ECLI:NL:GHSHE:2023:2491

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
200.321.111_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsrecht tussen vader en kinderen na echtscheiding en strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader, die in het verleden is veroordeeld voor ontuchtige handelingen en het bezit van kinderporno, verzoekt om contactherstel met zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder van de kinderen verzet zich hiertegen, stellende dat omgang met de vader in strijd is met de belangen van de kinderen. De rechtbank had eerder het verzoek van de vader afgewezen, wat de vader nu in hoger beroep aanvecht. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De raad adviseert om de behandeling van de zaak negen maanden aan te houden om de hulpverlening voor de moeder en [minderjarige 1] te monitoren. Het hof is van mening dat het in het belang van de kinderen is om de hulpverlening af te wachten voordat er een definitieve beslissing wordt genomen over het verzoek van de vader. Het hof houdt de zaak pro forma aan tot 15 april 2024, waarbij het de raad verzoekt om tijdig inlichtingen in te winnen over de voortgang van de hulpverlening.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 27 juli 2023
Zaaknummer: 200.321.111/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/379913 / FA RK 22-975
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
in deze zaak woonplaats gekozen hebbende te Amsterdam op het kantoor van zijn advocaat,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.H. Bouwman,
tegen
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
in deze zaak woonplaats gekozen hebbende te Heeze op het kantoor van haar advocaat,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.M.M. Mikkers.
Deze zaak gaat over de minderjarigen [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna tezamen ook aangeduid als de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de
rechtbank Oost-Brabant van 9 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 9 januari 2023, heeft de vader verzocht:
I. het hoger beroep gegrond te verklaren en voormelde beschikking te vernietigen, zodat tussen de kinderen en de vader het contactherstel kan worden opgestart;
II. de moeder te verplichten de adviezen uit het raadsrapport op te volgen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 21 maart 2023, heeft de moeder verzocht de
beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, omdat omgang met de vader in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Bouwman;
  • mr. Mikkers namens de moeder;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.1.
Bij emailbericht van 30 mei 2023 heeft de advocaat van de vader het hof verzocht de behandelaar van [minderjarige 1] , zoals genoemd op pagina 3 van de beschikking waarvan beroep, te horen.
Het hof wijst dit verzoek af, gelet op de tussenbeslissing die het hof hierna onder 4 zal nemen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 2 november 2022;
- de overige processtukken van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 26 januari 2023 en op 9 februari 2023;
- het emailbericht met bijlagen van de advocaat van de vader van 22 mei 2023;
- de pleitnotities van de advocaat van de vader, aan het hof toegezonden bij emailbericht van 8 juni 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 23 april 2015 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 4 december 2019 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 17 maart 2020 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
De moeder oefent sinds 13 mei 2020 het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.4.
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2021 is de vader (onder meer en voor zover hier van belang) veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met,
onder andere, zijn dochter in de periode 2016-2018 en voor het in het bezit hebben van kinderporno. Het hof heeft de vader (onder meer) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met vijf jaar proeftijd. Als bijzondere voorwaarde is onder meer opgenomen dat de vader gedurende de proeftijd, zolang de reclassering dat - in overleg met jeugdbeschermingsinstanties - nodig vindt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de moeder, [minderjarige 1] of [minderjarige 2] .
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader te bepalen dat
er contactherstel tussen hem en de kinderen zal worden opgestart op een manier die de
rechtbank in goede justitie zal bepalen, afgewezen.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De vader voert in het beroepschrift en aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben het recht om te weten wie hun vader is. Het is een essentieel onderdeel in hun identiteitsontwikkeling. Bij [minderjarige 2] dient er eerst een traject van statusvoorlichting te worden gevolgd.
De vader heeft meerdere therapieën gevolgd en hij heeft zijn behandeldoelen gehaald. Zowel de behandelaars van de vader als de reclassering zijn van mening dat naar contactherstel tussen de vader en de kinderen kan worden toegewerkt. De vader heeft een fulltime baan en hij woont zelfstandig. Hij heeft nog eenmaal in de drie maanden een gesprek bij de reclassering.
