Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant ] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8120915 CV EXPL 19-4959)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties 1 tot en met 12;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep en akte vermeerdering van eis;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties 13 tot en met 17;
- de mondelinge behandeling van 1 februari 2023, waarbij de advocaten van partijen een toelichting hebben gegeven aan de hand van spreekaantekeningen.
3.De beoordeling
[appellanten] vordert die huurpenningen en voorschotbedragen en onbetaald gebleven facturen in verband met levering van gas, elektra en water.
[X.B.V.] voert verweer. Zij betwist -kort gezegd- de door [appellanten] gevorderde bedragen aan gas water en elektra verschuldigd te zijn. Zij betwist een koeldroger, trafo en automaat te hebben gekocht van [appellanten] en zij beroept zich op verrekening van de verschuldigde huurpenningen en voorschotbedragen met de door haar betaalde kosten van twee reparaties aan de koelinstallatie in het gehuurde.
a. wie dient uiteindelijk de kosten te dragen van twee door [X.B.V.] betaalde reparaties aan de koelinstallatie in het gehuurde?
b. is [X.B.V.] een bedrag ad € 1.122,70 aan [appellanten] verschuldigd in verband met een gekochte koeldroger, trafo en automaat?
c. is [X.B.V.] gehouden tot betaling van de onbetaald gebleven facturen van [appellanten] voor de levering van gas, elektra en water ad € 17.274,56.
"Alle inventaris welke nagelvast zit in het pand is van verhuurder waaronder: wanden, deuren, trappen, brandhaspels/blussers, wasbakken, palletweger in vloer en koeling/vriesinstallaties. De verwerkingsmachines, het hangwerk, compressor met pomp (zie bijgaande foto) zijn van [X.B.V.] ”;
"Voor rekening van verhuurder zijn kosten van:
"Ter verduidelijking dan wel in afwijking of in aanvulling op 13.1 zijn voor rekening vanhuurder:(...)
In artikel 13.5 staat:
"Onderhoud, herstel en vernieuwing van door of vanwege huurder aangebrachteveranderingen en toevoegingen zijn voor rekening van huurder.";
"Indien partijen zijn overeengekomen dat door of vanwege verhuurder bijkomendeleveringen en diensten worden verzorgd, stelt verhuurder de daarvoor door huurderverschuldigde vergoeding vast op basis van de kosten die met de leveringen endiensten en de daaraan verbonden administratieve werkzaamheden zijn gemoeid. Voorzover het gehuurde deel uitmaakt van een gebouw of complex en de leveringen endiensten mede betrekking hebben op andere daartoe behorende gedeelten, stelt verhuurderhet redelijkerwijs voor rekening van huurder komende aandeel in de kosten van dieleveringen en diensten vast. (...).";
Voorts staat in artikel 16.4:
"Verhuurder verstrekt huurder over elk jaar een rubrieksgewijs overzicht van de kostenvan de leveringen en diensten, met vermelding van de wijze van berekening daarvan envan, voor zover van toepassing, het aandeel van huurder in die kosten.";
[Y B.V.] te [vestigingsplaats] (hierna te noemen:
" [Y B.V.] ") in de bedrijfsruimte aanwezig geweest om de lekkage te verhelpen. De
reparatiekosten daarvan bedroegen € 21.424,47 inclusief BTW en zijn door [X.B.V.] aan
[Y B.V.] voldaan;
functioneerde. [Y B.V.] heeft ook die lekkage gerepareerd en de reparatiekosten van
€ 24.077,69 zijn door [X.B.V.] voldaan;
2019 zijn door [X.B.V.] onbetaald gebleven;
facturen van [appellanten] ontvangen van in totaal € 17.274,56 ter zake de levering van
gas, elektra en water. Bij de berekening in die facturen zijn de maandelijks verschuldigde
voorschotbedragen telkens in mindering gebracht. Deze facturen zijn onbetaald gebleven;
reparatiekosten van in totaal € 45.502,15 aan [appellanten] gefactureerd.
De kantonrechter heeft -kort gezegd- overwogen dat het verzuim is ingetreden zonder ingebrekestelling. Voor wat betreft de eerste lekkage is tegen deze overweging geen voldoende kenbare grief gericht. Voor zover [appellanten] betogen dat geen sprake is geweest van een weigering door [appellanten] om een koeltechnisch bedrijf in te schakelen, verwerpt het hof dat betoog (voor wat betreft de eerste lekkage). [appellant ] heeft zowel ter zitting bij de kantonrechter als bij het hof verklaard dat hij in oktober 2018 - toen [X.B.V.] melding maakte van de lekkage - heeft geweigerd om zelf een koeltechnisch bedrijf in te schakelen. Uit die mededeling mocht [X.B.V.] afleiden dat [appellanten] in de nakoming van zijn verbintenis tot herstel van de lekkage zou tekortschieten en daarmee is het verzuim ingetreden. Het hof acht evenals de kantonrechter in dit verband ook van belang dat het ging om een spoedklus in verband met de aanwezigheid van vlees in de koeling.
Dat ligt anders ten aanzien van de tweede lekkage in april 2019. [appellanten] betwist dat hij over deze lekkage is geïnformeerd. Ter zitting in hoger beroep verklaart [persoon A] , directeur van [X.B.V.] , dat de verhouding met [appellant ] was verslechterd en dat hij hem niet heeft gesproken over de tweede lekkage. Hij zou gebeld hebben met [appellante] over die lekkage. [appellant ] betwist op de hoogte te zijn gesteld van de lekkage. Daarmee is niet komen vast te staan dat [appellant ] is geïnformeerd over de tweede lekkage voordat [X.B.V.] een opdracht tot reparatie heeft gegeven. Voor zover [X.B.V.] beoogt te stellen dat zij uit de reactie van [appellanten] bij de eerste lekkage mocht afleiden dat [appellanten] de lekkage niet zou (laten) herstellen, faalt dit betoog. De bedoeling van de verzuimregeling is om de schuldenaar te wijzen op de tekortkoming en zo nodig zelf in de gelegenheid te stellen die tekortkoming te herstellen (tegen mogelijk lagere kosten dan bij herstel zonder tussenkomst van de schuldenaar). Het had op de weg van [X.B.V.] gelegen om [appellanten] op de hoogte te stellen van die tweede lekkage. Zulks geldt te meer nu de herstelkosten van de eerste lekkage aanzienlijk waren en [appellanten] ten tijde van de tweede lekkage niet zonder meer op de hoogte kon zijn van de aan die eerste reparatie verbonden hoge kosten en daarmee de eventueel te verwachten kosten voor de tweede reparatie. Voor zover [X.B.V.] heeft bedoeld aan te voeren dat [appellanten] wel op de hoogte was van de hoge kosten, omdat de monteur die de eerste lekkage had verholpen daarop had gewezen, acht het hof dat onvoldoende. [appellanten] hoefde immers niet te verwachten dat zo relatief kort na de eerste lekkage opnieuw een lekkage zou ontstaan en dat reparatie wederom tot hoge kosten zou leiden. Het gaat er dus om of [appellanten] op de hoogte is gesteld van de tweede lekkage. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [appellanten] dient [X.B.V.] haar standpunt dat zij met [appellante] heeft gebeld en haar op de hoogte heeft gesteld van de nieuwe lekkage te bewijzen. Het hof zal daartoe een bewijsopdracht aan [X.B.V.] verstrekken.
Dat betekent dat [appellanten] voor de door of vanwege hem verzorgde bijkomende leveringen en diensten een door [X.B.V.] verschuldigde vergoeding vaststelt op basis van de kosten die met de leveringen en diensten en de daaraan verbonden administratieve werkzaamheden zijn gemoeid. Tussen partijen staat vast dat het gehuurde deel uitmaakt van een gebouw of complex en dat de leveringen en diensten mede betrekking hebben op andere daartoe behorende gedeelten. Dat heeft tot gevolg dat [appellanten]
het redelijkerwijs voor rekening van [X.B.V.] komende aandeel(onderstreping hof) in de kosten van die leveringen vaststelt.
