waaruit het vermoeden bestaat dat hij vanuit Venlo de A67 heeft gevolgd tot bij Lierop, en vervolgens zendmasten in Leende (03:23 uur) en Heeze (03:24 uur). De laatste twee masten hebben een zendrichting waar de plaats delict, [straat 7] te Leende, is gelegen. Na het tijdstip van het plegen van het delict straalt het telefoonnummer tussen 03:38 uur en 03:49 uur masten zuidelijk in Geldrop aan, nabij de A67, voordat het om 04:08 uur een mast in Oirschot aanstraalt. De beschikbare triploggegevens van de Vito laten ook eenzelfde route naar de plaats delict zien. Daarna gaat het [telefoonnummer 2] richting [vakantiepark] en straalt om 06.47 uur een zendmast aan richting dat vakantiepark.
Eerder heeft het hof vastgesteld dat het [telefoonnummer 2] toebehoort aan de verdachte. Het hof verwijst naar hetgeen hieromtrent hierboven op pagina 15 is overwogen. Het verweer van de verdediging dat het nummer niet aan de verdachte kan worden toegeschreven omdat [ex-vriendin 1] niet heeft kunnen verklaren of de verdachte op het moment van het telefoongesprek wel of niet met anderen in de auto zat onderweg naar ’s-Hertogenbosch, schuift het hof gelet op het hiervoor overwogene ter zijde. Het hof gaat er dan ook van uit dat het [telefoonnummer 2] , zijnde het nummer van de verdachte, ten tijde van het delict in de nabijheid is geweest van de plaats delict en daar vanuit Belfeld met de Mercedes Vito naartoe en van weg is gereden.
Het verweer van de verdediging dat [medeverdachte 1] enkel heeft verklaard dat hij met een ander op pad is gegaan om de brandstichting te plegen en dat zulks geen aanleiding is om de verdachte als betrokkene aan te merken, schuift het hof gelet op de OVC gesprekken, de observaties, de triploggegevens en de mastgegevens in onderling verband en samenhang beschouwd, eveneens terzijde.
Uit die OVC-gesprekken van het huisje 57 in [vakantiepark] van 2 september 2018 volgt volgens het hof immers dat de verdachte op de hoogte is geweest van de brandstichting en aldaar als medepleger een bijdrage aan heeft geleverd. In de OVC-gesprekken van 02:06:52 uur blijkt namelijk dat de verdachte zegt ‘
Hij zei er hoeft geen bommetje naar binnen. Hij zei: doe alleen maar ehh… de auto aansteken en de raam eruit gooien’. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte op de hoogte was van hetgeen moest gaan gebeuren. Het verweer van de verdediging dat de verdachte wellicht weet heeft gehad van het plan om een auto in brand te steken, maar dat hij daar verder geen enkele betrokkenheid bij heeft gehad, verwerpt het hof. Uit de OVC gesprekken maakt het hof niet alleen op dat de verdachte degene was die van een derde de opdracht kreeg wat er moest gaan gebeuren, maar ook dat de verdachte dit communiceerde met [medeverdachte 1] die vervolgens aangaf dat hij het begreep. De verdachte zei in dit kader tevens dat er genoeg benzine was. Vervolgens is de verdachte met [medeverdachte 1] in de Vito naar de woning in Leende gereden waar de opdracht is uitgevoerd.
Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte de opdracht (van een derde) aan [medeverdachte 1] heeft doorgegeven en vervolgens ter uitvoering daarvan met [medeverdachte 1] en de benodigde benzine naar de plaats delict is gereden, waar de opdracht volgens plan ten uitvoer is gebracht. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte – bij gebrek aan contra-indicaties – bij de onderhavige opzettelijke brandstichting nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] . Dat de verdachte later die dag aan [medeverdachte 1] vroeg “
Was dat een rieten kap”, ziet het hof niet als een contra-indicatie. De verdachte kan in de buurt op [medeverdachte 1] hebben gewacht of ter plaatse niet goed hebben opgelet.
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat van de brandstichting van de auto gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor respectievelijk het nabijgelegen perceel en de bewoonster daarvan. De auto stond immers zeer dicht op de woning en aan de woning hingen stoffen markiezen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvormen was het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat de brand van de auto zou overslaan op de woning, hetgeen ook is gebeurd. Gelet op het tijdstip van de brandstichting was naar algemene ervaringsregels ook voorzienbaar dat er voor de (slapende) bewoonster gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De bewoonster heeft ternauwernood het pand via de achterzijde kunnen verlaten .
Het hof is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder feit 5 tenlastegelegde samen met [medeverdachte 1] heeft gepleegd.
Tenlastegelegde onder feit 6 en 7
13 september 2018
Op 13 september 2018 is er bij de woning aan de [straat 10] te Oss brandschade aangetroffen. Het vermoeden is dat er geprobeerd is om de woning in brand te steken. Op het moment van de poging tot brandstichting was de bewoner in het huis aanwezig.
Uit de opgenomen OVC-gesprekken leidt het hof het volgende af. Op 12 september 2018 om 22:43:45 uur en om 23:04:09 vinden er gesprekken plaats tussen de verdachte en [medeverdachte 1] . In dit gesprek gaat het over het vullen van jerrycans. Verder zegt [medeverdachte 1] in het gesprek ‘
weet je wat ik dan ga doen?… onder de dakpannen en dan alles naar binnen’, hierop reageert de verdachte met ‘
ja, kijk maar ga het je laten zien’.In het tweede gesprek vraagt [medeverdachte 1] aan de verdachte wat er precies moet gebeuren, waarop de verdachte zegt dat hij dat dadelijk allemaal zal vertellen. Verder zegt de verdachte
‘Pak maar gewoon genoeg twee volle jerrycans is genoeg’ en ‘maar wat denk je als je deze … naar binnen gooit, als je het raam eruit gooit en je gooit deze twee van deze naar binnen’.Hierop reageert [medeverdachte 1] met ‘
weet je waar ik aan zit te denken (onverstaanbaar) want loopt in de wanden alles, maar hoe is dat huisje ingericht’.De verdachte vraagt vervolgens
‘je kan mooi via de achterkant komen, precies hierop de hoek Heb je beetje een gevoel waar het is.’
Aldus legt de verdachte aan [medeverdachte 1] uit wat hij, [medeverdachte 1] , nodig heeft voor de brandstichting, hoe hij dat moet doen en hoe hij bij de plek moet komen, waardoor het voor [medeverdachte 1] mogelijk was op 13 september te pogen brand te stichten aan de woning gelegen aan de [straat 10] te Oss. Dat hier sprake was van de door de verdachte/de verdediging geopperde alternatieve situatie dat de verdachte van [medeverdachte 1] had gehoord dat deze een leegstaand pand in brand wilde steken waarvan personen de grond wilden kopen en dat de verdachte [medeverdachte 1] vervolgens heeft geadviseerd, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
Gelet op het vorenstaande in samenhang met de overige bewijsmiddelen acht het hof het onder feit 6 tenlastegelegde dan ook bewezen.
