In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, die op 26 mei 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De moeder voerde aan dat de machtiging onterecht was verleend en dat zij voldoende pedagogische vaardigheden had om voor haar kind te zorgen. De Raad voor de Kinderbescherming, verweerder in deze zaak, stelde echter dat de opvoedsituatie bij zowel de moeder als de vader niet toereikend was en dat de minderjarige al meerdere keren uit huis geplaatst was geweest, wat schadelijk voor hem was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 september 2023 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, wat hij ook heeft gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige al geruime tijd in een crisisopvang verblijft en dat er een dringende behoefte is aan een passende behandeling voor zijn problematiek. Het hof heeft de argumenten van de moeder, de Raad en de vader zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de machtiging tot uithuisplaatsing in stand moet blijven. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, omdat het hof van oordeel is dat de huidige situatie niet in het belang van de minderjarige is en dat hij recht heeft op een behandeling die aansluit bij zijn behoeften.
Het hof benadrukt dat het van groot belang is dat er snel duidelijkheid komt over de vervolgplek voor de minderjarige, zodat hij de juiste ondersteuning kan krijgen en zijn ontwikkeling niet verder wordt belemmerd. De beslissing van het hof is genomen met het oog op de belangen van de minderjarige, die voorop staan in deze procedure.