ECLI:NL:GHSHE:2023:2734

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
200.320.152_01 en 200.323.616_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een onafhankelijke mentor en bewindvoerder in het belang van een dementerende moeder

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de benoeming van een mentor en bewindvoerder voor een dementerende moeder. De zaken zijn gevoegd behandeld en betreffen de verzoeken van de kinderen van de moeder, die het niet eens zijn over de benoeming van de mentor en bewindvoerder. De moeder, geboren in 1938, heeft een ernstige vorm van dementie en verblijft op een gesloten afdeling van een verzorgingstehuis. De kinderen zijn in conflict met elkaar, wat leidt tot wantrouwen en onrust, wat de situatie van de moeder negatief beïnvloedt. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 december 2022 vernietigd, waarbij de moeder's dochter [verzoekster] was benoemd tot mentor. Het hof heeft geoordeeld dat een onafhankelijke, professionele mentor in het belang van de moeder is, gezien de verstoorde verhoudingen tussen de kinderen. De huidige bewindvoerder is bekrachtigd, omdat er geen gegronde redenen zijn om deze te wijzigen. De beslissing is genomen op 24 augustus 2023, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 24 augustus 2023
Zaaknummers : 200.320.152/01 (mentorschap) en 200.323.616/01 (bewind)
Zaaknummers eerste aanleg : 9994752 TT VERZ 22-1347 (mentorschap) en
9994717 TT VERZ 22-1344 (bewind)
in de zaak in hoger beroep van
in de zaak met zaaknummer 200.320.152/01 (mentorschap):
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. C.G.J.E. Lut.
in de zaak met zaaknummer 200.323.616/01 (bewind):
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. W.J. van der Kroon.
Als belanghebbenden merkt het hof aan:
in de zaak met zaaknummer 200.320.152/01 (mentorschap):
[de moeder],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1938,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. W.J. van der Kroon.
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende] .
in de zaak met zaaknummer 200.323.616/01 (bewind):
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. C.G.J.E. Lut.
[de moeder],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1938,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende] .
[de bewindvoerder] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
De zaken in het kort:
Dat mentorschap en bewind nodig zijn voor de moeder, staat buiten kijf. De kinderen van de moeder zijn het niet eens over de persoon van de mentor respectievelijk de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de afzonderlijke beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 22 december 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

in de zaak met zaaknummer 200.320.152/01 (mentorschap):
2.1.
Bij beschikking van 22 december 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant een mentorschap ingesteld ten behoeve van de moeder en [verzoekster] benoemd tot mentor.
2.2.
[verzoeker] is het niet eens met deze beslissing van de rechtbank. Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 13 december 2022, is hij hiervan in hoger beroep gekomen en heeft hij verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende een onafhankelijke mentor te benoemen. Deze zaak is geregistreerd onder zaaknummer 200.320.152/01.
2.3.
Bij verweerschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 24 maart 2023, heeft [verzoekster] verzocht primair [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, subsidiair het hoger beroep af te wijzen. Kosten rechtens.
in de zaak met zaaknummer 200.323.616/01 (bewind):
2.4.
Bij beschikking van 22 december 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de moeder vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand en [de bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd. De kantonrechter heeft bepaald dat de beschikking door de griffier wordt ingeschreven in het Centraal Curatele- en bewindregister.
2.5.
[verzoekster] is het niet eens met deze beslissing van de rechtbank. Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 28 februari 2023, is zij hiervan in hoger beroep gekomen en heeft zij primair verzocht voormelde beschikking nietig te verklaren wegens strijd met de wet, subsidiair voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende [verzoekster] te benoemen tot bewindvoerster over het vermogen van de moeder. Kosten rechtens. Deze zaak is geregistreerd onder zaaknummer 200.323.616/01.
2.6.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 4 mei 2023, heeft [verzoeker] verzocht het hoger beroep van [verzoekster] af te wijzen en voormelde beschikking te bekrachtigen.
in beide voornoemde zaken:
2.7.
Vanwege pragmatische redenen zijn de twee zaken tegelijkertijd behandeld tijdens de mondelinge behandeling. Partijen hebben hiertegen geen bezwaren geuit.
2.8.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [verzoekster] , bijgestaan door mr. Van der Kroon;
  • [verzoeker] , bijgestaan door mr. Lut;
  • [belanghebbende] ;
  • de moeder;
  • de bewindvoerder.
2.9.
Tijdens de mondelinge behandeling is in overleg met partijen bepaald dat de respectievelijk in beide zaken ingekomen stukken kunnen worden geacht te zijn ingediend in beide zaken.