16 september 2018
Op 16 september 2018 omstreeks 05:26 uur komt er bij de meldkamer van de politie de melding door dat er een woningbrand gaande was op de [straat 10] te Oss. Uit de verklaring van wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3] is op te maken dat [benadeelde partij/slachtoffer 3] op enig moment plotseling wakker werd van een luide knal en glasgerinkel. [benadeelde partij/slachtoffer 3] schoot overeind en keek naar buiten. Hij zag dat er een jonge man voor zijn woonkamerraam stond en iets in zijn woonkamer gooide waarna er een felle brand ontstond in zijn woonkamer. Gelet op de ligging van de slaapkamer ten opzichte van de woonkamer was het voor [benadeelde partij/slachtoffer 3] niet mogelijk om zijn woning op de gebruikelijke wijze te verlaten. [benadeelde partij/slachtoffer 3] is door het raam van zijn slaapkamer geklommen waardoor hij ternauwernood aan de dood kon ontsnappen. Als gevolg van de woningbrand zijn twee van de honden van [benadeelde partij/slachtoffer 3] komen te overlijden. [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft de politie een signalement gegeven van de man die voor zijn woning stond. De man was 1.80 à 1.85 meter lang, had brede schouders en zwart gekleurd haar met een slag. De verbalisanten hebben gerelateerd dat het signalement van [medeverdachte 2] qua lengte, postuur en haardracht overeenkomt met de door [benadeelde partij/slachtoffer 3] gegeven signalement.
Na de brand is er een onderzoek ingesteld. Daar bleek dat er in de woonkamer brandbaar materiaal was gegooid waardoor de gehele woning is uitgebrand.
Uit de telecommunicatieanalyse volgt dat de telefoon van [medeverdachte 2] , met [telefoonnummer 4] , op 16 september 2018 samen met de telefoons van de verdachte en [medeverdachte 1] tot omstreeks 02.00 uur aanstralen nabij Roermond en daarna Belfeld. Omstreeks 03:40 uur verlaten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] Belfeld en gaan ze richting Nijmegen waarna ze vervolgens richting Oss rijden alwaar ze twee zendmasten aanstralen om 04.27 uur en 04.29 uur. Omstreeks 05.10 uur vindt de brandstichting plaats en te 05.33 uur straalde het nummer van [medeverdachte 2] een zendmast in Oss aan in de richting van onder andere de plaats delict. Hierna gaat het telefoonnummer van [medeverdachte 2] weer terug naar Belfeld (aanstraling 06.40 uur). De telefoon van [medeverdachte 1] wordt kort na het delict aangetroffen bij de woning aan de [straat 10] .
Op de camerabeelden van het huisje 57 van [vakantiepark] is waargenomen dat op 16 september 2018 om 02:42:18 uur [medeverdachte 2] naar buiten komt en naar de Vito toeloopt. Om 02:44:18 uur gaat [medeverdachte 2] weer naar binnen. Om 03:23:00 uur komt [medeverdachte 1] naar buiten en loopt naar de Vito. Hij zet twee, mogelijk drie, flesjes op het dak van de Vito aan de passagierszijde, waarna hij terug naar het huisje loopt. Om 03:27:59 uur opent [medeverdachte 1] de portier aan de bestuurderszijde en zet een tas in de auto. Om 03:28:15 uur staat de verdachte in de deuropening van het chalet. [medeverdachte 1] staat bij de schuifdeur van de Vito aan de passagierszijde. [medeverdachte 2] loopt naar die schuifdeur en draagt een voorwerp in zijn rechterhand. Om 03:29:10 pakt [medeverdachte 1] een flesje van het dak en loopt hij recht uit beeld. Om 03:33:56 uur stapt [medeverdachte 2] in bij de bijrijderszijde en om 03:36:59 stapt [medeverdachte 1] in bij de bestuurderskant waarna de auto wegrijdt. Om 06:38:05 uur komt de Vito terug bij het huisje. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stappen uit. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] op dit moment geen jas meer bij zich heeft.
[medeverdachte 1] heeft in het verhoor van 10 oktober 2018 bij de politie verklaard dat hij met [medeverdachte 2] naar de [straat 10] te Oss is gegaan. Volgens [medeverdachte 1] zou het [medeverdachte 2] zijn geweest die dingen tegen de woning heeft gegooid. Het hof acht de verklaring van [medeverdachte 1] , te weten dat hij met [medeverdachte 2] naar de [straat 10] is gegaan, betrouwbaar. [medeverdachte 2] past niet alleen in het signalement zoals deze door [benadeelde partij/slachtoffer 3] is gegeven, maar ook zijn telefoon reist net als die van [medeverdachte 1] naar de plaats delict en op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] ca anderhalf uur voor de brandstichting samen met [medeverdachte 1] in Belfeld in de auto stapt en wegrijdt en ca anderhalf uur na de brandstichting weer samen met [medeverdachte 1] in Belfeld terugkomt.
Uit het OVC-gesprek van 13 september 2018 om 07:58:09 uur kan worden afgeleid dat de brandstichting in de nacht van 13 september 2018 niet volgens plan is verlopen. Hierna volgt er om 13:14:43 uur een gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 2] waaruit is af te leiden dat er gedacht wordt aan een nieuwe brandstichting met een ontploffing. De verdachte zegt namelijk tegen [medeverdachte 2] ‘
But tonight is explosion ha. First this one with the paper, this stone, and this BOEM, you know!’.Om 16:03:03 uur volgt er een gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] . De verdachte zegt daarbij ‘
er was helemaal niets te zien hé, bij dat huis’en
‘we bonken vanavond dat raam eruit, gewoon daar binnen’. [medeverdachte 1] onderbreekt op dat moment de verdachte met de woorden ‘
er zaten mensen binnen hé’,waarop de verdachte reageert ‘
en dan een bommetje erbij’. Gelet op de opmerking van [medeverdachte 1] dat er mensen binnen zaten, is het hof van oordeel dat voorafgaande aan de tweede brandstichting voor de verdachte en [medeverdachte 1] duidelijk was dat het niet ging om een verlaten woning maar om een woning waarin mensen aanwezig waren. Uiteindelijk heeft er op 13 september 2018 niet nog een poging plaatsgevonden.
