In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzoekt om de eerdere beschikking te vernietigen en een wijziging van de zorgregeling voor haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 juni 2023, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de betrokken instanties aanwezig waren. Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] de gelegenheid gegeven om zijn mening te uiten, wat hij ook heeft gedaan.
De rechtbank had eerder bepaald dat de zorg- en opvoedingstaken gelijk verdeeld zouden worden tussen de ouders, wat de moeder betwist. Zij stelt dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is, gezien de kwetsbaarheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader daarentegen betwist de zorgen van de moeder en stelt dat de huidige regeling goed functioneert. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de raad adviseert om de bestaande situatie voort te zetten.
Het hof overweegt dat de huidige zorgregeling goed functioneert en dat er geen contra-indicaties zijn om deze te wijzigen. De moeder's verzoek om een speciale regeling voor haar verjaardag en vaste belmomenten wordt afgewezen, omdat dit onrust voor de kinderen kan veroorzaken. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep.