ECLI:NL:GHSHE:2023:2814

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
20-002824-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld voor poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De verdachte had op 22 juni 2020 in Beringe, samen met een medeverdachte, geprobeerd een vrachtwagen te beroven door het zeil van de vrachtwagen kapot te snijden. De politierechter had de verdachte hiervoor een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot diefstal. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een zwaardere straf op van 5 maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Het hof overwoog dat de ernst van het bewezenverklaarde feit onvoldoende tot uitdrukking kwam in de eerder opgelegde straf en dat de verdachte blijk had gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendomsrecht.

Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat de op te leggen sanctie in verhouding moest staan tot de ernst van het feit. De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002824-22
Uitspraak : 7 augustus 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 12 december 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-166814-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedag verdachte] 1988,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2020 te Beringe, gemeente Peel en Maas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer goed/goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, door een zeil van een vrachtwagen kapot te snijden en zich aldus toegang tot die vrachtwagen te verschaffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 22 juni 2020 te Beringe, gemeente Peel en Maas, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een of meer goederen van hun gading, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, door een zeil van een vrachtwagen kapot te snijden en zich aldus toegang tot die vrachtwagen te verschaffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Horst/Peel en Maas, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2353 (doorgestreept 2300)-2020096665, gesloten d.d. 17 augustus 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met deels ongenummerde en deels doorgenummerde dossierpagina’s 1-103.
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juni 2020, dossierpagina’s 33-34, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
(pagina 33)
Plaats delict: Zwenkgras , Beringe, binnen de gemeente Peel en Maas
Op 22 juni 2020 omstreeks 00.10 uur stond ik met mijn vrachtwagen op de Schoorgras in Beringe. Ik wilde net gaan slapen toen ik een zwarte Mercedes bus voorbij zag rijden in de richting van Beringe. Toen ik ging slapen was mijn vrachtwagen nog volledig intact.
Diezelfde dag omstreeks 03.30 uur werd ik wakker van geklop op mijn cabine. Ik zag dat dit de politie was. Ik kwam naar buiten en de politie wees mij erop dat mijn vrachtwagen was beschadigd. Ik zag dat er gaten in het zeil waren gesneden. Er is niets weggenomen.
Toen de politie mij op de schade wees, zag ik een zwarte Mercedes bus achter mijn vrachtwagen staan die er precies zo uit zag als de bus die mij eerder op de avond passeerde.
2.
Proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 22 juni 2020, dossierpagina’s 44-57, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 44)
Op 22 juni 2020 omstreeks 03.20 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ons op het industrieterrein in Beringe in verband met een heterdaadmelding die was uitgegeven door het Operationeel Centrum (OC). De centralist van het OC vertelde ons dat men bij de [bedrijf 2] nu op de camera's kon zien dat er zeilen werden opengesneden bij een vrachtwagen die aldaar op het Schoorgras stond geparkeerd. Wij hoorden de centralist van het OC ons zeggen dat er een voertuig bij betrokken was, een zwarte Mercedes Vito.
Wij reden aan vanaf de Slootsekuilen, vervolgens naar de Oude Kooien en zo de Schoorgras op. Hier zagen wij een vrachtwagen staan voorzien van het Poolse kenteken [kenteken 1] . Daarachter zagen wij een zwarte Mercedes Vito bus staan. Wij zagen dat de kentekenplaten van deze bus waren afgeplakt met duct tape. Wij zagen dat er twee mannen in de bus zaten. Wij kunnen deze mannen als volgt omschrijven:
Bestuurder: fors, dik postuur, kortgeschoren, gemillimeterd haar, ongeveer 1.85 meter lang, tussen de 35 en 45 jaar oud, gestreepte trui en een blauwe joggingbroek.
Bijrijder: mager postuur, lichtgekleurd haar, 1.85 meter lang, tussen de 35 en 45 jaar oud en volledig in het zwart gekleed.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg de mannen wat ze hier aan het doen waren. De mannen zeiden dat ze hier gewoon wat stonden. Ik verbalisant vroeg de mannen om hun ID bewijs. Ik hoorde beide mannen zeggen dat ze geen ID-bewijs bij zich hadden. Vervolgens heb ik verbalisant [verbalisant 1] bij beide mannen een ID-fouillering uitgevoerd. Dit gaf geen resultaat. Wij hebben hierop beide mannen om 03.06 uur aangehouden voor de wet ID.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb ondertussen de tape van de kentekenplaat aan de voorkant verwijderd. Ik zag dat het kenteken [kenteken 2] betrof. Vervolgens ben ik de Poolse vrachtwagen gaan bekijken. Ik zag dat er in het zeil van de vrachtwagen gaten zaten met verse snijranden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb vervolgens gebeld met de melder, de beveiliger van [bedrijf 2] . Ik hoorde hem zeggen dat de twee mannen waar wij bij stonden dezelfde mannen waren die hij op de camera's bij de Poolse vrachtwagen had gezien. Ik heb vervolgens de mannen medegedeeld dat zij ook verdacht waren van gekwalificeerde diefstal.
(pagina 45)
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de Mercedes vlakbij een hek stond geparkeerd wat het terrein van het bedrijf [bedrijf 1] afbakent. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag op het terrein een mes liggen. Het mes lag precies ter hoogte van de Mercedus bus, om precies te zijn ter hoogte waar de bestuurder zit. Het mes lag ongeveer 10 meter van de bus verwijderd. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , gaf dit door aan mijn collega [verbalisant 2] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan de beveiliger of hij op de beelden kon zien of de bestuurder voordat wij ter plaatse kwamen iets heeft weggegooid. Ik hoorde de beveiliger zeggen dat hij inderdaad kon zien dat de bestuurder iets over het hek gooit het terrein van [bedrijf 1] op. Ik hoorde hem zeggen dat het iets kleins was maar dat hij niet precies kon zien wat het was.
Ik verbalisant [verbalisant 1] zag dat het mes het enige was wat in de wijde omtrek op het terrein lag. (…)
3.
Proces-verbaal van relaas d.d. 17 augustus 2020, dossierpagina’s genummerd onderaan 1-6, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op maandag 22 juni 2020 omstreeks 03.06 uur, werd als verdachte in deze aangehouden:
[verdachte]
geboren [geboortedag verdachte] -1988 te [geboorteplaats verdachte] .
Op maandag 22 juni 2020 omstreeks 03.06 uur, werd als verdachte in deze aangehouden:
[medeverdachte]
(het hof begrijpt: roepnaam [medeverdachte] )geboren [geboortedag 2] 1980 te [geboorteplaats 2]
4.
Proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 25 juni 2020 dossierpagina’s 60-78, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
(pagina 60)
Naar aanleiding van de aanhoudingen werden er camerabeelden gevorderd van [bedrijf 2] , gevestigd [adres 2] , gemeente Peel en Maas.
Mij werd medegedeeld dat de datum/tijd op de beelden overeenkomt met de daadwerkelijke datum en tijd.
(…)
Op de beelden zag ik, verbalisant, het navolgende.
Ik zag op de beelden 3 cameraposities, die gedateerd waren 22-06-2020 startend omstreeks 02.52 uur.
(…)
Op het beeld zag ik langs de rijbaan twee geparkeerde vrachtwagens staan. De één betrof een zogenaamde zeilwagen, een vrachtwagen. De ander betrof een trekker met oplegger, met zeer waarschijnlijk een metalen bak met achterdeuren. Gedurende het uitkijken zag ik verder geen enkele andere personen in beeld of op dit industrieterrein.
Omstreeks 02.52.55 uur, zag ik in de verte een donkerkleurig busje aan komen rijden met gedoofde lichten, langzaam rijdend.
Ik zag dat de bestuurder daarvan zijn voertuig parkeerde tussen de twee geparkeerde vrachtwagens, met de kont in de richting van de kont van- en dicht bij de zeilwagen.
Ik zag dat er twee personen uit het voertuig stapten. De bijrijder, de slanke man, liep naar de bestuurder, de stevige man. Ik zag dat zij samen naar de achterkant van hun busje liepen.
(…)
Ik zag dat er zich schaduwen verplaatsten, achter het busje. Ik zag dat er twee personen bij de achterzijde van de zeilwagen stonden en zag een lichtschijnsel alsof er met een kleine zaklamp werd geschenen op het zeil, aan de rechterzijde. Dit omstreeks 02.55.49 uur. Beide personen stonden bij elkaar. (…)
(pagina 61)
Ik zag dat er handelingen aan het zeil werden verricht, zag het zeil op en neer gaan en het leek alsof er een opening werd gecreëerd in het zeil en naar binnen werd geschenen en gekeken.
Vervolgens zag ik omstreeks 02.59.06 uur, dat vanuit een andere camerapositie werd ingezoomd op het busje en beide vrachtwagens. Daarbij was duidelijk zichtbaar dat de kentekenplaat aan de voorzijde was afgeplakt en onleesbaar was gemaakt.
Ik zag een inkeping in het zeil van de zeilwagen, op de plek waar de personen eerder met een zaklamp hadden staan schijnen.
Ik zag dat deze halve maan inkeping overeenkwam met de foto's opgemaakt door de verbalisanten die ter plaatse kwamen en beide personen hebben aangehouden.
Ik zag vervolgens dat de stevige persoon, aangekomen bij het bestuurdersportier, een wegwerpgebaar maakte, alsof hij daar iets over de omheining gooide, op het terrein van het daar gelegen bedrijf. Dit omstreeks 03.01.20 uur.
Ik zag dat omstreeks 03.01.22 uur, de stevigere persoon het bestuurdersportier opende en achter het stuur van het busje ging zitten en ik zag dat het bijrijdersportier ook open en dicht ging.
Vervolgens zag ik omstreeks 03.01.28 een politieauto stoppen vóór het busje, op dusdanige manier dat het busje niet weg kon rijden. De beide inzittenden werden door de politie aangesproken.
5.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2020, dossierpagina’s 95-96, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(pagina 95)
Op dinsdag 23 juni 2020, zijn wij verbalisanten, [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , in verband met het verhoor van twee verdachten naar het cellencomplex in Venlo gegaan. Deze verdachten
(het hof begrijpt: de verdachte en de verdachte [medeverdachte] )werden verhoord ter zaken poging lading diefstal in Beringe
(het hof begrijpt: waarvan aangifte is gedaan als onder bewijsmiddel 1 opgenomen).
Vervolgens zijn wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , op dinsdag 23 juni 2020, naar [bedrijf 2] in Beringe geweest om daar de camerabeelden
(het hof begrijpt: van het gebeuren op 22 juni 2020 te Beringe waarvan aangifte is gedaan als onder bewijsmiddel 1 opgenomen)in ontvangst te nemen. (…) De beveiliging van [bedrijf 2] speelde een videofragment af. Wij zagen een persoon met een fors postuur die zich begaf rond de voertuigen die betrokken waren bij de poging lading diefstal.
Op de beelden zagen wij dat de man met het forse bestuur zich achter een vrachtwagen begaf. Wij zagen dat de man een duidelijke snijbeweging maakte in het zeil aan de achterzijde van de vrachtwagen. Hierdoor ontstond er een snee in het zeil in de vorm van een halve maan. Wij zagen dat de man, met vermoedelijk behulp van een zaklamp, achter in de vrachtwagen keek.
Wij zagen dat de man recht in de camera keek.
Wij herkenden de man met het forse postuur als de verdachte [verdachte] die wij eerder op de dag hadden verhoord.
6.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 juli 2023, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik mij in de nacht van 22 juni 2020 tezamen met mijn neef [medeverdachte] bevond op de Schoorgras in Beringe.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is, op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord, in de kern aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die in het zeil van de vrachtwagen heeft gesneden en dat hij het mes uit het raam van de bus heeft gegooid. Voorts is door de verdediging aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat met betrekking tot de camerabeelden vanwege onder meer tegenstrijdige processen-verbaal en de ontbrekende tijdsaanduidingen.
Het hof overweegt als volgt.
De door de raadsvrouw in hoger beroep aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot de bepleite vrijspraak worden naar het oordeel van het hof weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Bijgevolg wordt het verweer strekkende tot vrijspraak in al haar onderdelen verworpen.
Anders dan de verdediging, maar met de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Daarbij wijst het hof in het bijzonder op de processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 25 juni 2020 en verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] d.d. 30 juni 2020, waaruit volgt dat op camerabeelden te zien is dat twee personen uit een donkerkleurige Mercedes bus met gedoofde lichten en een afgeplakt kenteken stappen. De bestuurder van deze bus heeft een fors postuur en wordt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] herkend als de verdachte. Vervolgens is te zien hoe de verdachte een snijbeweging maakt in het zeil van de vrachtwagen van aangever [benadeelde] en met een zaklamp in de daardoor ontstane opening schijnt. Onder deze omstandigheden staat voor het hof genoegzaam vast dat het niet anders kan dan dat het de verdachte is geweest die het tenlastegelegde heeft begaan. Naar het oordeel van het hof bestaan voorts geen onduidelijkheden met betrekking tot de uitgelezen camerabeelden, temeer nu de waarnemingen van [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op essentiële punten overeenkomen en steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft, in het geval het hof tot een bewezenverklaring komt en de verdachte een straf zal opleggen, het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt bij het bepalen van de straf in het bijzonder het navolgende in aanmerking.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal door middel van braak. Het gaat om een poging ladingdiefstal door middel van het kapotsnijden van het zeil van de vrachtwagen, midden in de nacht, op een parkeerterrein waar de chauffeur in de vrachtwagen de nacht doorbrengt en terwijl de chauffeur daarin ligt te slapen. Dergelijk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast, ergernis en gevoelens van angst in de transportwereld. Voorts heeft de verdachte door de poging tot diefstal blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendomsrecht. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 mei 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder diefstal en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dit verband verklaard dat hij geen werk heeft, in een (tijdelijke) huurwoning verblijft, onder bewind staat, schulden heeft en medicatie gebruikt voor zijn rugklachten.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, het justitiële verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 22 juni 2020 in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft op 12 december 2022 vonnis gewezen. Vervolgens is op 12 december 2022 namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 7 augustus 2023 – einduitspraak.
Het tijdsverloop tussen het aanvangsmoment van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en het wijzen van vonnis door de rechtbank bedraagt derhalve circa tweeënhalf jaar. Er is aldus sprake van een beperkte overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. Voorts weegt het hof mee dat het hoger beroep voortvarend is behandeld.
Derhalve ziet het hof geen aanleiding de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg ten faveure van de verdachte te verdisconteren in de straftoemeting en zal derhalve volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in eerste aanleg is geschonden.
Het hof komt tot een hogere straf dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof van oordeel is dat de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. Koop en A. Burgmeijer, griffiers,
en op 7 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. C.P.J. Scheele is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.