In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in verband met wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De rechtbank had eerder het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 160.140,66 en een betalingsverplichting opgelegd aan de betrokkene. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en het voordeel zou vaststellen op € 110.000,-. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 52.536,-. Het hof heeft daarbij overwogen dat de rechtbank niet voldoende rekening had gehouden met de feiten en omstandigheden rondom de hennepteelt en de opbrengsten daarvan. Het hof heeft vastgesteld dat er in totaal twee kweekruimtes waren met elk 243 hennepplanten, en heeft de opbrengst en de kosten van de teelt in detail berekend. De verdediging had betoogd dat het voordeel op € 1.600,- moest worden vastgesteld, maar het hof heeft dit standpunt verworpen. De beslissing van het hof houdt ook in dat de betrokkene een betalingsverplichting aan de Staat moet voldoen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en dat de duur van de gijzeling maximaal 1080 dagen kan bedragen. De redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is door het hof vastgesteld, waarbij is geconstateerd dat deze in de fase van het hoger beroep is overschreden.