ECLI:NL:GHSHE:2023:3155

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
20-002967-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake overtreding van de Wet personenvervoer 2000

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1977, werd beschuldigd van het verrichten van taxivervoer zonder de vereiste vergunning, in strijd met artikel 76, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000. De tenlastelegging was gewijzigd tijdens de zitting in hoger beroep, waarbij de verdachte op 17 januari 2021 in Eindhoven taxivervoer heeft verricht met een personenauto zonder vergunning. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en veroordeling tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte de rit gratis had aangeboden aan een bekende. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk tegen betaling taxivervoer had aangeboden en dat de Wet personenvervoer 2000 van toepassing was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan de overtreding, met oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002967-21
Uitspraak : 22 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 16 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-042644-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1977,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen primair aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak van de primair en subsidiair aan de verdachte tenlastegelegde feiten bepleit. Subsidiair, in geval van enige bewezenverklaring, heeft de verdediging het hof verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf dan wel om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf (van bijvoorbeeld 40 of 60 uren) op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd. Voorts heeft het hof vastgesteld dat het vonnis in strijd met het bepaalde in artikel 365, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering niet is ondertekend door de politierechter die over de zaak heeft geoordeeld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2021 in de gemeente Eindhoven op de weg, de Luchthavenweg en/of parkeerplaats P1, taxivervoer heeft (laten) verricht(en) met een personenauto, gekentekend [kenteken] , zonder te beschikken over een daartoe door de Minister van Infrastructuur en Milieu verleende vergunning;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 januari 2021 in de gemeente Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op de weg, de Luchthavenweg en/of parkeerplaats P1, taxivervoer te (laten) verricht(en) met een personenauto, gekentekend [kenteken] , zonder te beschikken over een daartoe door de Minister van Infrastructuur en Milieu verleende vergunning,
 contact heeft gehad met [getuige] en daarmee een afspraak heeft gemaakt voor vervoer (tegen betaling) van Eindhoven naar Den Haag,
 die [getuige] heeft opgewacht bij de Kiss & Ride strook,
 vervolgens die [getuige] heeft laten plaatsnemen in zijn, verdachtes, auto,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 januari 2021 in de gemeente Eindhoven op de weg, de Luchthavenweg en/of parkeerplaats P1, taxivervoer heeft verricht met een personenauto, gekentekend [kenteken] , zonder te beschikken over een daartoe door de Minister van Infrastructuur en Milieu verleende vergunning.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hieronder wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar dossierpagina’s van het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, Team Ondermijning Luchthaven Eindhoven Airport, proces-verbaalnummer 2102041500.8407, onderzoek BPS: 21-004004, sluitingsdatum 4 februari 2021, met bijlagen. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het stamproces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 1-6, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 1)
Proces-verbaal contra: [verdachte] , verdacht van overtreding van artikel 76, lid 1, in verband met artikel 75, lid 1, van de Wet personenvervoer 2000, (…) geconstateerd en/of gepleegd binnen de gemeente Eindhoven, [op] 17 januari 2021.
(pagina 6)
Taxivergunning
Door mij, verbalisant [verbalisant 2] , is op 4 februari 2021 contact opgenomen met een medewerkster van het [bedrijf 1] (het vergunningenbestand taxivervoer). De medewerkster heeft op basis van het door [verdachte] aangeleverde KVK-nummer [KvK-nummer] het systeem bevraagd. Ik, [verbalisant 2] , hoorde de medewerkster zeggen dat er bij dit KVK-nummer geen vergunning is verleend voor het uitvoeren van taxidiensten.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen controle [verdachte] en [getuige] , mutatienummer PL27YZ/21-004004 (bijlage 1), doorgenummerde pagina’s 1-4, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 1)
Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beide werkzaam als algemeen opsporings-ambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee, zijn ingedeeld bij het Team Ondermijning Luchthaven Eindhoven Airport. (…) Op 17 februari 2021, omstreeks 10:06 uur, waren wij bezig met een observatie op de passagiersstromen op Eindhoven Airport (
het hof begrijpt: gelegen aan [adres 2]). Ik, [verbalisant 2] , was bezig met het observeren van een passagier welke zojuist geland was en naar de kiss and ride strook, gelegen op de eerste verdieping van parkeerplaats 1, was gelopen. Aldaar viel mij een NN-man op welke voldeed aan navolgende omschrijving: zwarte hoodie met op achterzijde de opdruk ‘ [bedrijf 2] ’ (…). Deze tekst herkende ik van een controle op 4 juli 2020. Destijds zijn drie vrouwen (getuigen) opgehaald door een (…) snorder. De getuigen toonden een facebookprofiel ‘ [bedrijf 2] ’ en (…) verklaarden destijds dat zij telefonisch contact [hebben] gehad met deze man. De man gebruikte daarbij het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Ik, [verbalisant 2] , zag dat de NN-man bij een grijs voertuig stond voorzien van Nederlands kenteken [kenteken] . Ik zag dat de NN-man de roltrap nam en nabij de parkeerautomaten bleef staan wachten.
(pagina’s 1-2)
Ik zag dat op een gegeven moment een NN-vrouw bij de NN-man kwam staan.
(pagina 2)
Nadat de NN-man bij het parkeerautomaat betaald had, zag ik de NN-vrouw en NN-man naar het eerder genoemde voertuig lopen. Ik zag dat beide personen in het voertuig stapten.
Op 17 januari 2021, omstreeks 10:35 uur, zijn door ons naar aanleiding van bovenstaande, voornoemde NN-man en NN-vrouw, gecontroleerd. (…) Voornoemde NN-man legitimeerde zich (…) als: [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1977 te [geboorteplaats 3] . (…) Voornoemde NN-vrouw legitimeerde zich (…) als: [getuige] , geboren [geboortedag 2] te [geboorteplaats 2] .
Ik, [verbalisant 2] , heb in de Engelse taal een gesprek gevoerd met [getuige] . Wij hoorden
[getuige] onder andere zeggen dat:
- zij zojuist vanuit Belgrado is geland;
- zij onderweg is naar Den Haag;
(pagina 3)
- zij nu wordt opgehaald door een taxi;
- de man, van de taxi, een vriend van haar is;
- de man [verdachte] (fonetisch) heet;
- zij [verdachte] nu ongeveer twee maanden kent;
- zij [verdachte] kent, omdat zij eerder door hem is opgehaald;
- haar werk de taxi heeft geregeld;
- zij [verdachte] nu ongeveer twee à drie keer heeft gezien;
- zij 70,00 euro moet betalen voor de rit van Eindhoven naar Den Haag;
- zij dit zelf moet betalen en dit niet wordt betaald door haar werkgever;
- zij de 70,00 euro in cash zal betalen als zij aankomt in Den Haag;
- zij eerder ook in cash heeft betaald;
- zij via WhatsApp contact heeft met [verdachte] ;
[getuige] toonde mij, [verbalisant 2] , een WhatsApp contact welke was opgeslagen onder de naam ‘Taxi NL’.
Ik, [verbalisant 1] , heb in de Engelse taal een gesprek gevoerd met [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] zeggen dat:
- (…)
- hij haar (
het hof begrijpt: [getuige]) naar Den Haag gaat brengen;
- hij haar wel eens eerder opgehaald heeft.
3.
Het proces-verbaal van verhoor, mutatienummer PL27YZ/21-004004 (bijlage 2), doorgenummerde pagina’s 1-4, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige] :
(pagina 1)
V: Staat voor vraag verbalisanten
A: Staat voor antwoord getuige
V: U bent vandaag geland op Eindhoven Airport. Waar ging u naartoe?
A: Ik ga naar mijn werk (…) in Den Haag.
V: Bij wie stond u zojuist?
A: Ik stond bij (…) “ [verdachte] ”. (…) De vrouwelijke collega’s hebben dit nummer onderling uitgewisseld. Als iemand vervoer nodig heeft dan is [verdachte] de persoon die ons brengt en ophaalt.
V: Is dit de eerste keer dat u door hem word opgehaald?
A: Nee al 3 keer eerder heeft deze man mij naar het vliegveld gebracht.
(pagina 2)
V: Wat voor werk doet [verdachte] ?
A: Er werd gezegd tegen mij dan hij een taxichauffeur is.
V: Hebben jullie een relatie met elkaar?
A: Nee. Absoluut niet.
V: Hoe staat hij in je telefoon als contact?
A: Taxi NL, telefoonnummer [telefoonnummer] .
(pagina 3)
V: De vorige keren, hoe heb je [verdachte] toen betaald?
A: De vorige keer pas toen ik uitstapte. Ik heb toen cash 70 euro betaald.
V: Klopt het dat [bedrijf 2] de naam van het bedrijf is?
A: Ja dat klopt.
4.
Het proces-verbaal van verhoor, mutatienummer PL27YZ/21-004004 (bijlage 3), doorgenummerde pagina’s 1-6, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(pagina 1)
V: Vraag
A: Antwoord
V: Wat doet u voor werk?
A: Ik heb een eigen bedrijf genaamd: [bedrijf 2] .
(pagina 2)
V: Heeft u ook een taxi bedrijf?
A: Ik sta ingeschreven via de KVK. (…) Ik werk op afspraak met mensen die mij betalen om hen ergens naar toe te brengen.
V: De mevrouw die u nu ophaalde, waar moest u haar naar toe brengen?
A: Deze mevrouw zou ik naar Den Haag brengen (…).
V: Heeft u haar al eerder weg gebracht?
A: Ja ik heb haar een keer vanuit Den Haag naar het vliegveld in Eindhoven gebracht. Dat is misschien 4 of 6 weken geleden. Dit zou de 3e of 4e keer zijn dat zij met
mij mee zou rijden.
V: En hoe heet mevrouw?
A: [getuige] . (…) Zij heeft mijn telefoon nummer gekregen van iemand anders. Die heeft verteld dat ik haar vroeg in de morgen naar het vliegveld kon brengen tegen betaling.
(pagina 3)
V: Dus mevrouw ging ervan uit dat ze moest betalen en wist nog niet dat deze rit gratis zou zijn?
A: Dat klopt.
V: Heeft u een chauffeurs pas?
A: Nee, ik heb alleen een B-rijbewijs.
(pagina’s 3-4)
V: Uw voertuig is niet ingericht als een taxi. Klopt dat?
A: Dat klopt.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 16 december 2021, doorgenummerde pagina’s 1-9, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(pagina 2, onder A)
Ik heb een taxibedrijf (…). Ik vervoer vaker mensen, deze vrouw heb ik ook eerder vervoerd. Toen heeft zij daarvoor betaald. Het klopt dat mijn voertuig niet is ingericht als taxi.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het primair (en subsidiair) tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte voornemens was om mevrouw [getuige] (deze keer) gratis te vervoeren van vliegveld Eindhoven naar Den Haag, omdat hij graag een relatie met haar wilde krijgen en zij elkaar met Kerst cadeaus hebben gegeven. De verdachte heeft echter ter plekke niet de kans gekregen om [getuige] te zeggen dat hij haar gratis wilde vervoeren, omdat zij direct na het instappen door de Koninklijke Marechaussee werden gecontroleerd. Wel heeft de verdachte haar dit op voorhand in een WhatsApp-gesprek verteld.
Het verhaal van de verdachte vindt volgens de verdediging steun in de verklaringen van [getuige] . Zij heeft onder meer verklaard dat de verdachte heeft aangeboden om haar gratis te vervoeren en dat hij avances naar haar heeft gemaakt.
De verdediging heeft daarbij nog opgemerkt dat de verdachte door de verhoorders van de Koninklijke Marechaussee op het verkeerde been is gezet, omdat zij hem een verkeerde weergave van de door [getuige] afgelegde verklaring hebben gegeven. De verhoorders hebben gesuggereerd dat [getuige] niet op de hoogte was van het gratis vervoer. De verdachte heeft derhalve verklaard dat hij nog niet de kans had gekregen om [getuige] te vertellen dat hij haar gratis zou vervoeren, terwijl hij dit eigenlijk al op voorhand via de telefoon kenbaar aan haar had gemaakt.
Nu de verdachte gratis vervoer aan een bekende van hem heeft aangeboden, is de Wet personenvervoer 2000 niet van toepassing en dient de verdachte van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven taxibedrijf had, maar dat hij niet over een taxivergunning beschikte. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat [getuige] met de verdachte had afgesproken dat hij haar op 17 januari 2021 bij de luchthaven Eindhoven zou komen ophalen teneinde haar naar Den Haag te vervoeren. Al een paar keer eerder hadden zij een soortgelijke afspraak gemaakt waarbij de verdachte haar tegen betaling (van € 70,00) heeft vervoerd. Het telefoonnummer van de verdachte stond onder de naam ‘Taxi NL’ in de telefoon van [getuige] .