Op 15 september 2018, een dag voor de tweede aanslag op de [straat 10] te Oss, om 16:36:12 uur vindt er een gesprek plaats tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , hierbij gaat het onder andere over de mislukte brandstichting, maar gaat het ook over het gebruik van een Molotov cocktail en hoe deze gemaakt moeten worden. Anders dan door de verdediging betoogd, is het hof van oordeel dat er geen sprake is van meepraten door de verdachte, maar worden er gerichte opdrachten en inlichtingen gegeven over het maken van de Molotov en hoe er brand moet worden gesticht. Zo zegt de verdachte ‘
gewoon 2 moletofs er tegen aan (…) gewoon echt alles uit de kast halen, gewoon van die glazen flessen (…) flappen erin, en dan, als hij erin kan, jij aan de andere kant en dan gewoon een steen door de raam, steen door de raam en naar binnen’.
Kort voor de aanslag op de woning aan de [straat 10] zijn er nog een aantal gesprekken die gaan over de brandstichting. Op 16 september 2018 om 03:05:04 uur is er een gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , op de achtergrond wordt Roemeens gesproken. In dit gesprek zegt de verdachte dat het
‘het beste gewoon effe met zijn tweeën’moeten doen en legt hij aan [medeverdachte 1] uit hoe het werkt:
‘dat is toch heel simpel? Gewoon uuh dinge erin doen. Gewoon papier erin doen’. Tevens heeft de verdachte gezegd dat het ‘
allemaal schoon moet zijn, anders zit DNA erop, snap je? En hij brandt niet goed af. Je moet gewoon een rol nieuw wc-papier meenemen. Als je daar bent, dop er af halen, doppen in je zak doen van die flessen. Papier erin stoppen en dan aansteken, kijk, je moet gewoon zo doen’.
Het verweer van de verdediging dat hier verschillende gesprekken door elkaar lopen en het hierbij gaat om drugs en het testen daarvan met wc-papier acht het hof niet aannemelijk geworden. Uit de OVC-gesprekken is weliswaar op te maken dat de verdachte zich ook bezig hield met drugs, hierover praat hij namelijk met de Roemenen in het Engels, maar de hiervoor aangehaalde passage kan volgens het hof niet anders geïnterpreteerd worden dan dat het ziet op het laten ontploffen van een Molotov cocktail.
Later om 03:10:05 uur vraagt [medeverdachte 1] aan verdachte of hij een filmpje moet maken waarop de verdachte reageert dat dit kan. Om 03:12:36 uur vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] of hij ook een bommetje wil meenemen dan, waarop [medeverdachte 1] reageert ja doen we. De verdachte vraagt ditzelfde daarna ook in het Engels aan [medeverdachte 2] . Vervolgens legt de verdachte in het Engels uit hoe met de bom moet worden omgegaan. Zo zegt de verdachte dat de bom met
‘two hands’moet worden vastgehouden en ‘
stone and inside’.Vervolgens legt de verdachte in het Nederlands en in het Engels uit waar geparkeerd moet worden en waar er camera’s zijn. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte inlichtingen heeft gegeven over waar ze moesten zijn, hoe ze de brand moesten stichten en hoe de Molotov gehanteerd moest worden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vervolgens om 03:36:59 uur met de Vito vanaf Belfeld zijn vertrokken en circa anderhalf uur later een brandbom in de woonkamer van de door [benadeelde partij/slachtoffer 3] bewoonde woning in Oss hebben gegooid. De aard en de hoeveelheid van de brandversnellende middelen die bij deze brandstichting zijn gebruikt, waren zodanig dat de brand zeer snel om zich heen kon grijpen. Het opzet van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was dus overduidelijk gericht op het tot stand brengen van een brand in de woning waarbij het de bedoeling was om in de woning een explosie teweeg te brengen. Uit niets is aannemelijk geworden dat gecontroleerd is of [benadeelde partij/slachtoffer 3] op het moment van de brandstichting in de woning aanwezig was, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat bewoners de nacht doorgaans in hun eigen woning doorbrengen. [medeverdachte 1] had na de eerste poging op 13 september 2018 zelfs tegen de verdachte gezegd dat er mensen binnen waren. Het hof leidt hieruit af dat zo de verdachte en zijn medeverdachten de aanwezigheid van een of meer bewoners op de 16de al niet verwachtten, zij in ieder geval de aanmerkelijke kans daarop op de koop hebben toegenomen. Verder hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich niet bekommerd om de vraag of [benadeelde partij/slachtoffer 3] voldoende tijd zou hebben om zijn woning ongeschonden te verlaten. Het hof is gelet op het voorgaande met de rechtbank van oordeel dat er tenminste een aanmerkelijke kans bestond dat [benadeelde partij/slachtoffer 3] de brandstichting niet zou overleven en dat de verdachte en zijn medeverdachten die aanmerkelijke kans op de dood van [benadeelde partij/slachtoffer 3] bewust hebben aanvaard.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen is het hof voorts van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten het plan hadden een brandbom in de woonkamer van [benadeelde partij/slachtoffer 3] te gooien. De verdachte en zijn medeverdachten hebben deze brandstichting samen gepland en voorbereid. Vanaf dat moment zijn er door de verdachte en zijn medeverdachten beslissingen genomen die gericht zijn geweest op de uitvoering van dat plan. Gedurende al die tijd hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich kunnen beraden op het genomen besluit en hebben zij de gelegenheid gehad om na te denken over de betekening en de gevolgen van hun plan en zich daarvan rekenschap gegeven. Zelfs nadat de door de verdachte en [medeverdachte 1] geplande eerdere brandstichting aan de woning van [benadeelde partij/slachtoffer 3] op 13 september 2018 was mislukt en zij wisten dat er mensen aanwezig waren, hebben zij volhard in hun plan om in die woning brand te stichten, daarvoor nieuwe voorbereidingen getroffen en hebben zij, nu samen met [medeverdachte 2] , op 16 september 2018 een nieuwe – geslaagde – poging gepland en uitgevoerd.
Het hof is van oordeel dat uit het handelen van de verdachte en de medeverdachten van kalm beraad en rustig overleg blijkt. Dat sprake zou zijn van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin zij zouden hebben gehandeld is gesteld noch gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachten raad in de weg staan.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte door het geven van inlichtingen medeplichtig is aan het medeplegen van poging tot moord zoals dit onder feit 7 is bewezenverklaard.
