Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/384734 / KG ZA 22-429)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
- de memorie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met producties met producties 1 tot en met 7;
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep;
- het H3 formulier van de advocaat van de man d.d. 11 mei 2023 met de brief van 11 mei 2023 en de producties 8 tot en met 10;
- het H12 formulier van de advocaat van de vrouw d.d. 15 mei 2023 met productie 11.
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 mei 2023. Daarbij zijn verschenen: de vrouw en de beide advocaten. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Zijdens beide partijen zijn spreekaantekeningen overgelegd. De advocaat van de man heeft bij zijn spreekaantekeningen productie 11 overgelegd.
3.De zaak in het kort
4.De beoordeling
manvoor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
man, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De man heeft een spoedeisend belang dat de woning ex art. 3:174 BW te gelde wordt gemaakt, zodat de hypothecaire schuld bij Florius kan worden afgelost. Zolang dit niet gebeurt, blijft de man financieel ‘geparkeerd’ staan, kan hij geen eigen financiering krijgen en loopt hij bovendien het risico aangesproken te worden voor de hypothecaire schuld. De vrouw heeft bovendien niet aangetoond dat zij de hypotheek kan overnemen. Bij een verzoek tot hoofdelijk ontslag zal de bank eerst de financieringslast toetsen aan het inkomen. Volgens de man ontvangt de vrouw een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis waarvan zij de hypotheek niet kan overnemen.
vrouwheeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
voorzieningenrechtervan de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de onder I tot en met IV gevraagde voorzieningen geweigerd en de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
manheeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. De man heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
vrouwheeft verweer gevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de man in zijn vorderingen, althans hem deze te ontzeggen als zijnde ongegrond met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
manstelt dat hij spoedeisend belang heeft bij de door hem ingestelde vorderingen. Ter toelichting voert de man aan dat als de woning niet wordt verkocht de hypothecaire schulden niet kunnen worden afgelost en hij daar nog langer aansprakelijk voor blijft. Hij verblijft noodgedwongen in onverdeeldheid en blijft financieel geparkeerd staan, kan geen eigen financieringen aanvragen en loopt bovendien het risico te worden aangesproken voor de huidige hypothecaire schulden. De vrouw heeft in de lopende bodemprocedure laten weten bezwaar te hebben tegen behandeling door de zogenoemde inloopkamer, wat betekent dat de vrouw een uitspraak in de bodemprocedure bewust nog verder vertraagt. De man kan een uitspraak in de bodemprocedure niet afwachten.
vrouwvoert als verweer aan dat de man geen spoedeisend belang heeft bij de door hem ingestelde vorderingen. Op zich is juist dat de man, als de woning niet wordt verkocht, aansprakelijk blijft voor de hypothecaire geldlening. Dat levert echter geen spoedeisend belang op. De man heeft de noodzaak voor het kunnen aanvragen van een financiering niet onderbouwd of toegelicht.
voorzieningenrechterheeft geen overwegingen gewijd aan het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen.
hofstelt voorop dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is (zie HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437).
hofzal met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv (partijen zijn ex-echtgenoten) de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten in hoger beroep draagt. De beslissing van de voorzieningenrechter om de proceskosten in eerste aanleg te compenseren wordt eveneens bekrachtigd.