2.10.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • de processen-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 augustus 2022 en 30 november 2022;
  • het V8-formulier van mr. Van der Kroon van 20 februari 2023 met producties 6-17;
  • de brief van [belanghebbende] van 5 maart 2023;
  • de brief van mr. Lut van 15 mei 2023 met als bijlage een brief van de bewindvoerder van 12 april 2023;
  • het V6-formulier van mr. Van der Kroon van 30 juni 2023 met productie 18.
2.11.
De zaken zullen gezamenlijk in deze beschikking worden afgedaan.

3.De beoordeling in beide zaken

Strijd met de wet
3.1.
[verzoekster] voert aan dat de beschikkingen van 22 december 2022 in strijd zijn met de wet. Zij verzoekt daarom in de zaak over het mentorschap primair [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en in de zaak over het bewind en subsidiair de beschikking van 22 december 2022 nietig te verklaren. Volgens [verzoekster] heeft de kantonrechter van de rechtbank op 16 augustus 2022 mondeling uitspraak gedaan en haar benoemd tot mentor en bewindvoerder. [verzoeker] is het hier niet mee eens.
3.2.
Het hof overweegt als volgt.
3.2.1.
Blijkens de overgelegde stukken heeft [verzoekster] op 11 juli 2022 een verzoek ingediend om het vermogen van de moeder onder bewind te stellen en tot het instellen van mentorschap, met benoeming van haar tot bewindvoerder respectievelijk mentor. Beide verzoeken zijn behandeld op de mondelinge behandeling van 16 augustus 2022 waar de moeder, [verzoekster] en haar advocaat zijn verschenen. Uit het van deze mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal van 16 augustus 2022 blijkt niet dat de kantonrechter toen mondeling en in het openbaar uitspraak heeft gedaan als bedoeld in artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Evenmin is binnen twee weken een schriftelijke uitwerking van een eventuele mondelinge uitspraak gevolgd. Blijkens voornoemd proces-verbaal heeft de kantonrechter wel met de aanwezigen gesproken over de mogelijkheid om [verzoekster] te benoemen tot mentor en bewindvoerder alsook over de inhoud van deze beschermingsmaatregelen en de taken en verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken. Op grond van de weergave in het proces-verbaal en hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd begrijpt het hof dat de aanwezigen de indruk hebben gekregen dat het op zijn minst de bedoeling van de kantonrechter was om aldus te beslissen, maar dat is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat daadwerkelijk in het openbaar uitspraak is gedaan. Daarbij komt dat de kantonrechter toen heeft geconstateerd dat [verzoeker] en [belanghebbende] , beiden belanghebbenden in dezen, niet aanwezig waren tijdens de mondelinge behandeling en – naar later bleek – ook niet daarvoor waren opgeroepen. Nadat vervolgens ook [verzoeker] op 22 oktober 2022 een verzoek heeft ingediend bij de kantonrechter tot het instellen van bewind ten behoeve van zijn moeder met benoeming van een professioneel bewindvoerder, heeft de kantonrechter een nieuwe althans voortgezette mondelinge behandeling gepland op 30 november 2022. Tijdens deze nieuwe mondelinge behandeling zijn de verzoeken van [verzoekster] tot het instellen van bewind en mentorschap met benoeming van [verzoekster] tot mentor en bewindvoerder behandeld, evenals het verzoek van [verzoeker] tot instelling van bewind met benoeming van een professioneel bewindvoerder. Blijkens het van die mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal van 30 november 2022 heeft de kantonrechter opgemerkt dat er al bijna naar aanleiding van de mondelinge behandeling van 16 augustus 2022 een beschikking was genomen, maar dat was geconstateerd dat [verzoeker] en [belanghebbende] ten onrechte niet waren opgeroepen voor de zitting en dat dit verzuim moest worden hersteld. Vervolgens heeft de kantonrechter alle voorliggende verzoeken (opnieuw) behandeld. Aan betrokkenen kan worden toegegeven dat de hele gang van zaken in ieder geval tot onduidelijkheid heeft geleid en voor verwarring heeft gezorgd bij zowel [verzoekster] als [verzoeker] . Dat is onwenselijk. [verzoekster] is er van uitgegaan dat de kantonrechter al een beslissing had genomen op 16 augustus 2022. [verzoeker] heeft naar aanleiding van de mondelinge behandeling op 30 november 2022 hoger beroep ingesteld op 13 december 2022, kennelijk ervan uitgaande dat de kantonrechter op 30 november 2022 een mondelinge uitspraak had gedaan. Aangezien ook uit het proces-verbaal van 30 november 2022 niet blijkt van een mondelinge in het openbaar uitgesproken beslissing, gaat het hof ervan uit dat ook toen geen uitspraak is gedaan. Dit klemt te meer nu nadien de bestreden schriftelijke beschikkingen van 22 december 2022 op de verzoeken zijn gewezen en ook daaruit niet blijkt van een schriftelijke uitwerking van een mondelinge uitspraak op 30 november 2022.
