ECLI:NL:GHSHE:2023:2331

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
200.322.674_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarigen in een echtscheidingszaak met complexe zorgbehoeften

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzoekt om de eerdere beschikking te vernietigen en een wijziging van de zorgregeling voor haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 juni 2023, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de betrokken instanties aanwezig waren. Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] de gelegenheid gegeven om zijn mening te uiten, wat hij ook heeft gedaan.

De rechtbank had eerder bepaald dat de zorg- en opvoedingstaken gelijk verdeeld zouden worden tussen de ouders, wat de moeder betwist. Zij stelt dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is, gezien de kwetsbaarheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader daarentegen betwist de zorgen van de moeder en stelt dat de huidige regeling goed functioneert. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de raad adviseert om de bestaande situatie voort te zetten.

Het hof overweegt dat de huidige zorgregeling goed functioneert en dat er geen contra-indicaties zijn om deze te wijzigen. De moeder's verzoek om een speciale regeling voor haar verjaardag en vaste belmomenten wordt afgewezen, omdat dit onrust voor de kinderen kan veroorzaken. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 juli 2023
Zaaknummer: 200.322.674/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/021375567 FA RK 20-4197
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.C. Hissink
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Warnink.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ; en
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
In deze zaak wordt als belanghebbende aangemerkt:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 15 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 februari 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en zo nodig onder aanvulling en /of verbetering van gronden alsnog het verzoek van de vader tot wijziging van de beschikking van 12 juli 2017 af te wijzen en alsnog de door haar verzochte regeling aangaande de viering van haar verjaardag met de kinderen en de belmomenten e.e.a. zoals in het beroepschrift gesteld te treffen, althans zodanige regelingen vast te stellen zoals het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 maart 2023, heeft de vader verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans dit verzoek af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Hissink;
  • de vader, bijgestaan door mr. Warnink;
  • de GI vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1 van de GI] en [vertegenwoordiger 2 van de GI] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de processen-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 19 juli respectievelijk 14 oktober 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 5 juni 2023
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 6 juni 2023;
  • het V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 6 juni 2023.
2.4.1.
De advocaat van de vader heeft bezwaar gemaakt tegen de door de advocaat van de moeder ingebrachte stukken bij brief van 6 juni 2023. Het hof heeft op de mondelinge behandeling aan partijen gemotiveerd meegedeeld deze stukken bij de behandeling van deze zaak toe te laten.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 1 november 2010 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] ).
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van 18 oktober 2013 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 1 november 2013 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Daarbij is bepaald dat het aan die beschikking gehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking.
3.2.1.
In het voornoemde ouderschapsplan zijn de ouders, voor zover thans van belang, overeengekomen dat de kinderen gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de vader zijn, alsmede gedurende iedere woensdagmiddag van 16:15 uur tot en met 18:15 uur. Naast deze regeling zal de vader omgang hebben met de kinderen gedurende een deel van de vakanties.
3.2.2.
Bij beschikking van 12 juli 2017 heeft diezelfde rechtbank, voor zover thans van belang, het tussen partijen in juni 2014 overeengekomen ouderschapsplan gewijzigd en als volgt (uitvoerbaar bij voorraad) bepaald:
- dat de vader en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdag 18:00 uur tot zondag 18:00 uur en gedurende de helft van de vakanties, nader in onderling overleg door partijen te regelen met dien verstande dat de minderjarigen in de zomervakantie niet langer dan twee aangesloten weken bij een ouder verblijven.
3.2.3.
Bij beschikking van 14 september 2018 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de
GI. Deze ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk tot 14 september 2023.
3.2.4.
Onderhavige procedure is aangevangen met een verzoek van de moeder van 3 augustus 2020 tot wijziging van het gezag. De man heeft op 6 oktober 2020 een zelfstandig verzoek gedaan tot wijziging van de zorgregeling. Bij tussenbeschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 november 2020 heeft de rechtbank bepaald dat de behandeling van de zaak inzake het gezag en de verdeling van de zorg -en opvoedingstaken zal worden aangehouden in afwachting van nader bericht van de GI over het verloop van de hulpverlening.