In het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2021 is er geen periode aangegeven waarin er geen contact tussen de kinderen en de vader zou mogen plaatsvinden. Weliswaar is er in het arrest een proeftijd van vijf jaren bepaald, maar dit impliceert niet dat er voor de duur van vijf jaren geen contact zou mogen zijn tussen de vader en de kinderen. Het is aan de reclassering, in overleg met de jeugdbeschermingsinstanties, om te bepalen wat er binnen deze periode dient te gebeuren. Het probleem hierbij is dat er geen enkel contact is met de
instanties die betrokken zijn bij de kinderen. Daarom kan er ook niet worden aangegeven op welke wijze er mogelijk contactherstel zou kunnen plaatsvinden. De vader dringt dan ook aan op samenwerking tussen de reclassering en de jeugdbeschermingsinstanties om tot een contactherstel te komen tussen hem en de kinderen.
De vader begrijpt dat hij geduld moet betrachten, maar hij is bang dat de afwezigheid van
contact maakt dat er uiteindelijk helemaal geen contactherstel meer zal volgen.
Verder biedt de verklaring van de psycholoog, die de moeder in eerste aanleg heeft overgelegd, onvoldoende wetenschappelijk onderbouwde basis voor de conclusie dat de strafbare gedragingen van de vader de oorzaak zijn van de (vermeende) PTSS bij [minderjarige 1] . Er zijn immers vanaf augustus 2018 veel andere zaken in het leven van [minderjarige 1] veranderd zoals de echtscheiding van de ouders en de daaropvolgende verhuizing, het feit dat zij gescheiden werd van de vader, de geboorte van [minderjarige 2] en het niet meer mogen zien van de grootouders van vaderszijde.
Ten slotte heeft de moeder de adviezen uit het raadsrapport, waaronder het volgen van psycho-educatie en het opstarten van contactherstel met de grootouders van vaderszijde, naast zich neergelegd, reden waarom het hof de moeder dient te verplichten deze adviezen op te volgen. Ook verstrekt de moeder geen informatie over de kinderen aan de vader. Dit alles laat zien dat de moeder een grote afkeer van de vader heeft en dat zij niet op vrijwillige basis zal meewerken aan een contactherstel tussen de kinderen en vader.
3.8.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan. Omgang tussen de vader en de kinderen is in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Het gedrag van de vader heeft een grote negatieve invloed gehad op het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen. Daarnaast geldt nog steeds de bijzondere voorwaarde van het contactverbod tussen de vader en de moeder en de kinderen. In die bijzondere voorwaarde is bepaald dat de reclassering in overleg moet treden met de jeugdbeschermingsinstanties. Dit is niet gebeurd.
Voor de kinderen en de moeder komt contactherstel te vroeg. Bij de moeder en de kinderen is hulpverlening betrokken. [minderjarige 1] heeft traumatherapie gehad gericht op seksueel misbruik.
Dit heeft geleid tot een verlichting van haar PTSS-klachten. Zij moet in de komende jaren werken aan haar gevoel van veiligheid en vertrouwen. Contactherstel met de vader is op dit moment niet in haar belang, zo geeft de behandelaar van [minderjarige 1] aan in een verklaring van 4 mei 2022. Dit geldt ook voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige 2] . Dit kan zeer beschadigend zijn voor [minderjarige 1] , die heel zorgzaam is voor [minderjarige 2] . Binnenkort gaat [minderjarige 1] opnieuw starten met speltherapie. Zij heeft veel vragen over de vader. Op school krijgt [minderjarige 1] extra begeleiding. [minderjarige 1] is kwetsbaar. [minderjarige 2] doet het goed. Hij heeft geen beeld van de vader.
Op dit moment zal een (begeleid) contact tussen de vader en de kinderen nog voor zoveel spanning en onrust zorgen bij de kinderen en de moeder, dat dit voor nu onmogelijk is.
Ten slotte volgt de moeder de adviezen van de raad wel degelijk op. Er is hulpverlening bij het gezin betrokken en op het moment dat de kinderen er aan toe zijn, zal de vader hierover worden geïnformeerd.
De moeder vindt het van belang dat de kinderen weten wie hun vader is. De moeder bereidt hen daarop voor door het maken van een familieboek. Bij het geven van de daadwerkelijke statusvoorlichting is hulpverlening nodig. In overleg met de speltherapeut van [minderjarige 1] zal worden bekeken hoe de statusvoorlichting vorm kan krijgen.
