ECLI:NL:GHSHE:2023:3184

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
200.332.156_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen voorzitter strafkamer wegens schijn van partijdigheid

Op 13 september 2023 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch een verzoek tot wraking behandeld van een verdachte, die zich genoodzaakt voelde om de voorzitter van de meervoudige strafkamer, mr. C.M. Hilverda, te wraken. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. N. Harlequin, voerde aan dat de voorzitter herhaaldelijk uitlatingen had gedaan die de schijn van partijdigheid wekten. Tijdens de mondelinge behandeling werd het proces-verbaal van de hoofdzaak besproken, waarin de voorzitter had gezegd: "daar ben ik te lui voor". Deze uitspraak werd door de verzoeker als onprofessioneel en partijdig ervaren, wat leidde tot de vrees dat de voorzitter niet neutraal zou oordelen in de hoofdzaak.

De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker en de voorzitter gehoord. De voorzitter van de wrakingskamer merkte op dat een gevoel van partijdigheid op zich geen wrakingsgrond vormt. Echter, de opmerkingen van de voorzitter over haar luiheid werden als een bijzondere omstandigheid beschouwd die de objectief gerechtvaardigde vrees van partijdigheid kon wekken. De wrakingskamer oordeelde dat de voorzitter niet de juiste toon had aangeslagen en dat haar uitlatingen de indruk wekten dat zij niet bereid was om de verdediging serieus te nemen.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking toegewezen, met de beslissing dat het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet met een andere strafkamer, zonder mr. C.M. Hilverda. De beslissing werd onverwijld medegedeeld aan alle betrokken partijen, waaronder de advocaat-generaal en de benadeelde partij.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
Parketnummer : [parketnummer]
Zaaknummer wraking : 200.332.156/01

Proces-verbaal van de mondelinge behandeling, ter openbare zitting gehouden op

13 september 2023 te 15.00 uur, in de zaak van:

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans verblijvende in PI [PI] te [plaats] ,
hierna te noemen: ‘verzoeker’,
waarin op de mondelinge behandeling van 13 september 2023 mondeling is verzocht tot wraking van mr. C.M. Hilverda, voorzitter van de meervoudige strafkamer van dit hof,
Tegenwoordig zijn:
mr. J.W. van Rijkom, voorzitter,
mr. J.P. de Haan en mr. G.J. Schiffers, leden,
mr. C.J.G. Streutjes, griffier.
Verschenen zijn:
 verzoeker, bijgestaan door mr. N. Harlequin;
 mr. C.M. Hilverda;
 mr. M.H.A. Paapen, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaak van verzoeker uitroepen.
Verzoeker antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn:

