Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door de heer [betrokkene] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek tot opheffing van bewind. De rechthebbende, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, had eerder bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht om het bewind op te heffen dat op 18 augustus 2022 was ingesteld vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De rechthebbende stelde dat hij geen gokverslaving of andere verslaving meer had en dat het voortzetten van het bewind niet noodzakelijk was. Hij ontving wekelijks € 70,- aan leefgeld en had het moeilijk gehad in de daklozenopvang, waar hij nu niet meer mocht verblijven.
De bewindvoerder daarentegen betwistte de stellingen van de rechthebbende en gaf aan dat hij nog steeds een gokverslaving had en recentelijk om extra geld had gevraagd omdat hij zijn leefgeld had vergokt. De bewindvoerder wees ook op de aanzienlijke schuldenlast van de rechthebbende, die ongeveer € 15.000,- bedroeg. Het hof oordeelde dat de rechthebbende onvoldoende had aangetoond dat de noodzaak voor het bewind was komen te vervallen. Het hof concludeerde dat de rechthebbende, gezien zijn situatie en de problematiek, nog steeds niet in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.
Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de rechthebbende afgewezen. De beslissing is genomen door de rechters C.D.M. Lamers, C.N.M. Antens en M.A. Stammes en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.