ECLI:NL:GHSHE:2023:3250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
200.325.567_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor voor een meerderjarige met geestelijke gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een mentor voor de betrokkene, die wordt gedefinieerd als een meerderjarige met geestelijke gezondheidsproblemen. De betrokkene, die onder behandeling is voor een bipolaire stoornis, angststoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, werd in eerste aanleg door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onderworpen aan een mentorschap. De mentor, [de mentor], werd benoemd om de niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene te behartigen. Verzoekers, waaronder de broer van de betrokkene, hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, stellende dat de betrokkene in staat is haar eigen belangen te behartigen en dat de instelling van het mentorschap op onjuiste gronden is gebeurd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 september 2023 is de betrokkene niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De verzoekers hebben aangevoerd dat de betrokkene onder druk staat en dat de psychiater die het advies heeft gegeven niet onafhankelijk is. Het hof heeft echter vastgesteld dat de betrokkene als gevolg van haar geestelijke toestand niet in staat is om haar belangen zelf te behartigen. Het hof heeft de argumenten van de verzoekers, waaronder de wens van de betrokkene om bij haar familie te wonen, gewogen, maar concludeert dat de benoeming van een professionele mentor noodzakelijk blijft. De beslissing van het hof bevestigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de verzoekers af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 5 oktober 2023
Zaaknummer: 200.325.567/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10211120 MS VERZ 22-1447
in de zaak in hoger beroep van:
[de betrokkene],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. R.G.P. Voragen,
en
[broer van betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
broer van betrokkene,
hierna te noemen: [broer van betrokkene] ,
advocaat: voorheen mr. R.G.P. Voragen, thans: geen,
verzoekers in hoger beroep,
hierna gezamenlijk ook te noemen: verzoekers,
Als belanghebbenden worden in deze zaak aangemerkt:
  • [de moeder], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder,
  • [broer II van betrokkene], wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] , hierna te noemen: [broer II van betrokkene] ,
  • [de mentor], h.o.d.n. [organisatie] , gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de mentor,
  • [de stichting], gevestigd te [vestigingsplaats] , verzoeker in eerste aanleg, tevens verweerder in hoger beroep, hierna te noemen: [de stichting] .
Deze zaak gaat over de instelling van een mentorschap over de betrokkene.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 13 april 2023, hebben verzoekers verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek van [de stichting] alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 14 juni 2023, heeft de mentor verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 september 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Voragen namens de betrokkene;
  • [broer van betrokkene] ;
  • de mentor;
  • [GZ-psycholoog] als vertegenwoordiger van [de stichting] .
2.4.
De betrokkene, de moeder en [broer II van betrokkene] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier van 10 juli 2023, waarin mr. Voragen zich onttrekt voor de betrokkene;
  • het V-formulier van 13 juli 2023, waarin mr. Voragen zicht onttrekt voor [broer van betrokkene] ;
  • het emailbericht van 25 augustus 2023, waarin mr. Voragen zich opnieuw stelt voor de betrokkene;
  • het V-formulier met bijlagen van mr. Voragen d.d. 29 augustus 2023;
  • het emailbericht van de bewindvoerder d.d. 31 augustus 2023, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de afwezigheid van de betrokkene tijdens de mondelinge behandeling.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, ten behoeve van de betrokkene een mentorschap ingesteld en [de mentor] benoemd tot mentor.
3.2.
Bij verzoekschrift van 8 maart 2023 heeft de mentor aan de rechtbank verzocht om het mentorschap om te zetten naar een ondercuratelestelling.
3.3.
Bij beschikking van 10 maart 2023 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, [de mentor] benoemd tot provisionele bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van de betrokkene en haar alle bevoegdheden toegekend die een curator krachtens boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft. Iedere verdere beslissing is aangehouden, in afwachting van een gesprek tussen de mentor, de betrokkene, de familie van betrokkene en de betrokken hulpverlening en in afwachting van een nadere mondelinge behandeling.
3.4.
Verzoekers kunnen zich met de bestreden beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
Verzoekers hebben, zakelijk weergeven, het volgende aangevoerd.