Tenlastegelegde onder feit 8
In de nacht van 29 september 2018 is er omstreeks 03.00 uur bij de woning aan de [straat 4] in Eindhoven een raam vernield. Door deze klap zijn de bewoners van de woning wakker geworden. Nadat zij hadden geconstateerd dat het raam kapot was, zijn ze weer gaan slapen. Omstreeks 05.00 uur is de ruit van de voordeur ingegooid en is er een anti-personeelsgranaat naar binnen gegooid, welke in de hal tot ontploffing is gekomen. [getuige 1] heeft verklaard dat hij omstreeks 05:45 uur en 05:50 uur tijdens het uitlaten van zijn hond twee onbekende mannen zag lopen. Eén van deze mannen had een grote sloophamer bij zich. Hij zag de mannen verdwijnen en hoorde een schuifdeur dichtslaan. [getuige 1] heeft een signalement gegeven van de auto (witte Mercedes Vito, Nederlands kenteken, met achterklep zonder deur en ruit) en van de onbekende mannen (NN1 1.80-1.85 meter, donkere kleding met een sloophamer en NN2 1.80-1.85 meter, mager, grote neus, Noord-Afrikaans getinte huid).
Op de beugel van de in de woning gegooide granaat is DNA aangetroffen die een match oplevert met het DNA van [medeverdachte 1] .
Op 6 oktober 2018 is [medeverdachte 1] als verdachte aangehouden. Op het moment van zijn aanhouding trad hij op als bestuurder van een witte Mercedes Vito (
hierna: Vito)voorzien van [kenteken 5] . De Vito voldeed aan de omschrijving zoals die door [getuige 1] was gegeven. In de laadruimte van deze Vito werd een mokerhamer aangetroffen die voor nader onderzoek in beslag is genomen. Op de mokerhamer is biologisch sporenonderzoek gedaan en hierbij is een match gevonden met het DNA-(hoofd)profiel van [medeverdachte 2] . Voorts zijn de in de moker aangetroffen glassporen vergeleken met het glas op de plaats delict (glasmonster uit sponning voordeur). Uit het onderzoek is gebleken dat het veel waarschijnlijker is dat de onderzochte glassporen op de hamer afkomstig zijn van het referentieglas, dan wanneer alle glasdeeltjes afkomstig zijn van een willekeurige andere ruit. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de moker is gebruikt voor het inslaan van de ruit op de plaats delict.
Op de camerabeelden van het huisje 57 van [vakantiepark] te Belfeld is te zien dat op 29 september 2018 om 00:32:32 uur een persoon met het postuur van verdachte naar buiten komt en uit beeld verdwijnt. Hierna verschijnt de Vito in beeld. [medeverdachte 2] komt naar buiten en stapt aan de passagierszijde van de Vito in. Ook [medeverdachte 1] verlaat de bungalow en stapt in aan de passagierszijde. Hierna rijdt de Vito weg. Om 03:49:07 uur komen de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in beeld en lopen naar het huisje. Om 04:24:00 uur komt [medeverdachte 2] naar buiten en loopt rechts uit beeld. Drie minuten later komen de verdachte en [medeverdachte 1] ook naar buiten en lopen rechts uit beeld. Allen zijn in het donker gekleed. Om 06:49:27 uur komen [medeverdachte 1] en de verdachte terug bij de woning. Kort daarop volgt ook [medeverdachte 2] .
Uit de triploggegevens van de TomTom van de Vito is de volgende afgelegde route te herleiden van die Vito op 29 september 2018; A73 noordelijke richting (00:33:31 uur), parkeerplaats van [tankstation] ter hoogte van Horst (00:51:10 uur), N324 te Grave (01:13:32 uur), Herpen (01:23:32 uur), [straat 11] te Oss (01:31:37 tot 01:49:52 uur), A50 nabij Uden (01:59:52), [straat 12] te Eindhoven (02:19:48 uur) en kruising [straat 13] en [straat 14] te Eindhoven (02:46:20 uur). De laatste stopplaats is ongeveer 450 meter lopen van de plaats delict op de [straat 4] te Eindhoven. Hierna vertrekt de auto om 02:58:54 weer richting Belfeld waar de auto om 03:49:17 weer op [vakantiepark] aanwezig is.
Om 04:38:18 uur komt er weer beweging in het baken over de A73 waarna de route zich vervolgt naar Stevensbeek (04:58:18 uur), N272 nabij Oploo in de richting van Gemert (05:08:18 uur), Gemert (05:18:18 uur), Nuenen (05:28:18 uur), [straat 16] Eindhoven (05:38:18 uur), [straat 17] Eindhoven (05:48:18 uur) en [straat 18] te Eindhoven (05:54:06 uur). Vanaf deze plaats is het 750 meter lopen naar de plaats delict. Om 05:58:18 uur komt het baken weer in beweging waar het om 06:48:14 uur weer op [vakantiepark] bevindt.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de Mercedes Vito met [kenteken 5] ten tijde van de twee incidenten op de [straat 4] in de dichte nabijheid van de plaats delict bevond. Voorts is het hof van oordeel dat uit de beelden volgt dat de verdachte beide keren samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de Vito is vertrokken en weer gezamenlijk teruggekeerd bij [vakantiepark] .
Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 2] met [telefoonnummer 5] tussen 02:34 uur en 02:47 uur uit staat. De telefoon van de verdachte met [telefoonnummer 2] straalt tussen 00:06 uur en 00:41 uur een zendmast in Belfeld aan. Hierna straalt het nummer van de verdachte een mast aan in Boxmeer (01:01 uur), A73 tussen Boxmeer en Cuijk (01:03 uur), N324 te Grave (01:13 uur), Ravenstein (01:19 uur), Paalgraven (01:26 uur), Nistelrode (01:57 uur), Uden (01:59 uur) en Son (02:07 uur). Eenmaal terug in Belfeld (03:49 uur) wordt het nummer van [medeverdachte 2] weer actief in gebruik genomen.
Om 02.11 uur is er een ANPR-hit op het [kenteken 5] bij de [straat 15] te Eindhoven en om 02:56 uur wordt een raam van de woning aan de [straat 4] te Eindhoven vernield. Gelet op de verplaatsingen van de telefoon van de verdachte is het hof van oordeel dat de verdachte aanwezig is geweest dan wel in de buurt heeft gestaan toen het raam van de woning werd ingeslagen.
Uit de OVC-gesprekken is af te leiden dat de verdachte op 29 september 2018 om 04:17:51 zegt dat ze snel moeten rijden omdat [voornaam] ze tegemoet komt rijden en naar de benzinepomp in Boxmeer komt. In het Engels zegt de verdachte
‘my cousin come this way to bring a big hammer. Moker’.Om 04:20:13 uur zegt de verdachte dat met ‘
een moker moet je hem honderdduizend procent eruit slaan’.Verder legt de verdachte uit hoe [medeverdachte 1] moet lopen en waar hij ergens zal staan zodat [medeverdachte 1] weet waar hij moet zijn om weer weg te kunnen komen, en dat ‘
we gewoon ergens hier naar toe rijden dan gooi ik jullie eruit. Snap je wat ik bedoel?’. Deze uitleg geeft de verdachte vervolgens ook in het Engels aan [medeverdachte 2] . Om 04:23:00 uur zegt de verdachte dat gezegd is dat het glas van de deur normaal glas is en dat het met de moker eruit moet komen. De verdachte zegt vervolgens dat ‘
hij zegt dat’als ze nu teruggaan ze dubbel betaald zullen krijgen. Wederom wordt hierna gezegd dat ze moeten gaan omdat [voornaam] al onderweg is.