3.2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 29 juli 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de
behandeling van het verzoek van de vader (inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken) wordt aangehouden:
-tot 17 augustus 2021 pro forma om de vader in de gelegenheid te stellen zijn ter zitting
aangevulde verzoek schriftelijk in te dienen;
-tot 7 september 2021 pro forma om de GI en de moeder in de gelegenheid te stellen daarop
schriftelijk te reageren.
De verzoeken van de moeder, om onder meer het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen, zijn afgewezen.
3.2.6.
Bij beschikking van 12 november 2021 heeft de rechtbank de beslissing op de verzoeken van de vader nader aangehouden in afwachting van het verloop van ingezette hulpverlening. De GI is verzocht om de rechtbank schriftelijk te informeren over de stand van zaken, de raad is verzocht een nader standpunt in te nemen en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het verslag van de GI en het standpunt van de raad.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de beschikking van 12 juli 2017 gewijzigd en bepaald dat de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar één week in de twee weken van vrijdag 18:00 uur tot vrijdag 18:00 uur en gedurende een deel van de vakanties en feestdagen, zoals in de overwegingen 3.7., 3.8 en 3.9. weergegeven.
3.3.1.
Het hof begrijpt van partijen dat zij in onderling overleg de door de rechtbank bepaalde regeling hebben aangepast, met dien verstande dat de regeling niet ingaat op de vrijdagavond 18:00 uur maar op de vrijdagmiddag na school en eindigt op de vrijdag aanvang school.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert, samengevat, aan dat ten onrechte door de rechtbank is overwogen dat het in het belang van de kinderen is dat de zorg evenredig tussen de ouders wordt verdeeld. De week-op-week-af-regeling is niet in het belang van de kinderen. Er zijn contra-indicaties om in dit geval een dergelijke regeling te bepalen. Naast het feit dat er geen communicatie tussen de ouders is, is er sprake van twee kwetsbare kinderen.
[minderjarige 1] lijdt aan het zeer zeldzame [zeer zeldzaam syndroom] - syndroom. Dit is een zeldzame aangeboren ontwikkelingsstoornis met typische persoonlijkheidskenmerken en typisch gedrag. Hij heeft daarbij nog complicaties en moet veel gezien worden door artsen en specialisten. De vader ziet de ernst van de zorgbehoefte van [minderjarige 1] niet in. Zo geeft hij [minderjarige 1] niet dagelijks de benodigde slaapmedicatie.
Daarbij komt dat [minderjarige 2] last heeft van concentratieproblemen op school en thuis en de moeder bij [minderjarige 2] merkt dat zij moeite heeft met de overgang van de vader naar de moeder en andersom. Zij denkt dat er bij [minderjarige 2] sprake is van adhd.
De moeder constateert dat de vader de uitgebreide zorg voor de kinderen wel wil, maar niet kan waarmaken en dat hij de belangen en de behoeftes van de kinderen niet voorop stelt.
Verder is de door de rechtbank bepaalde opbouwfase van de uitbreiding van de zorgregeling te snel en heeft de rechtbank dit niet gemotiveerd. De rechtbank lijkt er vanuit te zijn gegaan dat er nog sprake was van een langdurig gedwongen kader van hulpverlening, terwijl de GI van plan is om de ondertoezichtstelling niet te verlengen.
Er is door de rechtbank ook ten onrechte geen gehoor gegeven aan de regeling die de moeder wenst ten aanzien van het vieren van haar verjaardag met de kinderen. De moeder wil dat de kinderen die dag de hele dag bij haar zijn. Tot slot verzoekt de moeder dat er vaste belmomenten worden bepaald tussen ouder (waar de kinderen op dat moment niet verblijven) en de kinderen. [minderjarige 2] heeft aangegeven dat als ze wil bellen met de moeder dit van de vader niet mag.
3.6.