3.2.2.
Alles overziende concludeert het hof daarom dat de kantonrechter door de wijze van behandelen in ieder geval voor verwarring bij partijen heeft gezorgd. Dat is op zich, hoe onwenselijk dan ook, onvoldoende om vast te stellen dat op 16 augustus respectievelijk 30 november 2022 daadwerkelijk mondeling uitspraak is gedaan. Op zowel de verzoeken van [verzoekster] als het verzoek van [verzoeker] heeft de kantonrechter pas schriftelijk uitspraak gedaan bij beschikkingen van 22 december 2022. Het beroep van [verzoeker] wordt geacht te zijn gericht tegen deze beschikkingen. Hieruit volgt dat het primaire verweer van [verzoekster] in de zaak met zaaknummer 200.320.152/01 (mentorschap) en haar grief in de zaak met zaaknummer 200.323.616/01 (bewind) falen.
Persoon van de mentor respectievelijk de bewindvoerder
3.3.
In de kern gaan deze zaken erover dat [verzoeker] het niet eens is met de benoeming van [verzoekster] tot mentor. [verzoekster] is niet eens met de benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder.
3.4.
[verzoeker] voert – samengevat – het volgende aan. De moeder heeft drie kinderen: [verzoekster] , [belanghebbende] en [verzoeker] . De kinderen zijn door de jaren heen met elkaar in conflict geraakt; hij en [belanghebbende] zijn gebrouilleerd met [verzoekster] . Doordat de onderlinge verstandhoudingen zijn verstoord, is er sprake van wantrouwen over en weer. De moeder is fors dementerend en zij is om die reden opgenomen op de gesloten afdeling van een verzorgingstehuis. Zij kan niet langer voor zichzelf zorgen. Er heeft een multidisciplinair overleg plaatsgevonden in het verzorgingstehuis, waarbij is besproken dat de onrust tussen de kinderen opgelost moet worden omdat deze onrust een negatief effect heeft op het verloop van de aandoening van hun moeder. Een onafhankelijke mentor en bewindvoerder is in het belang van alle betrokkenen en brengt rust. Als gevolg van haar geestesgesteldheid zegt de moeder het één tegen het ene kind en het ander tegen het andere kind. De moeder is gelet op haar ziektebeeld onvoldoende in staat om haar eigen wil te bepalen en er moet daarom objectief naar de situatie worden gekeken. Dit kan [verzoekster] niet. Ook kan zij haar gevoel als gevolg van de gebrouilleerde relatie tussen de kinderen niet scheiden van haar rol als mentor van de moeder. [verzoeker] wordt door [verzoekster] niet geïnformeerd over de moeder en hij heeft geen inspraak meer in de behandeling en begeleiding. Het is daarom in het belang van de moeder en beter voor de onderlinge verhoudingen dat er een onafhankelijke mentor wordt aangewezen. Om diezelfde reden wil [verzoeker] dat de huidige bewindvoerder aanblijft. Hij heeft geen vertrouwen in [verzoekster] en is van mening dat zij de financiële middelen van de moeder verduistert en enkel haar eigen belangen behartigt. Sinds [verzoekster] het leefgeld van de moeder beheert, zit er geen geld in de portemonnee van de moeder om bijvoorbeeld haar bezoek te trakteren op een ijsje.
3.5.