Op 29 september 2018 straalt het telefoonnummer van [voornaam] om 03:32 uur een mast te Oss aan, waarna hij om 04:30 uur een mast in Schaijk aanstraalt in een gebied waar knooppunt Paalgraven zich bevindt. Hierna zie je een verplaatsing richting Nijmegen en dan zuidwaarts richting Boxmeer. De Vito is om 04:58 uur op de A73 net voor de afrit Boxmeer en de verdachte straalde kort hiervoor om 04:56 uur een mast aan te Vierlingsbeek richting de A73. [voornaam] straalt tussen 04:58 uur en 05:02 uur een zendmast te Boxmeer aan binnen het bereik van de A73 met de afrit Boxmeer, waarna hij weer richting Oss gaat. De Vito gaat, zoals hierboven weergegeven, verder naar Eindhoven. Om 05:32 uur straalt het nummer van de verdachte een mast aan bij binnenkomst te Eindhoven uit de richting van Nuenen. Om 06:38 uur straalt het nummer van de verdachte weer een mast in Venlo aan.
Gelet op de reisbewegingen van de telefoonnummers van de verdachte en van [voornaam] is het hof van oordeel dat de verdachte met ‘ [voornaam] ’ en ‘my cousin’ [naam 2] heeft bedoeld en dat deze [naam 2] op het benzinestation te Boxmeer de moker heeft overhandigd aan de verdachte en zijn medeverdachten.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is meegegaan om auto’s te stelen. Toen ze onderweg waren, kreeg [medeverdachte 1] de opdracht om ergens een ruit in te gooien. De verdachte is meegegaan en in de auto blijven zitten. Pas later zou [medeverdachte 1] de opdracht hebben gekregen dat er meer moest gebeuren. Volgens de verdediging wilde de verdachte op het moment dat hij dit hoorde er niets meer mee te maken hebben en heeft hij zich uit de auto laten zetten. Dit alles is volgens de verdediging ook te herleiden uit de OVC-gesprekken.
Het hof is van oordeel dat deze alternatieve lezing van de verdachte wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Uit de reisbewegingen van de auto en die van de telefoon van de verdachte is op te maken dat de verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tot twee keer toe met de Mercedes Vito vanaf Belfeld naar de omgeving van de plaats delict is gereden. Uit niets blijkt dat de verdachte zich op enig moment uit de auto heeft laten zetten en/of zich heeft gedistantieerd. Integendeel: [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het al bij het eerste incident op de plaats delict duidelijk was dat er een bommetje gegooid moest worden, hij had deze bom zelfs al de eerste keer dat ze naar Eindhoven reden in de auto liggen. Voorts blijkt uit de OVC-gesprekken dat de verdachte wel degelijk wist wat het plan zou zijn en zelfs uitleg heeft gegeven over waar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar toe moesten gaan om na het gooien van het bommetje, weg te kunnen komen. Het is ook de verdachte geweest die na de eerste mislukte poging de ontmoeting met [voornaam] heeft geregeld om een moker te bemachtigen en er aldus voor te zorgen dat het plan daadwerkelijk goed uitgevoerd kon worden. Daarbij heeft de verdachte – kennelijk namens de uiteindelijke opdrachtgever, een “hij” – bovendien gesproken over een dubbele betaling aan de uitvoerders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het doen van een nieuwe poging. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het plegen van dit feit op zodanige nauwe en bewuste wijze hebben samengewerkt en dat de bijdrage van elk van hen aan dit feit van zodanig gewicht is geweest dat zij als medeplegers van deze aanslag kunnen worden aangemerkt.
Volgens de verdediging blijkt uit de OVC-gesprekken duidelijk dat de verdachte geen opzet en geen voorbedachte raad heeft gehad op het doden van de bewoners.
Het hof verwerpt deze verweren. Uit onderzoek is komen vast te staan dat door de verdachte en de medeverdachten tezamen en in vereniging midden in de nacht een anti-personeelsgranaat in de hal van de woning is gegooid. Deze granaat is ontworpen om bij ontploffing door uitgeworpen stalen kogeltjes personen te doden c.q. te verwonden. De stalen kogeltjes worden geacht binnen een gebied met een straal van twaalf tot achttien meter rond het punt van ontploffing op personen een dodelijke uitwerking te hebben en binnen een straal van 30 tot 54 meter personen zwaar te kunnen verwonden. Als zich personen in het trapgat of de hal hadden bevonden ten tijde van de ontploffing, dan was de kans op dodelijke slachtoffers naar het oordeel van het hof zonder meer aanmerkelijk. Handgranaten van het type M75 hebben volgens opgave een vertraging (delay) van 3 tot 4,5 seconden. Om de granaat tot ontploffing te brengen, wordt eerst de veiligheidspin verwijderd waarbij de slagpinbeugel tegen de granaatmantel wordt gedrukt. Nadat de granaat vervolgens wordt weggeworpen, springt de beugel onder werking van de slagpinveer los en begint de vertragingstijd (af) te tellen waarna de granaat tot ontploffing komt. Uit de verklaringen van aangevers [benadeelde partij/slachtoffer 4] en [naam 1] blijkt dat zij, nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de eerste keer hadden geprobeerd een ruit in te slaan, heel licht sliepen en dat zij de rest van de nacht alert waren. Dit maakt dat het risico zeer realistisch was dat in de tijdspanne van het inslaan van het raam, het trekken van de veiligheidspin uit de granaat, het naar binnen werpen van de granaat door het kapotgeslagen raam en de vertragingstijd, een persoon vanaf de 1e etage op het lawaai zou reageren en zich op het moment van de ontploffing om polshoogte te nemen op de trap of in de hal zou bevinden.