De moeder heeft weerstand tegen het verzoek van de vader. Nadat de vader hoger beroep heeft ingesteld, heeft de moeder weer hulp gezocht. Zij kampt met burn-out gerelateerde klachten, die te maken hebben met de huidige situatie. Ook de moeder heeft een fors trauma opgelopen. Zij heeft voor haar klachten recent opnieuw psychologische hulp gezocht.
De vader wordt wel degelijk geïnformeerd over de kinderen. Hij krijgt geen foto’s.
De moeder is geen voorstander van aanhouding van de zaak. Dit zal druk op haar leggen die zijn weerslag heeft op de kinderen. De kinderen hebben het al moeilijk genoeg.
3.9.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling samengevat het volgende naar voren gebracht. De situatie is precair. De situatie van de moeder is niet veranderd sinds 2020. De vader heeft behoorlijke stappen gezet. Voor de vader moet er een stip aan de horizon komen.
Eerst moet de hobbel van de statusvoorlichting worden genomen. Er is een verschil tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] qua draagkracht. [minderjarige 2] is niet getraumatiseerd.
Een nieuw raadsonderzoek in het kader waarvan de speltherapeut kan worden bevraagd naar de impact van de statusvoorlichting is een optie. Maar een raadsonderzoek zal mogelijk te veel druk geven bij de moeder. De raad acht het wel van belang dat stappen van de moeder door de raad gemonitord worden. De raad kan dan bekijken wat de vorderingen zijn die gemaakt worden in de therapie van [minderjarige 1] en de moeder, wat de draagkracht van de moeder en de kinderen is en of er een plan van aanpak kan worden gemaakt om op enig moment de statusvoorlichting van [minderjarige 2] vorm te geven. De raad adviseert daarom om de behandeling van de zaak voor negen maanden aan te houden om de moeder in de gelegenheid te stellen hulpverlening voor zichzelf en voor [minderjarige 1] op te starten. Na die negen maanden kan dan bezien worden wat er mogelijk is.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
Ingevolge artikel 1:377a lid 3 aanhef en sub d BW ontzegt de rechter het recht op omgang indien omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.10.2.
Het hof volgt het advies van de raad. Voorop staat het uitgangspunt dat kinderen recht hebben op omgang met de andere ouder, tenzij die omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van die kinderen. Tot een eindoordeel ten aanzien van het verzoek van de vader komt het hof nog niet, omdat het hof zich daarvoor op dit moment onvoldoende voorgelicht acht. Het hof wenst eerst het verloop van de (verdere) hulpverlening bij [minderjarige 1] , maar ook die bij de moeder af te wachten. De nog jonge kinderen zijn immers volledig afhankelijk van hun moeder. Met de raad acht het hof het van belang om dit proces (van de ontwikkeling van de hulpverlening) door de raad te laten monitoren, zodat de raad in later stadium het hof kan rapporteren óf nader onderzoek mogelijk/zinvol is en niet te belastend voor de moeder of, in bredere zin, voor het systeem. De moeder zal immers de mentale draagkracht moeten hebben om de kinderen bij dit hele proces emotioneel te begeleiden en te ondersteunen. Het hof zal, eveneens overeenkomstig het advies van de raad, de behandeling van de zaak negen maanden pro forma aanhouden.
Het hof zal zo nodig op een nadere mondelinge behandeling het verslag van de raad met partijen en de raad bespreken. Het hof overweegt daarbij dat het zeer wel mogelijk is dat het hof nadien nog behoefte heeft aan nadere informatie en/of onderzoek, bijvoorbeeld met betrekking tot de behandeling en de diagnose van de vader, waarbij het recidiverisico een belangrijk element is, en zo nodig ook van andere op het gebied van seksueel misbruik gespecialiseerde deskundige(n).
3.11.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van het verzoek van de vader aan tot 15 april 2024 pro forma;
verzoekt de raad tijdig vóór de genoemde pro forma datum inlichtingen in te winnen bij de advocaat van de moeder en, indien mogelijk, bij de moeder over het behandeltraject van [minderjarige 1] en van de moeder en daarvan verslag te doen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaat van de vader;
bepaalt dat partijen het hof vóór de genoemde pro forma datum verhinderdata voor een mondelinge behandeling opgeven voor de periode mei 2024 tot en met juli 2024;
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans - Wijn, E.P. de Beij en
M.A. Ossentjuk en is op 27 juli 2023 door mr. E.P. de Beij uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.