[verzoekster] voert – samengevat – het volgende aan. De kantonrechter heeft terecht overwogen dat er geen beletselen aanwezig zijn om [verzoekster] tot mentor te benoemen. Zij regelt al jaren de zorg voor de moeder, zij is het eerste aanspreekpunt voor het verzorgingshuis en gaat daar vier tot vijf keer per week langs. [verzoekster] bevestigt dat zij ruzie heeft met haar broer en zus, maar als er iets aan de hand is met de moeder zal zij hen informeren per e-mail of sms. [verzoeker] handelt slechts uit rancune en maakt ruzie met de moeder. Hij mag daarom alleen nog met begeleiding bij haar op bezoek komen en laat zich nauwelijks zien in het verzorgingstehuis. [verzoekster] wil ook graag de financiële zaken voor de moeder regelen. [verzoeker] en [belanghebbende] vertrouwen haar niet met het financieel beheer, maar daartoe is geen enkele reden. Zij heeft de beste bedoelingen met de moeder. De moeder heeft slechts een klein spaartegoed en als hieruit een professionele bewindvoerder moet worden betaald, blijft er geen buffer meer over. Ook is in de wet bepaald dat de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende volgt. Door de kantonrechter is niet gemotiveerd dat er sprake is van gegronde redenen die zich verzetten tegen de benoeming van [verzoekster] . Anders dan [verzoeker] aanvoert, is de moeder tot op heden niet volledig dement en is zij prima in staat om aan te geven wie zij als bewindvoerder wil.
3.6.
[belanghebbende] voert – samengevat – het volgende aan. [belanghebbende] schaart zich achter het standpunt van [verzoeker] . Zij woont wat verder weg, maar ziet de moeder regelmatig en neemt haar ook af en toe mee. Zij wil de moeder kunnen bezoeken en op de hoogte zijn en worden gehouden van haar (medische) toestand. [verzoekster] informeert haar niet. [belanghebbende] wil dat de onafhankelijke bewindvoerder aanblijft omdat zij geen vertrouwen heeft in [verzoekster] . Om diezelfde reden wil zij dat er een onafhankelijke mentor wordt benoemd.
3.7.
De bewindvoerder voert – samengevat – het volgende aan. De financiële situatie van de moeder is stabiel. Het budgetplan is sluitend en positief. Er zijn geen schulden en er staat geld op de spaarrekening. De moeder ontvangt een AOW-uitkering en hiervan worden de kosten van de bewindvoering voldaan. Het leefgeld bedraagt € 200,- per maand en wordt door [verzoekster] maandelijks opgenomen. De bewindvoerder heeft geen idee waarvoor dit leefgeld feitelijk wordt benut. [verzoekster] geeft naar de bewindvoerder toe daarover geen informatie. De moeder heeft naast dit leefgeld nog een pasje van de zorginstelling, waarmee de kapper kan worden betaald of een drankje in het restaurant. Er is geen limiet en het bedrag wordt maandelijks automatisch afgeschreven. Ook voor bewassing en dergelijke vindt een automatische afschrijving plaats. Er is op dit moment een goed contact met [verzoekster] als mentor over de financiële zaken van de moeder, maar de moeilijkheid is dat er geen onafhankelijke mentor is aangesteld die kan inschatten wat noodzakelijk is voor de moeder en die geen persoonlijke band met haar heeft. Omdat de familieband verstoord is, staat de bewindvoerder er tussenin. De bewindvoerder zou het prettig vinden als er een onafhankelijke mentor is waarmee zij kan sparren en die de belangen van de moeder behartigt zonder dat er persoonlijke sentimenten bij komen kijken.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep niet in geschil is dat het mentorschap en bewind ten behoeve van de moeder noodzakelijk zijn. Het geschil ziet op de persoon van de mentor respectievelijk de bewindvoerder.
3.8.2.
In de wet is bepaald (in artikel 1:452 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor mentorschap en in artikel 1:435 lid 1 BW voor bewind) dat de rechter bij het uitspreken van het mentorschap respectievelijk bewind of zo spoedig mogelijk daarna een mentor respectievelijk bewindvoerder benoemt. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon. Uit artikel 1:452 lid 3 BW (voor mentorschap) en artikel 1:435 lid 3 BW (voor bewind) volgt de rechter bij de benoeming van de mentor respectievelijk bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene/rechthebbende volgt, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Als er geen echtgenoot of partner kan worden benoemd, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters benoemd.
3.8.3.
Het uitgangspunt bij zowel de benoeming van een mentor als een bewindvoerder is dat de voorkeur van de betrokkene met betrekking tot de te benoemen personen wordt gevolgd.
[verzoekster] stelt dat de door de moeder uitgesproken voorkeuren dienen te worden gevolgd. Het hof is echter met [verzoeker] van oordeel dat de moeder niet (langer) in staat kan worden geacht haar wil te bepalen, als gevolg van de bij haar gestelde diagnose dementie. De ziekte is op dit moment dusdanig vergevorderd dat de moeder op een gesloten afdeling verblijft. Het hof heeft dit ook zelf kunnen waarnemen en vaststellen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep. Deze was voor de moeder emotioneel en wellicht ook fysiek belastend en duidelijk was dat de strekking van hetgeen werd besproken haar volledig ontging. Dit strookt overigens ook met de feitelijke situatie dat de moeder sinds oktober 2022 op grond van een rechterlijke machtiging op een gesloten afdeling van een instelling verblijft. Het hof hecht daarom een beperkte waarde aan de uitlatingen van de moeder over het mentorschap en het bewind.
