Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Proces-verbaal van de mondelinge behandeling, ter openbare zitting gehouden op
13 september 2023 te 15.00 uur, in de zaak van:
[verzoeker] ,
[verzoeker]
“Dat hebben we eerder besproken en dat mag als ingelast worden beschouwd.”.
“Daar ben ik te lui voor”. Ik vroeg haar:
“Wat zegt u nu?!”. Toen zei de voorzitter:
“Ik ben er te lui voor om dat erbij te pakken.”. Ik heb toen met verzoeker de zittingszaal verlaten om samen te overleggen. Bij terugkomst in de zittingszaal heb ik (alleen) tegen de voorzitter gezegd:
“Ik wraak u.”. Ter toelichting heb ik toen tegen haar gezegd:
“Toen de vordering van de benadeelde partij aan de orde was, hebt u niet aan de benadeelde partij gevraagd wat er wordt aangevoerd en aan de advocaat-generaal hebt u dat ook niet gevraagd.”. Dat was eerder in dezelfde zittingscombinatie. Op 30 augustus j.l. heeft de advocaat van de benadeelde partij een aanvulling gedaan. Die aanvulling is vanmorgen ter zitting aan de orde gekomen. De voorzitter zei alleen dat het hof die aanvulling heeft ontvangen. De advocaat van de benadeelde partij werd niet gevraagd om die aanvulling te herhalen. Die aanvulling is niet ter zitting besproken maar was meteen akkoord voor het hof. Het OM heeft over de vordering benadeelde partij ook aanvullingen gedaan en is ook niet gevraagd om die te herhalen. Een voorzitter die te lui is om iets erbij te pakken is niet hoe het moet zijn in deze zaak. Ik heb toen benoemd dat de schijn van partijdigheid is gewekt. Dat de voorzitter de vraag die ze mij stelt om mijn verweren te herhalen, niet ook aan de benadeelde partij en aan het OM stelt, is partijdig. Als een voorzitter zegt dat ze te lui is en dat herhaalt, dan kan dat gewoon niet, dan doe je je werk niet goed op dat moment. De voorzitter onderbreekt mij ook midden in mijn verhaal. Dat kan ook op een later moment. Er is sprake van een verkeerde toon.
“Wat zegt u nu?!”– dat ze te lui is om het erbij te pakken. Dat komt over als dat de voorzitter niet bereid is een stuk erbij te pakken als het gaat om de verdediging. Ik heb ook tegen de voorzitter gezegd:
“Het is al elke keer op het randje.”. Ik bedoelde daarmee: op het randje van vooringenomenheid. Dat is al jaren zo. Ook voor de aanwezigen in de zaal die geen benadeelde partij zijn is dat zo. Dat is niet hoe het moet zijn. Daarvoor is deze zaak te heftig en te gruwelijk. Deze zaak loopt al 4 jaar en 10 maanden in hoger beroep, door corona en ook door ons moet ik toegeven. Wraken is niet mijn hobby en niet wat ik voor ogen heb. Ik heb gezegd vanmorgen:
“De toon is gezet.”. Dit is in niemands belang.
Voorzitter wrakingskamer: Een ‘gevoel’ levert geen wrakingsgrond op.
“Er is een bericht van het UWV. Dat is goed.”. Er is geen sprake van gelijke behandeling door de voorzitter van de partijen in de hoofdzaak. De voorzitter zei niet dat ze te lui was om de verweren op te zoeken. Ze wilde de verweren er niet eens bij pakken. Het gaat erom hoe je als voorzitter je werk doet. Dit civiele vraagstuk is best ingewikkeld. Verzoeker heeft hierover daarom een civiele advocaat benaderd. Door dat stuk van een andere advocaat was ik al aan het bladeren. Daardoor was ik al anders aan het pleiten dan gewoonlijk. Juist dan kun je het als voorzitter ook anders doen. Er zijn ook soms pittige opmerkingen over en weer tussen mij en de oudste en de jongste raadsheer in de hoofdzaak. Dat is op zich oké, maar wat de voorzitter doet niet.
“Gaan we daar nog op in?”. Er werd toen gezucht en toen werd door het hof gezegd:
“Dat gaan we doen.”. Die stukken moeten worden voorgehouden aan verzoeker, maar dat gebeurde pas nadat ik het had gevraagd.