Verzoekers zijn in eerste aanleg ten onrechte niet gehoord en de kantonrechter heeft het mentorschap ten onrechte ingesteld. Het mentorschap is aangevraagd door [de stichting] , omdat er sprake zou zijn van een woonprobleem. Een dergelijk probleem heeft niets te maken met het mentorschap, dat vooral op medische keuzes ziet. De psychiater die de betrokkene heeft onderzocht is niet onafhankelijk, want hij is in dienst van [de stichting] en hij schendt het medisch beroepsgeheim. Het verzoek is ingegeven door een financiële drijfveer. Als er al een mentor moet worden benoemd, dan gaat de voorkeur van de betrokkene uit naar haar broer [broer van betrokkene] .
3.6.
Mr. Voragen heeft namens de betrokkene, zakelijk weergegeven, het volgende aan het beroepschrift toegevoegd.
Aangezien [de stichting] geen behandelaar meer is, is er geen rechtsgrond meer en geen belang voor instelling van het mentorschap.
De betrokkene verblijft nog bij [de stichting] , omdat haar medicijnen onder begeleiding moeten worden afgebouwd. Zij heeft in de behandeling bij [de stichting] altijd veel stress ervaren en geen vertrouwen in haar behandelaar gehad, waardoor er geen verbetering in haar toestand is gekomen. De betrokkene is inmiddels onder behandeling bij het [behandelcentrum m.b.t. geestelijke gezondheid] te [België] .
De huidige behandelaar heeft aangegeven dat vanuit zijn visie een mentorschap ten behoeve van de betrokkene niet noodzakelijk is.
De betrokkene ervaart veel stress van de ingestelde maatregel en zij acht zichzelf in staat om haar belangen zelfstandig te behartigen.
3.7.
[broer van betrokkene] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aan het beroepschrift toegevoegd.
Het mentorschap is op onjuiste gronden ingesteld en de beslissing is gebaseerd op verkeerde diagnoses en veel valse beschuldigingen.
De betrokkene heeft de wens om weer bij haar moeder en [broer van betrokkene] te gaan wonen. Aanvankelijk verbleef broer [broer II van betrokkene] ook in het gezin, maar vanwege ernstige gezondheidsproblemen woont hij inmiddels begeleid. De moeder is de hoofdhuurder van de gezamenlijke woning; de verhuurder is ermee bekend dat [broer van betrokkene] en de overige volwassen kinderen daar ook wonen respectievelijk woonden. De betrokkene heeft altijd
€ 350,- per maand aan de huur bijgedragen en tijdens haar verblijf bij [de stichting] zijn deze betalingen blijven doorlopen. De betrokkene wilde dit zelf, omdat de moeder anders niet in staat zou zijn om de woning aan te houden. Het gezin heeft elkaar altijd geholpen, zowel in financiële zin als in niet-financiële zin. [broer van betrokkene] zorgt met behulp van een PGB-budget volledig voor de moeder en hij beheert samen met de moeder de financiën. Hij draagt zelf niet bij aan de huur, omdat de moeder en de betrokkene daar bezwaar tegen maken en hij veel voor hen doet. De betrokkene heeft lichte hulp nodig, maar in beginsel kan zij alles zelf en staat de familie voor haar klaar. Zo brengt [broer van betrokkene] de betrokkene naar het [behandelcentrum m.b.t. geestelijke gezondheid] te [België] . [broer van betrokkene] ziet dat de betrokkene na twee behandelingen bij het [behandelcentrum m.b.t. geestelijke gezondheid] al vooruitgang heeft geboekt. Volgens de behandelaar van het [behandelcentrum m.b.t. geestelijke gezondheid] krijgt de betrokkene te zware medicatie en dient deze medicatie te worden afgebouwd.
Mocht het hof van oordeel zijn dat het mentorschap in stand moet blijven, dan is [broer van betrokkene] bereid om in die hoedanigheid te worden benoemd.
3.8.
De mentor heeft, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Het is juist dat de betrokkene de aanvraag niet heeft ondertekend, maar dit is ook niet noodzakelijk.
[de stichting] was gerechtigd om het inleidend verzoek in te dienen en de betrokkene is door een onafhankelijk psychiater van een andere locatie van [de stichting] onderzocht. De psychiater heeft op 30 november 2022 verklaard dat de betrokkene niet wilsbekwaam is.
De mentor is onafhankelijk en de belangen van de betrokkene staan bij haar op de eerste plaats. Het is in het belang van de betrokkene dat zij door een onafhankelijk, professioneel mentor wordt bijgestaan. De mentor denkt niet dat de familie verkeerde bedoelingen heeft, maar de betrokkene zit klem zit tussen haar behandelaars en haar familie. Zij krijgt tegenstrijdige adviezen en is hierdoor niet in staat om keuzes te maken. Dit maakt dat de noodzakelijke hulpverlening niet van de grond kan komen.
Inmiddels heeft de mentor aan de rechtbank verzocht om een ondercuratelestelling, omdat er ook zorgen zijn over de financiële situatie van de betrokkene en een mentorschap en bewind niet toereikend zijn. Op 17 april 2023 heeft er een mondelinge behandeling bij de rechtbank plaatsgevonden en is de afspraak gemaakt dat de betrokkene, de familie, de mentor en de behandelaars in gesprek met elkaar zouden gaan. Het is niet gelukt om tot een afspraak te komen en de mentor heeft de rechtbank hierover geïnformeerd. Er is nog niet beslist op het verzoek tot ondercuratelestelling. Er is wel een provisioneel bewind ingesteld.
Het bevreemdt de mentor dat de behandeling bij het [behandelcentrum m.b.t. geestelijke gezondheid] is gestart, aangezien zij hiervoor geen toestemming heeft gegeven. De mentor zal zich nog beraden over de eventuele gevolgen. Namens mr. Voragen is er bezwaar aangetekend tegen de CIZ-indicatie. Daarvoor heeft de mentor evenmin toestemming gegeven. Het bezwaar is derhalve niet in behandeling genomen. De mentor heeft nog geprobeerd om samen met [GZ-psycholoog] een toelichting te geven op de CIZ-indicatie, maar de betrokkene houdt alle gesprekken af en wil alleen in bijzijn van [broer van betrokkene] of van haar advocaat in gesprek gaan.
Het lukt de mentor niet om haar taak en/of werkzaamheden naar behoren uit te voeren. Het lukt bijvoorbeeld niet om een ID-bewijs aan te vragen, zodat het niet mogelijk is om een leefgeldrekening te openen. De betrokkene overziet de gevolgen van haar handelen niet. Zolang er geen omzetting naar een ondercuratelestelling heeft plaatsgevonden of er een andere professionele mentor is benoemd, dient het mentorschap in het belang van de betrokkene in stand te blijven.
3.9.
Namens [de stichting] is, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Voor [de stichting] staat het belang van de patiënt altijd voorop. Ook al heeft de betrokkene haar behandeling bij [de stichting] gestaakt, dan staat dit niet aan het verblijf van de betrokkene bij [de stichting] in de weg. De betrokkene kan echter niet nog langer haar verblijf continueren, zonder hiervoor te betalen. Een CIZ-indicatie is noodzakelijk voor de financiering van het verblijf. De behandelaar heeft er naar haar gevoel alles aan gedaan om te voorkomen dat de betrokkene op straat is komen te staan en ze heeft herhaaldelijk de situatie aan de betrokkene proberen uit te leggen. Mogelijk heeft de betrokkene hierdoor enige druk ervaren, hetgeen [de stichting] betreurt. De behandelaar van [de stichting] ziet dat de betrokkene niet in staat is om keuzes te maken en knopen door te hakken. Ze is ook niet in staat om de gevolgen van haar keuzes te overzien. In het verleden heeft er een second opinion plaatsgevonden, maar dit heeft niet tot een andere diagnose van haar ziektebeeld geleid. Alhoewel de betrokkene op dit moment geen gevaar vormt voor haarzelf of voor haar omgeving, is een mentorschap voor haar ontwikkeling wel noodzakelijk.
Het wettelijk kader
3.10.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
3.11.
Ingevolge artikel 1:451 lid 1 BW kan het mentorschap worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en die in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn curator of zijn bewindvoerder als bedoeld in titel 19 van dit boek.
Op grond van lid 2 kan het mentorschap, behoudens in het in artikel 450, derde lid, bedoelde geval, voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt. In het laatste geval wordt in het verzoekschrift tevens vermeld waarom de in het eerste lid genoemde personen - bloedverwanten in de zijlijn in de derde en vierde graad daaronder niet begrepen - niet tot indiening van een verzoek zijn overgegaan.
De overwegingen van het hof
3.12.
Het hof stelt allereerst vast dat verzoekers in het beroepschrift hebben verzuimd te melden tegen welke beschikking zij hoger beroep hebben ingesteld. In het beroepschrift is vermeld:
“(..)
[verzoekers] hebben hierbij de eer en het genoegen om in hoger beroep te komen van de
beschikking als door de Rechtbank Limburg gewezen. Dat is; zij hadden dit uiteraard
liever niet gedaan, maar zij zien zich hiertoe genoodzaakt gezien het feit dat er een
mentorschap is ingesteld over [de betrokkene] ….
(..)
REDENEN WAAROM:
De vrouw zich wendt tot uw rechtbank met het eerbiedig verzoek bij beschikking, voor zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het verzoek af te wijzen dan wel de procedure terug te
verwijzen naar de rechtbank. (..)”
In het beroepschrift is slechts opgenomen dat het een beschikking van de Rechtbank Limburg betreft, maar niet is opgenomen welke zittingsplaats het betreft, op welke dag er uitspraak is gedaan en welk zaaknummer de bestreden beschikking heeft. Evenmin blijkt uit het beroepschrift om welk onderliggend verzoek in eerste aanleg het gaat. Bovendien is in het petitum slechts vermeld dat rechthebbende een verzoek doet, terwijl het hoger beroepschrift blijkens de aanhef mede is ingediend door [broer van betrokkene] .
Eerst tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is dit verzuim, na daartoe uitdrukkelijk te zijn bevraagd, hersteld, zodat het hof verzoekers alsnog zal ontvangen in hun beroep. Voorts is het verzoek in hoger beroep alsnog, na daartoe te zijn bevraagd, aldus hersteld dat wordt verzocht de hiervoor vermelde beschikking in hoger beroep te vernietigen en het verzoek in eerste aanleg alsnog af te wijzen.
3.13.
Verzoekers hebben in hun grieven naar voren gebracht dat [de stichting] niet bevoegd was om het inleidend verzoek in te dienen. Deze grief faalt.
[de stichting] was op grond van artikel 1:451 lid 2 BW bevoegd om het mentorschap aan te vragen; het inleidend verzoek voldoet aan de formele vereisten. Voor zover verzoekers hebben betoogd dat er geen onafhankelijk onderzoek heeft plaats gevonden naar de toestand van de betrokkene, wordt voorop gesteld dat een dergelijke eis niet uit de wet voortvloeit. Bovendien is gebleken dat de psychiater die het advies/de rapportage heeft geschreven weliswaar in dienst van [de stichting] is, maar werkzaam op een andere locatie is en dat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de behandeling van de betrokkene.
3.14.
Het hof stelt verder vast dat, voor zover verzoekers betogen dat zij in eerste aanleg niet goed zijn opgeroepen en niet zijn gehoord, deze grief geen doel treft, omdat het hoger beroep tevens een herstelfunctie heeft en zij in hoger beroep wel goed zijn opgeroepen en in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord.
3.15.
Op grond van de stukken en het hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de betrokkene als gevolg van haar geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
3.16.
Uit de stukken blijkt dat [de stichting] sinds 2020 bij de betrokkene betrokken is. Zij is gediagnosticeerd met een bipolaire stemmingsstoornis, een angststoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. De betrokkene kent hierdoor periodes van depressie, waarbij zij veel lijdensdruk en subjectief cognitieve klachten ervaart. Deze periodes worden afgewisseld met periodes waarin zij zich redelijk stabiel voelt en waarbij sprake is van toegenomen activiteit. Op 13 januari 2023 is een zogenoemd CIZ-indicatiebesluit gegeven inhoudende een zorgprofiel voor wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering, 24 uurszorg.
De voormalige behandelaar van de betrokkene heeft namens [de stichting] het inleidend verzoek ingediend, omdat er veel zorgen over de betrokkene zijn. Zo heeft de behandelaar geconstateerd dat de betrokkene al lange tijd vast zit in haar angsten en geen beslissingen kan nemen. De betrokkene durft eigen keuzes niet kenbaar te maken, twijfelt aan deze keuzes en is niet in staat om verantwoordelijkheid te nemen voor haar dagelijkse leven. Daarbij kan ze niet goed overzien dat haar (niet-) handelen mogelijk nadelige gevolgen heeft, zoals het kwijtraken van haar woonplek.
Wat de situatie bemoeilijkt is dat de familieleden adviezen aan de betrokkene geven, die haaks staan op de adviezen van de zorgverleners. Dit komt de behandeling en het herstelproces niet ten goede.
Het hof ziet geen aanleiding om aan de vastgestelde diagnose(s) en zorgen te twijfelen, te meer waar enige concrete onderbouwing daartoe van de zijde van verzoekers ontbreekt.
3.17.
Daar komt bij dat de klachten van de betrokkene nog onverminderd aanwezig zijn, hetgeen niet, dan wel in onvoldoende mate is betwist. De betrokkene heeft er nog steeds moeite mee om zelfstandig beslissingen te nemen over haar verblijf en behandeling. Zo geeft zij mogelijk al geruime tijd bij de familie aan dat zij weer thuis wil wonen, maar kiest zij er toch voor om feitelijk bij [de stichting] te blijven. Zij woont daar immers in een vrijwillig kader. Het hof betreurt het dat de betrokkene niet in gesprek met [de stichting] of de mentor durft te gaan, zonder dat de familie of advocaat erbij is en dat de familie niet open staat voor een gesprek, zoals de kantonrechter heeft voorgesteld.
Alhoewel het hof geen aanleiding heeft om te veronderstellen dat de familie verkeerde bedoelingen heeft en ervan uitgaat dat de familie met de betrokkene is begaan, zijn er wel twijfels of de familie in staat is beslissingen te nemen die het meest tegemoet komen aan de belangen van de betrokkene. Vanwege de emotionele betrokkenheid en de financiële consequenties voor de gehele familie die bepaalde keuzes van betrokkene met zich brengen is het hof van oordeel dat de familie minder goed in staat is om - althans op objectieve wijze - de voor de betrokkene juiste beslissingen te nemen. Een onafhankelijk en objectief persoon is naar het oordeel van het hof beter in staat om de juiste afwegingen te maken.
3.18.
Het hof neemt daarbij nog in overweging dat het, gelet op haar psychische problematiek, zorgelijk is dat de betrokkene haar medicatie aan het afbouwen is, terwijl nergens uit blijkt dat de therapeut van het [behandelcentrum m.b.t. geestelijke gezondheid] bevoegd is ter zake van medicatie voorschriften en derhalve voldoende in staat is om een dergelijk advies te geven. Een dergelijke beslissing dient naar het oordeel van het hof door en onder begeleiding van een psychiater/arts te worden genomen. Bovendien had de behandeling bij het [behandelcentrum m.b.t. geestelijke gezondheid] eerst mogen starten nadat de mentor hiervoor de vereiste toestemming had gegeven. De mentor is opgeleid om dergelijke afwegingen te maken. Zij voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een professionele mentor worden gesteld. Indien de behandeling in het belang van de betrokkene wenselijk of noodzakelijk is, dan heeft de mentor er geen belang bij om een dergelijke behandeling in de weg staan.
3.19.
Al deze omstandigheden tezamen maken dat de grond voor een mentorschap ten tijde van het indienen van het verzoek en ook nu nog aanwezig is en dat het noodzakelijk is dat de huidige maatregel in stand blijft. Dat [de stichting] geen behandelaar meer is, doet hier niets aan af.
3.20.
Zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.17 is overwogen, is het hof van oordeel dat de familie vanwege hun emotionele betrokkenheid en de financiële consequenties die bepaalde keuzes met zich brengen minder goed in staat is om de voor de betrokkene juiste beslissingen te nemen en dat een professionele mentor is aangewezen. Gelet hierop wordt het verzoek om [broer van betrokkene] tot mentor te benoemen afgewezen.
Het hof ziet op dit moment geen aanleiding om in de plaats van [de mentor] een andere mentor te benoemen. Omdat er nog geen beslissing is genomen op het verzoek tot ondercuratelestelling, laat het hof het (zonodig) aan de kantonrechter om te beslissen over de persoon van de mentor, respectievelijk bewindvoerder of curator. Het hof heeft immers van de mentor begrepen dat zij haar taak op dit moment niet goed kan uitvoeren. De vraag of er desgewenst een andere professional moet worden benoemd, in wie de betrokkene en/of de familie meer vertrouwen heeft, kan bij de kantonrechter bij de beoordeling van het nog voorliggende verzoek aan de orde komen.
Afsluitende conclusie
3.22.
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van
24 januari 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn en M.J.C. van Leeuwen en is in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.