3.8.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is duidelijk naar voren gekomen dat [verzoekster] , [verzoeker] en [belanghebbende] in onmin leven en hun verstandhouding ernstig is verstoord. Dit zorgt voor onrust en het is niet in geschil dat deze onrust een negatief effect heeft op de gezondheid van de moeder. Het is voor de moeder van belang dat er rust komt en naar het oordeel van het hof kan een onafhankelijke, professionele mentor hier aan bijdragen. Door het benoemen van een onafhankelijke mentor hoopt het hof dat de relatie tussen de kinderen minder onder druk staat en de kinderen zich kunnen richten op de moeder in plaats van op de onderlinge strijd. Een onafhankelijke mentor kan de belangen van de moeder vanuit een objectieve visie behartigen, zonder dat er enige emotionele betrokkenheid is en de mentor kan waarborgen dat alle kinderen toegang hebben tot de informatie, begeleiding en behandeling ten aanzien van de moeder. Bovendien komt een onafhankelijk mentor tegemoet aan de wens van de bewindvoerder om niet langer midden in de strijd tussen de kinderen te staan. Ook dit wordt in het belang van de moeder geacht.
3.8.5.
De hiervoor genoemde redenen maken ook dat het hof van oordeel is dat een onafhankelijke, professionele bewindvoerder in het belang is van de moeder. Het hof verwacht dat de situatie tussen de kinderen niet zal verbeteren en mogelijk zelfs verder zal verslechteren indien [verzoekster] tot bewindvoerder wordt benoemd. Dit betekent dat het hof van oordeel is dat er geen wijziging moet plaatsvinden in de persoon van de bewindvoerder. Dat klemt te meer nu gesteld noch gebleken is dat de huidige bewindvoerder haar taak niet naar behoren zou uitoefenen.
3.8.6.
Het hof acht het van belang dat de onafhankelijke, professionele mentor is gevestigd in de buurt van het verzorgingstehuis waar de moeder verblijft. Het hof heeft daarom [opvolgend mentor] benaderd en van haar op 14 augustus 2023 een bereidverklaring ontvangen.
Conclusie in de zaak met zaaknummer 200.320.152/01 (mentorschap):
3.8.7.
Het hof zal de beschikking van 22 december 2022 (9994752 TT VERZ 22-1347) vernietigen voor zover het verzoek van [verzoekster] is toegewezen en zij is benoemd tot mentor van de moeder, en het verzoek van [verzoeker] om een onafhankelijke, professionele mentor te benoemen alsnog toewijzen. Het hof zal met ingang van de datum van deze beslissing tot ontslag van de huidige mentor ( [verzoekster] ) overgaan onder gelijktijdige benoeming van [opvolgend mentor] voornoemd tot mentor.
Conclusie in de zaak met zaaknummer 200.323.616/01 (bewind):
3.8.8.
Het hof zal de beschikking van 22 december 2022 (9994717 TT VERZ 22-1344) waarbij [de bewindvoerder] tot bewindvoerder is benoemd ten behoeve van (de goederen van) de moeder bekrachtigen.
De proceskosten
3.8.9.
In beide zaken zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren gelet op de aard van de zaken.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.320.152/01 (mentorschap):
vernietigt, met ingang van de datum van deze beschikking, de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 december 2022, voor wat betreft de benoeming van de mentor;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van de datum van deze beschikking aan [verzoekster] ( [verzoekster] ) voornoemd, ontslag als mentor van [de moeder] (de moeder), geboren op [geboortedatum] 1938 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] ;
benoemt met ingang van de datum van deze beschikking tot opvolgend mentor: [opvolgend mentor] , gevestigd te [vestigingsplaats] (Postbus [postbus] , [postcode] );
bepaalt dat de opvolgend mentor voor haar (aanvang)werkzaamheden en voor de met het mentorschap gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de betrokkene mag brengen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
in de zaak met zaaknummer 200.323.616/01 (bewind):
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
22 december 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.D.M. Lamers en K.A. Boshouwers en is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2023 door mr. C.D.M. Lamers in tegenwoordigheid van de griffier.