Dit maakt dat op het moment dat de verdachte en zijn medeverdachten diezelfde nacht na een relatief kort tijdsbestek terugkeerden naar de woning om alsnog in de hal van de woning de handgranaat tot ontploffing te brengen, de aanmerkelijke kans bestond dat (een van) de bewoners van de woning op het glasgerinkel bij het tweede bezoek zouden reageren en door de verwoestende uitwerking van de ontploffende granaat dodelijk zou kunnen worden getroffen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm was het gedrag van de verdachte en zijn medeverdachten zozeer gericht op de levensberoving van de bewoners van het pand gelegen aan de [straat 4] te Eindhoven, dat het bij gebrek aan contra-indicaties niet anders kan zijn dan dat de verdachte en zijn medeverdachten de aanmerkelijk kans op dit gevolg willens en wetens hebben aanvaard. Op grond hiervan komt het hof met de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van die bewoners.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van het hof dat het plan om een explosief in de woning aan de [straat 4] te Eindhoven tot ontploffing te brengen, van tevoren door verdachte en zijn medeverdachten is gemaakt. Zij zijn vervolgens samen naar deze woning gegaan en de medeverdachten hebben in twee pogingen het plan uitgevoerd. Vanaf het moment dat de verdachte en zijn medeverdachten het plan hadden gemaakt, tot de geslaagde uitvoering daarvan bij de tweede poging, zijn diverse uren verstreken. Zij zijn in die uren teruggereden vanuit Eindhoven naar hun verblijfplaats in Belfeld en zijn vervolgens voor een tweede keer naar de woning gereden waarbij ze onderweg een krachtiger slagvoorwerp, een moker, hebben opgehaald om de ruit van de deur mee in te slaan. Uit de gesprekken tussen de verdachten volgt dat de ruit bij de tweede poging hoe dan ook kapot moest. In die tussenliggende periode is er sprake geweest van een reeks momenten waarop door de verdachte en zijn medeverdachten beslissingen zijn genomen die gericht zijn geweest op de uitvoering van het plan. Gedurende die tijd hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich kunnen beraden op het genomen besluit en hebben zij de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun plan en zich daarvan rekenschap kunnen geven. Zelfs nadat de eerste poging was mislukt, hebben de verdachte en zijn medeverdachten volhard in de uitvoering van het door hen gemaakt plan.
Het hof is van oordeel dat uit het handelen van de verdachte en de medeverdachten van kalm beraad en rustig overleg blijkt. Dat sprake zou zijn van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin zij zouden hebben gehandeld, is gesteld noch gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder 8 heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Het verweer wordt in alle onderdelen verworpen.
Voorwaardelijk verzoeken
De verdachte heeft recent op 17 mei 2023 een inhoudelijke verklaring afgelegd. Naar aanleiding van dit verhoor heeft de verdediging onderzoekswensen geformuleerd welke door het gerechtshof op de zitting van 5 juni 2023 zijn afgewezen nu de verklaring van de verdachte over de opdrachtgever door het hof onvoldoende concreet werd bevonden. De verdediging heeft bij pleidooi indien het hof de verklaring van de verdachte niet volgt een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan te weten – kort samengevat – het horen van [getuige 2] , het laten onderzoeken van een aantal aanknopingspunten ten aanzien van [naam 3] , het nagaan of [medeverdachte 1] is gecontroleerd in Nijmegen in een gehuurde auto of [naam 4] samen met [medeverdachte 1] is gecontroleerd door de politie.
Het hof wijst deze verzoeken af. In de eerste plaats omdat de verdachte in zijn verklaring van 17 mei 2023 louter spreekt van een vaag vermoeden dat de opdrachtgever van [medeverdachte 1] ene [naam 3] zou zijn geweest en dat [medeverdachte 1] alles deed om lid te kunnen worden van een motorclub. Dit vermoeden heeft [medeverdachte 1] overigens ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 juni 2023 als getuige weersproken door te verklaren geen [naam 3] te kennen, in die tijd geen lid te willen worden van een motorclub en niet over een motorrijbewijs te beschikken. Bovendien tonen de door het hof gebruikte bewijsmiddelen wettig en overtuigend de bewezenverklaarde betrokkenheid van de verdachte aan. Uit de bewijsmiddelen en het dossier is daarbij wel af te leiden dat
de verdachte zelfeen opdrachtgever heeft gehad die via de verdachte de verdachte en zijn mededader(s) aanstuurde. Het hof vermoedt op basis van de OVC-gesprekken dat dit ene [voornaam] is geweest. Dat doet niets af aan de strafbare rol van de verdachte in de bewezenverklaarde feiten. Het hof is dan ook van oordeel dat er geen noodzaak bestaat voor nader onderzoek naar de persoon [naam 3] voor de beantwoording van een van de vragen van artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Het horen van de door de verdediging verzochte getuige en de overige onderzoekswensen zien eveneens op het aantonen van het bestaan van [naam 3] en worden op dezelfde gronden afgewezen dan wel betreffen vragen die aan de gehoorde getuige [medeverdachte 1] zijn gesteld dan wel hadden kunnen worden gesteld.
Gelet op het voorgaande acht het hof het verzochte onderzoek niet noodzakelijk voor enig te nemen beslissing in deze zaak en wijst het verzoek daartoe af.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
en
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
en
medeplichtigheid van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Het onder 7 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot moord.
Het onder 8 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7 primair en 8 primair de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep ten aanzien van deze feiten gevorderd dat het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren.
De verdediging heeft matiging van de door de rechtbank opgelegde straf bepleit nu volgens de verdediging de rol van de verdachte niet gezien kan worden als die van opdrachtgever. Tevens heeft de verdediging bepleit de door de rechter opgelegde straf te matigen gelet op de nieuwe vi-regeling en de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof komt tot een andere strafoplegging dan de rechtbank en overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader(s) in een periode van zeven maanden schuldig gemaakt aan 4 feiten van opzettelijke brandstichting waarbij gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor een ander te duchten was dan wel de medeplichtigheid hieraan alsmede medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot moord en medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd. Hiertoe hebben de verdachte en zijn mededader(s) gebruik gemaakt van vuurwerkmortieren, brandbommen en handgranaten die in en bij de woningen van de slachtoffers zijn gegooid. Deze woningen stonden veelal in woonwijken en waren soms geschakeld met andere woningen waardoor er sprake is geweest van hele ernstige feiten die de samenleving ernstig hebben geschokt. Bij een groot deel van de feiten is de verdachte laf op de achtergrond gebleven en heeft hij de mededader(s) geïnstrueerd. Tot de ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte weinig tot geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat uit de OVC-gesprekken volgt dat er vrij gemakkelijk wordt gesproken over de nog te plegen of de reeds gepleegde feiten waarbij geen enkel besef bestaat voor de gevolgen voor de slachtoffers. Dat de slachtoffers en de nabestaanden van [benadeelde partij/slachtoffer 3] dit de verdachte kwalijk nemen, bleek wel op de terechtzitting in hoger beroep. Uit de vorderingen van de benadeelde partijen, de slachtofferverklaringen en de aangiftes volgt dat het handelen van de verdachte en zijn mededaders een zeer grote impact heeft gehad op de slachtoffers. Dat geldt voor alle slachtoffers, maar des te meer voor de slachtoffers waarbij een handgranaat is gebruikt of die, zoals [slachtoffer 6] en [benadeelde partij/slachtoffer 3] die via de achterdeur dan wel het raam naar buiten moesten vluchten terwijl hun woning in brand stond, waarbij [benadeelde partij/slachtoffer 3] twee van zijn vier honden niet meer kon redden. Uit de reacties in de media kan worden afgeleid dat de samenleving is geschokt door de wijze waarop met kennelijk gemak en grove middelen in een ogenschijnlijk parallelle wereld dergelijke aanslagen worden gepleegd. Dit besef lijkt op geen enkel moment bij de verdachte binnen te zijn gekomen.
