[geïntimeerde] heeft in zijn verweerschrift - zakelijk weergegeven - het volgende gesteld. CJIB kwalificeert [geïntimeerde] niet als "burger", maar als "crimineel". Daarbij hebben deze mensen van het CJIB volgens [geïntimeerde] andere bedoelingen en gedachten, bij alledaagse en of gebruikelijke handelingen. CJIB heeft het beroep ingesteld, niet vanwege het feit dat de rechtbank op eigen verzoek van [geïntimeerde] het faillissement heeft uitgesproken, maar vanwege het feit dat een "crimineel" dit recht niet zou moeten toekomen. CJIB heeft geen beroep ingesteld tegen de eerste bevindingen en vaststelling van de rechtbank in eerste aanleg aangaande het beantwoorden van de vraag of [geïntimeerde] in een toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Deze beoordelingen dienen dan ook als vastgesteld en onbetwist aangenomen te worden in onderhavig hoger beroep.
[geïntimeerde] heeft van begin af aan openheid van zaken gegeven. Dat heeft hij gedaan richting CJIB, het OM en ook richting de rechtbank. Niet alleen heeft [geïntimeerde] bij zijn aanvraag volledige openheid van zaken gegeven omtrent de vordering van CJIB, ook heeft hij openheid gegeven omtrent zijn strafzaak en de problemen die er bestonden met CJIB, waarbij men geen uitstel wilde verlenen en ook niet wilde instemmen met de voorgestelde betaaltermijnen.
CJIB is blind voor de bereidheid die wel degelijk is getoond, maar waarbij aan de zijde van [geïntimeerde] ook persoonlijke omstandigheden speelden, die aanleiding gaven voor enig uitstel c.q. coulance. Naast het verzoek tot uitstel zijn er ook voorstellen en verzoeken gedaan tot het instemmen met een betalingsvoorstel. Ook daar wilde CJIB niets van weten, althans waren voor haar de gedane voorstellen te laag en daarmee niet akkoord.
CJIB verwijst voorts naar een vermeende eigen verklaring, waarin [geïntimeerde] letterlijk zou hebben aangevoerd dat hij zijn verzoek zou hebben ingediend om de executie van zijn schulden tijdelijk te doen staken. Wat hier mee bedoeld wordt is voor [geïntimeerde] volstrekt onduidelijk.
CJIB stelt tevens dat [geïntimeerde] de beschikking zou hebben over een bedrag van ruim 11 miljoen euro, waarbij hij dit bedrag verborgen zou houden voor CJIB. Waaruit dit verborgen houden zou blijken en dat [geïntimeerde] zou beschikken over een dergelijk bedrag maakt CJIB niet duidelijk.
[geïntimeerde] maakt kosten die uitsluitend het gevolg zijn van een CJIB die niet wil dat een "crimineel" "gebruik" kan maken van bepaalde rechten die aan de gewone burger zouden moeten toekomen. Het is dan ook om die reden dat [geïntimeerde] nu wel om een proceskostenveroordeling vraagt en wel op basis van het liquidatietarief.