Op 17 januari 2021 hebben de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de Koninklijke Marechaussee waargenomen dat de verdachte en [getuige] samen naar de auto van de verdachte liepen en instapten. De verbalisanten hebben hen vervolgens bij de auto gecontroleerd en [getuige] heeft toen verklaard dat zij voor de rit van Eindhoven naar Den Haag € 70,00 moet betalen.
Uit deze gang van zaken leidt het hof af dat de verdachte van tevoren heeft aangeboden om
[getuige] met zijn auto te vervoeren naar Den Haag en dat [getuige] dat aanbod ook heeft aanvaard. [getuige] heeft tijdens de controle door de verbalisanten verklaard dat zij ervan uitging dat het vervoer tegen betaling zou geschieden, zoals dat eerder ook is gebeurd. Het hof gaat uit van deze eerste, ter plekke afgelegde, verklaring van [getuige] en schuift haar latere verklaring die dag, voor zover inhoudende dat deze rit gratis zou zijn, als ongeloofwaardig ter zijde. Het hof merkt daarbij nog op dat [getuige] op 16 december 2022 als getuige bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat zij niet meer weet wat er in de telefoonberichten stond en dat zij alles is vergeten wat de betaling van de rit betreft. Ook heeft zij verklaard dat zij geen partnerrelatie met de verdachte heeft gehad en dat zij niet meer weet of de verdachte en zij met Kerst cadeaus aan elkaar hebben gegeven. Voorts overweegt het hof dat uit de printscreens van de Whatsapp-berichten die op de telefoon van [getuige] zijn aangetroffen en de vertaling (via Google Translate) van die berichten niet is gebleken dat de verdachte het vervoer op 17 januari 2021 gratis heeft aangeboden.
Gelet op het vorenstaande, acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij [getuige] op 17 januari 2021 – anders dan in het verleden het geval was – gratis wilde vervoeren omdat hij een relatie met haar wilde, ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een aanbod heeft gedaan
om [getuige] met zijn auto te vervoeren en dat hij daarvoor door haar betaald zou worden, welk aanbod ook door [getuige] is aanvaard, waarna zij samen in de auto van de verdachte zijn gestapt.
Mede gelet op de gelijkstelling ex artikel 75 van de Wet Personenvervoer 2000 van het aanbieden van taxivervoer aan het verrichten van taxivervoer, leidt het voorgaande naar het oordeel van het hof dan ook tot de conclusie dat de verdachte heeft gehandeld in strijd met het verbod taxivervoer te verrichten zonder een daartoe verleende vergunning.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 76, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich uit financieel gewin schuldig gemaakt aan het verrichten van taxivervoer zonder over een daarvoor vereiste vergunning te beschikken. In algemene zin geldt dat het rijden van een taxi zonder vergunning de economische ordening van het beroepspersonenvervoer verstoort en de belangen schaadt die de wetgever met het stellen van eisen aan dit vervoer beoogt te beschermen. Bovendien geniet een persoon die taxivervoer verricht zonder aan de eisen te voldoen een onterecht concurrentievoordeel ten opzichte van personen of bedrijven die wel aan alle eisen voldoen.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. In dat kader heeft de verdachte verklaard dat hij geen taxibedrijf meer heeft, dat hij via het UWV een nieuwe baan heeft gevonden bij [bedrijf] en dat hij Nederlandse taallessen gaat volgen. Ook heeft het hof kennis genomen van de omstandigheid dat de financiële positie van de verdachte – wegens een grote (zakelijke) schuld – niet rooskleurig is.
Gelet op het vorenstaande, acht het hof een deels voorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Het hof zal de verdachte, conform de vordering van de advocaat-generaal, veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat de door de verdediging bepleitte schuldigverklaring zonder oplegging van straf dan wel oplegging van een geheel voorwaardelijke (taak)straf onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde, zodat het hof aan die afdoeningsmogelijkheden voorbij gaat.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 76 en 103 van de Wet personenvervoer 2000, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 22 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van de Schepop en mr. Van Gink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.