De verdachte en zijn mededader(s) hebben zonder enig respect voor andermans leven of goederen gehandeld waarbij zij steeds weer bereid waren om op verzoek of in opdracht de veiligheid van de beoogde slachtoffers en hun naasten in gevaar te brengen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 maart 2023 waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot een strafvermindering.
Gelet op de aansturende rol van de verdachte en de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gesteld wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het hof zal tot een iets lichtere op te leggen straf komen dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat het hof de verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft vrijgesproken. Ondanks een mindere bewezenverklaring is het hof van oordeel dat uit het oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
Nieuwe vi-regeling
Voor de beoordeling van het verweer dat rekening gehouden moet worden met de nieuwe vi-regeling acht het hof het volgende van belang. Vóór de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen gold op grond van artikel 6:2:10, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dat een veroordeelde, die was veroordeeld tot een tijdelijke gevangenisstraf voor de duur van meer dan twee jaren, voorwaardelijk in vrijheid werd gesteld wanneer hij twee derde deel van deze straf had ondergaan. Sinds 1 juli 2021 geldt op grond van artikel 6:2:10, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dat de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, ongeacht de duur van de opgelegde tijdelijke gevangenisstraf, niet langer kan zijn dan twee jaren. Blijkens artikel IV van de wet tot wijziging van onder meer de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (Wet straffen en beschermen) is voorzien in overgangsrecht, inhoudende dat de nieuwe regeling slechts van toepassing is op alle veroordelingen tot een vrijheidsstraf die na de datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling worden uitgesproken, te weten 1 juli 2021.
Voorts stelt het hof vast dat het gebod dat de voor de verdachte meest gunstige bepaling moet worden toegepast niet geldt voor regels met betrekking tot de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties. Datzelfde heeft te gelden voor de wijziging van de duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling; ook dit betreft de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf en ziet niet op de strafbaarstelling of de strafbedreiging.
Het hof ziet dan ook geen reden om gelet op de nieuwe vi-regeling de op te leggen gevangenisstraf te matigen.
Redelijke termijn
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Op 5 oktober 2018 is de redelijke termijn aangevangen, aangezien de verdachte toen voor het eerst is verhoord en in verzekering is gesteld. De verdachte heeft gedurende het proces in eerste aanleg in voorlopige hechtenis gezeten. De rechtbank heeft op 26 november 2020 – en dus na een termijn van 16 maanden – vonnis gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg geschonden met bijna 10 maanden. Op 10 december 2020 is namens de verdachte hoger beroep is ingesteld. Het hof wijst heden – en daarmee buiten de termijn van 16 maanden na het instellen van het hoger beroep – arrest, waardoor de redelijke termijn is overschreden met 15 maanden.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Na verdiscontering van de overschrijding in eerste aanleg en in hoger beroep in de op te leggen straf ten faveure van de verdachte, komt het hof evenwel tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een blauwe jerrycan gevuld met benzine en een zwarte jerrycan, die aan de verdachte toebehoren, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezen geachte is begaan.
onttrekking aan het verkeer
De aan de verdachte toebehorende Aquarius telefoons, zijnde een PGP encro-telefoon, en de simkaarten welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit zijn aangetroffen, zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang en dit voorwerp kan dienen tot het voorbereiden van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
teruggave aan verdachte/rechthebbende
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een zwarte GSM met opdruk [bijnaam 1] en de zwarte Samsung dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende, nu niet kan worden vastgesteld dat daarmee strafbare feiten zijn begaan dan wel dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Daartoe zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldknip van het merk Yves Saint Laurent dient te worden teruggegeven aan de verdachte nu niet kan worden vastgesteld dat daarmee strafbare feiten zijn begaan dan wel dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 1]
De [benadeelde partij/slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 6.927,94 te vermeerderen met de wettelijke rente.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een vergoeding van de proceskosten verzocht van
€ 600,00 (2 punten x € 300,00).
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard nu de vordering na het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg is ontvangen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep haar vordering gehandhaafd en deze verminderd tot een bedrag van € 4.785,11.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de [benadeelde partij/slachtoffer 1] in haar vordering niet worden ontvangen.
De rechter dient ook in geval van vrijspraak een beslissing te nemen over de proceskosten, voor zover die kosten betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij. Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de proceskosten van de verdachte voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partijen. Door of namens de verdachte is niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten worden begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3]
De benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 59.156,00 te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering valt uiteen in de volgende posten:
a. € 39.156,00 verloren inboedel
b. € 20.000,00 immateriële schade
Voorts is als proceskosten een bedrag van € 53,30 gevorderd ten aanzien van de reiskosten naar het gerechtsgebouw en het gesprek met de officier van justitie.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering tot een bedrag van
€ 35.053,30 hoofdelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2018. In het overige deel van de vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij is hangende de zitting in eerste aanleg op 27 juli 2020 komen te overlijden.
De erven van de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3] hebben te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Oordeel hof
Het hof stelt allereerst vast dat de omstandigheid dat een benadeelde partij ten tijde van de op haar vordering te nemen beslissing is overleden aan toewijzing van de vordering niet in de weg staat, ook niet indien zij strekt tot vergoeding van immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3] als gevolg van het onder feit 7 bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Ad a.
De benadeelde partij heeft de schade aan de verloren inboedel onderbouwd door te verwijzen naar de inboedelwaardemeter. De inboedelwaardemeter gaat uit van de nieuwwaarde van de inboedel. Vaststaat dat de inboedel van de benadeelde partij niet nieuw was en dat de door [benadeelde partij/slachtoffer 3] bewoonde ruimtes waren beperkt tot een bijkeuken, woonkamer en een slaapkamer. Dit alles dient tot matiging van de gevorderde vergoeding voor de verloren gegane inboedel te leiden. Het hof schat de schade aan de inboedel naar billijkheid op € 7.500,-. In het overige deel van de vordering zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Ad b.
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade overweegt het hof als volgt. Immateriële schade komt in dit geval slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het ligt op de weg van de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval geestelijk letsel is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, waardoor kan worden gesproken van aantasting van de persoon op andere wijze.