Het hof gaat daarom uit van het waterverbruik volgens die meter. Uitgaande van een verbruik van 542,855 m3 water acht het hof het totaal in rekening gebrachte bedrag ad € 441,11 exclusief btw redelijk. Dit komt neer op € 0,8126 per m3. De door Brabant Water gehanteerde tarieven zijn weliswaar lager, te weten € 0,77 per m3 excl btw voor de eerste 300 m3 en € 0,43 excl btw voor de resterende m3, maar [appellanten] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijkomende kosten, zoals vast recht per aansluiting en kosten in verband met controle, verbruik zouttabletten en periodieke ontharding van de leidingen in het gehuurde. Het hof verwijst naar de als productie 15 en 16 overgelegde facturen bij memorie van antwoord in incidenteel appel. Tijdens de nadien gevolgde mondelinge behandeling is [X.B.V.] op deze facturen ingegaan. Zij heeft niet betwist dat [appellanten] deze kosten heeft gemaakt, maar voert aan dat [appellanten] niet inzichtelijk maakt in hoeverre die kosten pro rata verdeeld worden onder alle huurders. Naar het oordeel van het hof kan dat niet van [appellanten] gevergd worden. [appellanten] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat naast de betaalde tarieven aan Brabant Water sprake is van substantiële extra kosten die het aan [X.B.V.] in rekening gebrachte bedrag van € 411,--exclusief btw rechtvaardigen.
De kantonrechter heeft deze post als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
[appellanten] heeft deze post in hoger beroep als volgt onderbouwd.
De kosten van het meetdienstabonnement over 2019: 1/3 van € 304,--
Daarnaast ontvangt [appellanten] facturen van Enexis voor de transportdienst van het gas en het vastrecht voor de aansluiting. [appellanten] heeft de facturen overgelegd. Voorts heeft [appellanten] kosten in verband met de gasmeter in eigen beheer. Ten slotte wijst [appellanten] erop dat de kosten van vast recht zijn verminderd. Zij varieerden in 2015 van € 450,-- tot bijna € 500,-- per maand.
Het hof verwerpt het standpunt van [X.B.V.] dat het vast recht naar rato van het verbruik moet worden berekend. [appellanten] heeft uiteengezet dat en waarom dat niet doenlijk is. Het hof is van oordeel dat [appellanten] de vrijheid had om daarvoor te kiezen (zie hetgeen in 3.8.1 is overwogen). Hetzelfde geldt voor de post ‘overschrijding capaciteitststarief ‘die eveneens aan de huurders pro rata is toegerekend. Bovendien merkt het hof ten aanzien van de kosten in verband met ‘overschrijding capaciteitstarief’ nog het volgende op. Hoewel het hof niet kan doorgronden of de variabele kosten van overschrijding van het capaciteitstarief deels voorkomen hadden kunnen worden (door bijvoorbeeld een ander abonnement/transportovereenkomst), staat voldoende vast dat ook de vaste kosten aanzienlijk zijn. Bovendien blijkt uit niets dat een abonnementsvorm/transportovereenkomst met een hogere capaciteit (die naar ervaringsregels leren mogelijk duurder zal zijn) voordeliger zou zijn dan het aan [appellanten] in rekening gebrachte capaciteitstarief met overschrijding. Het hof acht het in rekening gebrachte maandbedrag in het licht van de door [appellanten] in het geding gebrachte facturen ter zake de meetdienst en de kosten van de aansluiting en transport van het gas, voldoende gespecificeerd en redelijk.
[appellanten] heeft in hoger beroep uiteengezet waarom de energiebelasting in januari 2019 aanzienlijk hoger was dan in februari 2019. Hij heeft tevens verwezen naar de overgelegde factuur (productie 11 eerste aanleg, pagina 5), waar een bedrag ad € 6.070,74 in rekening is gebracht. [appellanten] maakt voorts inzichtelijk dat de energiebelasting is doorbelast op basis van het percentage dat [X.B.V.] verbruikte ten opzichte van de in totaal verbruikte energie. Daarmee heeft [appellanten] het redelijkerwijs voor rekening van [X.B.V.] komende aandeel op deze wijze voldoende toegelicht. De grief gericht tegen de afwijzing van een deel van het gefactureerde bedrag ter zake energiebelasting slaagt.
- huur en voorschotnota’s : € 40.746,75 (3 x 13.582,25), waarvan € 26.226,75 ter zake huur en € 14.520,00 ter zake voorschotnota’s;
- levering gas, elektra en water € 17.274,54 ( € 8.539,46 + € 6.879,68 + € 1.855,40);
- reparatiekosten okt 2018: € 21.424,47
4.De uitspraak
26 september 2023voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;