[verzoeker]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985
De voorzitter vermaant verzoeker oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De voorzitter deelt mee dat de wrakingskamer kennis heeft genomen van het verkort proces-verbaal van de behandeling van de meervoudige kamer voor strafzaken van heden,
13 september 2023, met betrekking tot het wrakingsverzoek. De voorzitter merkt op dat de gronden van het wrakingsverzoek niet in dat proces-verbaal zijn vermeld.
Een afschrift van dat verkort proces-verbaal is voor aanvang van de behandeling van de wrakingskamer door de griffier van de wrakingskamer aan verzoeker overhandigd en bij aanvang van de zitting van de wrakingskamer aan de advocaat-generaal.
De voorzitter stelt verzoeker in de gelegenheid zijn wrakingsverzoek toe te lichten.
Mr. Harlequin:Het verkort proces-verbaal klopt niet. De wrakingsgrond staat er niet in, maar die heb ik wel genoemd en de volgorde van de gebeurtenissen is anders dan in het verkort proces-verbaal is opgeschreven. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij was ik bij punt 12 in het deel in de pleitnota opgesteld door [naam]. Ik heb die vordering, die door de benadeelde partij in appel wordt gehandhaafd, voorgelezen. Vervolgens werd ik onderbroken door de voorzitter. Zij vroeg mij of ik kon zeggen wat er (als verweer tegen de vordering van de benadeelde partij) door mij wordt aangevoerd. Toen zei ik:
“Dat hebben we eerder besproken en dat mag als ingelast worden beschouwd.”.
De voorzitter zei toen:
“Daar ben ik te lui voor”. Ik vroeg haar:
“Wat zegt u nu?!”. Toen zei de voorzitter:
“Ik ben er te lui voor om dat erbij te pakken.”. Ik heb toen met verzoeker de zittingszaal verlaten om samen te overleggen. Bij terugkomst in de zittingszaal heb ik (alleen) tegen de voorzitter gezegd:
“Ik wraak u.”. Ter toelichting heb ik toen tegen haar gezegd:
“Toen de vordering van de benadeelde partij aan de orde was, hebt u niet aan de benadeelde partij gevraagd wat er wordt aangevoerd en aan de advocaat-generaal hebt u dat ook niet gevraagd.”. Dat was eerder in dezelfde zittingscombinatie. Op 30 augustus j.l. heeft de advocaat van de benadeelde partij een aanvulling gedaan. Die aanvulling is vanmorgen ter zitting aan de orde gekomen. De voorzitter zei alleen dat het hof die aanvulling heeft ontvangen. De advocaat van de benadeelde partij werd niet gevraagd om die aanvulling te herhalen. Die aanvulling is niet ter zitting besproken maar was meteen akkoord voor het hof. Het OM heeft over de vordering benadeelde partij ook aanvullingen gedaan en is ook niet gevraagd om die te herhalen. Een voorzitter die te lui is om iets erbij te pakken is niet hoe het moet zijn in deze zaak. Ik heb toen benoemd dat de schijn van partijdigheid is gewekt. Dat de voorzitter de vraag die ze mij stelt om mijn verweren te herhalen, niet ook aan de benadeelde partij en aan het OM stelt, is partijdig. Als een voorzitter zegt dat ze te lui is en dat herhaalt, dan kan dat gewoon niet, dan doe je je werk niet goed op dat moment. De voorzitter onderbreekt mij ook midden in mijn verhaal. Dat kan ook op een later moment. Er is sprake van een verkeerde toon.
Voorzitter wrakingskamer:Ik lees in het verkort proces-verbaal van de behandeling in de hoofdzaak van heden dat de voorzitter in de hoofdzaak tegenover u heeft aangegeven dat ze van uzelf wil horen wat uw verweren zijn.
Mr. Harlequin:Anders dan in dat verkort proces-verbaal is vermeld, heeft de voorzitter dat pas aangegeven nadat ze de uitspraken had gedaan dat ze te lui is en – op mijn vraag:
“Wat zegt u nu?!”– dat ze te lui is om het erbij te pakken. Dat komt over als dat de voorzitter niet bereid is een stuk erbij te pakken als het gaat om de verdediging. Ik heb ook tegen de voorzitter gezegd:
“Het is al elke keer op het randje.”. Ik bedoelde daarmee: op het randje van vooringenomenheid. Dat is al jaren zo. Ook voor de aanwezigen in de zaal die geen benadeelde partij zijn is dat zo. Dat is niet hoe het moet zijn. Daarvoor is deze zaak te heftig en te gruwelijk. Deze zaak loopt al 4 jaar en 10 maanden in hoger beroep, door corona en ook door ons moet ik toegeven. Wraken is niet mijn hobby en niet wat ik voor ogen heb. Ik heb gezegd vanmorgen:
“De toon is gezet.”. Dit is in niemands belang.
Verzoeker:Mijn beeld van het hof is dat iedereen daar neutraal is, maar dat gevoel heb ik niet bij de voorzitter in de hoofdzaak. Ik heb steeds het gevoel dat alles van de wederpartij voor de voorzitter oké is en dat als het om ons gaat het voor haar niet oké is.

Voorzitter wrakingskamer: Een ‘gevoel’ levert geen wrakingsgrond op.

Mr. Harlequin:De uitspraak “lui” verwijst wat mij betreft naar onwelwillendheid.
Verzoeker:Het gaat om heel veel jaren van mijn toekomst. Als de voorzitter in de hoofdzaak te lui is om een papiertje erbij te pakken, ben ik bang dat ze ook te lui is voor de uitspraak in de hoofdzaak. De uitspraken die zij heeft gedaan over haar luiheid zijn bizar. Ik heb dat nog nooit uit de mond van een voorzitter gehoord. Door een wraking duurt deze zaak langer. Dat wil ik niet, maar desondanks zie ik mij genoodzaakt om dit wrakingsverzoek te doen.
Voorzitter wrakingskamer:Mevrouw Hilverda, we hebben het verkort proces-verbaal van de behandeling in de hoofdzaak van heden. Daar staat in wat er staat. Mr. Harlequin heeft zojuist iets gezegd over de volgorde van de gebeurtenissen die daarin beschreven zijn, maar de uitspraak dat u te lui bent, zoals in het verkort proces-verbaal is vermeld, klopt volgens haar. Met dien verstande dat u volgens mr. Harlequin hebt gezegd dat u te lui bent om “het erbij te pakken” in plaats van om “het op te zoeken”, zoals in het verkort proces-verbaal is vermeld.
Mr. Hilverda:Ja, dat heb ik gezegd. Als je verweren tegen een vordering benadeelde partij aanvoert, kun je refereren aan wat daarover in eerste aanleg is aangevoerd, maar de Hoge Raad zegt dat het het werk van de advocaat van de verdachte is om die verweren in hoger beroep naar voren te brengen. Ik heb die verweren niet in mijn hoofd. Dat hoeft ook niet want die verweren moeten op zitting naar voren worden gebracht, tenzij het hof vindt dat dat niet hoeft. Ik heb mr. Harlequin gevraagd die verweren naar voren te brengen. Ik had beter niet kunnen zeggen dat ik te lui ben om het erbij te pakken, maar ik wilde dat mr. Harlequin haar werk zou doen. Ik bereid mijn zaken altijd tot in de puntjes voor. Ik heb hier twee processen-verbaal van het hof: een van 15 november 2021 en een van 28 november 2022. Daarin staat dat de vordering benadeelde partij is voorgedragen en uitvoerig is behandeld. Ik heb niet gezegd dat alles wat de benadeelde partij aanvoert prima is. De benadeelde partij moet met een bericht van het UWV komen dat zij nog steeds arbeidsongeschikt is. Dat is zo duidelijk als iets, daarom is daar door het hof niet op doorgevraagd. De vordering benadeelde partij is vandaag niet aan de orde. Met betrekking tot de uitspraak die mr. Harlequin zojuist heeft gedaan over de verkeerde toon, wil ik zeggen dat dit de toon is zoals die er lag vanaf het begin. Ik had de uitspraak dat ik te lui ben om het erbij te pakken niet moeten doen, maar dat komt door die toon. Ik heb de partijen in deze zaak niet verschillend behandeld. Ook de andere leden van de kamer doen dat niet.
Mr. Harlequin:Ik heb de processen-verbaal die mr. Hilverda noemt nu niet paraat. Over het bericht van het UWV wil ik zeggen dat de zitting van vandaag in de hoofdzaak het moment is dat dat stuk is toegelicht. Het hof heeft gezegd:
“Er is een bericht van het UWV. Dat is goed.”. Er is geen sprake van gelijke behandeling door de voorzitter van de partijen in de hoofdzaak. De voorzitter zei niet dat ze te lui was om de verweren op te zoeken. Ze wilde de verweren er niet eens bij pakken. Het gaat erom hoe je als voorzitter je werk doet. Dit civiele vraagstuk is best ingewikkeld. Verzoeker heeft hierover daarom een civiele advocaat benaderd. Door dat stuk van een andere advocaat was ik al aan het bladeren. Daardoor was ik al anders aan het pleiten dan gewoonlijk. Juist dan kun je het als voorzitter ook anders doen. Er zijn ook soms pittige opmerkingen over en weer tussen mij en de oudste en de jongste raadsheer in de hoofdzaak. Dat is op zich oké, maar wat de voorzitter doet niet.
Mr. Hilverda:De benadeelde partij kreeg nog de mogelijkheid om het bericht van het UWV dat was ingediend aan te vullen. Nu was het daar niet de gelegenheid voor. Het zou aan de orde komen op het moment dat daarvoor was.
De advocaat-generaal:Bij aanvang van de zitting in de hoofdzaak van vandaag is door de voorzitter verteld welke nieuwe stukken er zijn ingekomen. Dat ging ook om stukken van het OM. Daar zijn mij ook vragen over gesteld door het hof. Het stuk van het UWV was enkel een aanvulling. We hebben dat stuk tijdig gekregen en daar stond niets nieuws in en geen nieuwe vordering. Vandaar dat daar door de voorzitter niet nader op is ingegaan. In het betoog van mr. Harlequin zojuist heb ik geen wrakingsgrond gehoord, hoewel de uitspraak van de voorzitter dat ze te lui is om het erbij te pakken, niet handig is. Dat er met die uitspraak in deze setting een schijn van partijdigheid zou zijn gewekt, daar zie ik geen grondslag voor.
Mr. Harlequin(op een vraag van mr. Schiffers): De voorzitter heeft bij aanvang van de zitting van vandaag in de hoofdzaak gezegd dat er een proces-verbaal als nieuw stuk was binnengekomen. Dat was een proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dat stuk werd alleen als nieuw stuk genoemd. De voorzitter zei toen ook dat er een nieuw stuk was van de advocaat van de benadeelde partij. Er werd niet gezegd wat dat was. Ik vroeg het hof toen:
“Gaan we daar nog op in?”. Er werd toen gezucht en toen werd door het hof gezegd:
“Dat gaan we doen.”. Die stukken moeten worden voorgehouden aan verzoeker, maar dat gebeurde pas nadat ik het had gevraagd.
Mr. Hilverda:Je begint de zitting met te zeggen welke nieuwe stukken er zijn. Ik was er op dat moment nog niet aan toe om daarop in te gaan. Dat zou later in de zitting van vandaag aan de orde zijn gekomen.
De voorzitter van de wrakingskamer geeft verzoeker de mogelijkheid tot een laatste woord.
De wrakingskamer onderbreekt het onderzoek ter zitting voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek ter zitting deelt de voorzitter mee als

Beslissing van de wrakingskamer:

1. Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de
rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3. Tot uitgangspunt dient dat de verweren tegen de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep dienen te worden onderbouwd en niet kan worden volstaan met een verwijzing naar de verweren in eerste aanleg.
Voor zover de voorzitter beoogd heeft daarnaar te verwijzen is er geen sprake van ongelijke behandeling van partijen (verdachte en de benadeelde partij) die de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
4. Tijdens de mondelinge behandeling is het de wrakingskamer duidelijk geworden op basis van het verkort proces-verbaal van de behandeling in de hoofdzaak van heden en de toelichting daarop van de voorzitter en mr. Harlequin dat er op vragen van mr. Harlequin twee opmerkingen zijn gemaakt door de voorzitter met betrekking tot (kort gezegd): “daar ben ik te lui voor”, namelijk:
“daar ben ik te lui voor” en vervolgens, op de vraag van mr Harlequin: “Wat zegt u nu?”
“ik ben te lui om dat erbij te pakken”.
Mr. Harlequin heeft benoemd dat hierdoor de schijn van partijdigheid is gewekt.
5. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het antwoord van de voorzitter dat ze te lui is als hiervoor gezegd/weergegeven een bijzondere omstandigheid die de objectief gerechtvaardigde vrees van partijdigheid kan hebben gewekt, en in dit geval ook heeft gewekt nu de opmerkingen zagen op de verweren van de verdachte. Het voormelde uitgangspunt doet daaraan niet af.
Het hof (de wrakingskamer):
- wijst toe het verzoek tot wraking van mr. C.M. Hilverda;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek door een strafkamer waarvan mr. C.M. Hilverda geen deel uitmaakt;
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, de advocaat-generaal, de raadsheer mr. C.M. Hilverda en de benadeelde partij in de hoofdzaak.
De voorzitter sluit de zitting van de wrakingskamer.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer en de griffier is vastgesteld en door de voorzitter en de leden is ondertekend. De griffier is buiten staat dit proces-verbaal mee te ondertekenen.