In casu is er gepoogd om de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3] van het leven te beroven door een brandbom in de huurwoning van [benadeelde partij/slachtoffer 3] te gooien. Door de hevig uitslaande brand heeft [benadeelde partij/slachtoffer 3] via een raam in zijn slaapkamer de woning ternauwernood kunnen verlaten. Als gevolg van de uitslaande brand zijn twee van de honden van [benadeelde partij/slachtoffer 3] komen te overlijden. Uit de vordering blijkt dat gevolgen van deze aanslag voor [benadeelde partij/slachtoffer 3] enorm zijn geweest. Gelet op de aard en de ernst van de normschending neemt het hof hier aantasting in de persoon op andere wijze aan en schat het hof de immateriële schade naar billijkheid op € 15.000,00. Het overige deel van de vordering zal het hof afwijzen.
resumé
Het hof zal toewijzen:
a. € 7.500,00
b. € 15.000,00
Het hof zal afwijzen een bedrag van € 5.000,00 aan overige immateriële schade.
De bewezenverklaarde handelingen, in vereniging gepleegd, zijn naar het oordeel van het hof te kwalificeren als een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij waardoor schade is geleden. De causaliteit tussen het bewezenverklaarde handelen en de gestelde schade is daarmee gegeven. Aldus zijn de verdachte en zijn mededaders daarvoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 22.500,00 schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente. De aanvangsdatum van de wettelijke rente wordt bepaald op 16 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
proceskosten
De benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft in het schade opgaveformulier d.d. 12 maart 2020 proceskosten in de vorm van reiskosten gevorderd. In de toelichting is opgenomen dat [benadeelde partij/slachtoffer 3] een pro forma-zitting heeft bijgewoond en dat er voor het onderzoek ter terechtzitting 4 zittingsdagen zijn ingepland. Het hof heeft uit de processen-verbaal van de zitting in eerste aanleg niet kunnen afleiden dat [benadeelde partij/slachtoffer 3] bij een van de zittingen aanwezig is geweest. Ten tijde van de inhoudelijke behandeling van de zaak was [benadeelde partij/slachtoffer 3] overleden en is namens de erven van de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3] mr. Laatsman ter terechtzitting verschenen. Gelet op het vorenstaande zal het hof de gevorderde proceskosten op nihil stellen.
Vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 5]
De [benadeelde partij/slachtoffer 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.199,38 te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering valt uiteen in de volgende posten:
a. € 199,38 verlies arbeidsvermogen
b. € 3.000,00 immateriële schade
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018.
De raadsman van de verdachte heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
De schadeposten die zien op materiële schade zijn voldoende onderbouwd en komen het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof is aldus van oordeel dat de gevorderde bedragen voor hoofdelijke toewijzing gereed liggen
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade overweegt het hof als volgt. Immateriële schade komt in dit geval slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het ligt op de weg van de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval geestelijk letsel is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, waardoor kan worden gesproken van aantasting van de persoon op andere wijze.
Het hof is van oordeel dat het in de woning gooien van een anti-personeelsgranaat een zodanig grove inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij heeft gemaakt dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze aan, zodat de gevorderde immateriële schade wordt toegewezen
De bewezenverklaarde handelingen, in vereniging gepleegd, zijn naar het oordeel van het hof te kwalificeren als een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij waardoor schade is geleden. De causaliteit tussen het bewezenverklaarde handelen en de gestelde schade is daarmee gegeven. Aldus zijn de verdachte en zijn mededaders daarvoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 3.199,38 schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente. De aanvangsdatum van de wettelijke rente wordt bepaald op 29 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 4]
De [benadeelde partij/slachtoffer 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018.
De raadsman van de verdachte heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade overweegt het hof als volgt. Immateriële schade komt in dit geval slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het ligt op de weg van de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval geestelijk letsel is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, waardoor kan worden gesproken van aantasting van de persoon op andere wijze.
Het hof is van oordeel dat het in de woning gooien van een anti-personeelsgranaat een zodanig grove inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij heeft gemaakt dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze aan, zodat de gevorderde immateriële schade wordt toegewezen.
De bewezenverklaarde handelingen, in vereniging gepleegd, zijn naar het oordeel van het hof te kwalificeren als een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij waardoor schade is geleden. De causaliteit tussen het bewezenverklaarde handelen en de gestelde schade is daarmee gegeven. Aldus zijn de verdachte en zijn mededaders daarvoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 3.000,00 schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente. De aanvangsdatum van de wettelijke wordt bepaald op 29 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregelen
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks schade aan de slachtoffers wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3] , [benadeelde partij/slachtoffer 5] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] is toegebracht tot de respectievelijke bedragen van € 22.500,00, € 3.199,38 en € 3.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte telkens de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormelde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij telkens bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 48, 49, 57, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7 primair en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een blauwe jerrycan gevuld met benzine (goednummer 480971);
  • een zwarte jerrycan met geel opzetstuk (goednummer 480970);
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een GSM Aquarius inclusief hoesje en simkaart (goednummer 480797);
  • een GSM Aquarius inclusief hoesje en simkaart (goednummer 480812);
  • een GSM Aquarius (goednummer 480934);
  • een simkaartje uit GSM Aquarius (goednummer 480935);
  • een GSM Aquarius inclusief hoesje en simkaart (goednummer 480937);
gelast de
bewaringten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een zwarte GSM inclusief zwart hoesje met simkaart, opdruk [bijnaam 1] (goednummer 480796);
  • een zwarte GSM merk Samsung (goednummer 480909);
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een portemonnee, een geldknip van het merk Yves Saint Laurant (goednummer 482698);
verklaart de [benadeelde partij/slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de
erven van de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3]ter zake van het onder 7 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 22.500,00 (tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade,waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2018 tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van erven van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) aan immateriële schadeaf;
verklaart de erven van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de erven van de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door (de erven van) de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de erven van het slachtoffer, genaamd wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 3] , ter zake van het onder 7 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 22.500,00 (tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2018 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 147 (honderdzevenenveertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de erven van het slachtoffer niet opheft;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij/slachtoffer 5] ter zake van het onder 8 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.199,38 (drieduizend honderdnegenennegentig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 199,38 (honderdnegenennegentig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer 5] , ter zake van het onder 8 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.199,38 (drieduizend honderdnegenennegentig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 199,38 (honderdnegenennegentig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 41 (eenenveertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij/slachtoffer 4] ter zake van het onder 8 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer 4] , ter zake van het onder 8 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.000,00 (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 40 (veertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders telkens aan een van beide betalingsverplichtingen ten gunste van één der benadeelde partijen c.q. slachtoffers heeft/hebben voldaan, de andere in zoverre vervalt;
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 10 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.