De vader heeft de grieven van de moeder weersproken. Er zijn geen contra-indicaties voor de gewijzigde zorgregeling. De vrouw brengt in dit verband onvoldoende naar voren. De uitbreiding van de zorg aan de zijde van de man verloopt goed en plezierig; de man en de kinderen genieten van de tijd die zij met elkaar doorbrengen. De man geeft [minderjarige 1] de door de kinderarts voorgeschreven medicatie. De melatonine kan hij geven als dat nodig is; dat is niet altijd het geval. De kinderen mogen verder altijd met de moeder bellen als zij dat willen, dat heeft de vader nogmaals met de kinderen besproken. Een vast belmoment zou de kinderen spanning geven, dat heeft de moeder eerder zelf ook laten weten. Voor wat betreft de verjaardagen van beide ouders lukt het niet goed om een oplossing te vinden die beide ouders aanspreekt; de regeling van de rechtbank plaatst het belang van de kinderen voorop en de vader vindt dat de beste insteek.
3.7.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat beide ouders het beste met de kinderen voor hebben. De GI heeft de kinderen ook bij de vader thuis bezocht en ziet geen verdere zorgen. De onderlinge communicatie tussen de ouders blijft een moeilijk punt. Tijdens de ondertoezichtstelling is op dat punt het meest haalbare bereikt; de ouders communiceren per email. Dit is echter ook te monitoren in het vrijwillig kader.
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de bestaande situatie voort te zetten en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Vanuit de raad worden er, gelet op hetgeen de GI beschrijft, geen contra-indicaties gezien om daarvan af te wijken zoals de moeder verzoekt. Ook wat betreft het medicatiegebruik van [minderjarige 1] heeft de raad geen grote zorgen. De kinderen voelen het spanningsveld tussen de ouders aan en proberen daar zo goed als mogelijk mee om te gaan. De raad stelt zich voor dat de kinderen daarbij ondersteund kunnen worden. De raad acht het van belang om de ondertoezichtstelling te verlengen om te monitoren of de eventueel nog na verloop van tijd zorgpunten naar voren komen. Op termijn kan dan wellicht de ondertoezichtstelling worden losgelaten en zou een en ander in het vrijwillig kader worden voortgezet.
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
Zorgregeling
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.10.2.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden vastgesteld.
3.10.3.
Wat er ook zij van de beslissing die de rechtbank op het moment van de bestreden beschikking had kunnen nemen, heeft het hof in de onderhavige zaak te maken met een situatie waarbij er al enige tijd een feitelijke co-ouderschapsregeling loopt.
Uit hetgeen door de GI naar voren wordt gebracht blijkt deze regeling goed te lopen en zijn er op dit moment geen zorgen ten aanzien van de kinderen. Wel is duidelijk dat de communicatie tussen partijen nog steeds moeilijk verloopt.
De vader heeft de zorgen van de moeder ten aanzien van het medicijngebruik gemotiveerd betwist en ook van de kant van de GI zijn er op dit punt geen zorgen gebleken. Ten aanzien van de concentratieproblemen van [minderjarige 2] is gebleken dat zij hier al langer mee kampt en het niet waarschijnlijk is dat dit komt door de gewijzigde verdeling in de opvoedingstaken tussen de ouders. Bovendien is dit door GI opgepakt en krijgt zij hiervoor hulp.
Het voorgaande maakt dat het hof, conform het advies van de raad, de bestreden beschikking op het punt van de zorgregeling zal bekrachtigen.
Wat betreft de verjaardag van de moeder zal het hof geen bijzondere regeling vaststellen. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat hierdoor wisselingen kort op elkaar kunnen ontstaan en dat dit onrust geeft voor de kinderen, waar de kinderen behoefte
hebben aan duidelijkheid en continuïteit.
Ten aanzien van de belcontacten met de andere ouder acht het hof het voor de hand liggend dat partijen dit in onderling overleg regelen en dat de vader zal zorgen dat [minderjarige 2] (en ook [minderjarige 1] ) de moeder op dat moment kan bellen en hij haar helpt herinneren op het afgesproken moment / tijdstip.
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover daarbij is beslist in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de ouders met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Proceskosten
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 15 november 2022, voor zover daarbij is beslist in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de ouders met betrekking tot [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.D.M. Lamers en J.-W. Hermans en is op 13 juli 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier.