ECLI:NL:GHSHE:2023:3543

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
20-000659-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. T. van de Woestijne
  • mr. J.F. Dekking
  • mr. S.V. Pelsser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldwitwassen met taakstraf en verbeurdverklaring van geldbedrag

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 2002, was eerder veroordeeld voor medeplegen van witwassen en kreeg een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van drie weken voorstelde, maar het hof heeft uiteindelijk de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan schuldwitwassen van een geldbedrag van € 7.550,-. Dit bedrag was aangetroffen bij de verdachte op Eindhoven Airport, waar hij als uitreizend passagier werd gecontroleerd. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, gezien de omstandigheden waaronder het geld was aangetroffen en de verklaringen van de verdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en heeft het bedrag van € 7.550,- verbeurd verklaard. Daarnaast is de teruggave van een bedrag van € 350,- aan de verdachte gelast, omdat dit bedrag aan hem toebehoorde en niet uit een misdrijf afkomstig was.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000659-22
Uitspraak : 9 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 14 maart 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-283377-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van witwassen’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij:
op of omstreeks 30 oktober 2020 op Eindhoven Airport (als uitreizend passagierbij de securitycheck), in de gemeente Eindhoven, althans in Nederland, tezamen enin vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-
van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, tot een (totaal)bedrag van € 10.350,-, althans een hoeveelheid geld tot een (totaal)bedrag van€ 7.900,-, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of devervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld,althans heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op datvoorwerp was/waren, en/of wie dat voorwerp voorhanden heeft gehad, terwijlhij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk -afkomstig was uit enig misdrijf,
en/of
-
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, tot een (totaal)bedrag van€ 10.350,-, althans een hoeveelheid geld tot een (totaal)bedrag van€ 7.900,-, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van voormeld voorwerp en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voormeld voorwerp– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 oktober 2020 op Eindhoven Airport (als uitreizend passagier bij de securitycheck) in de gemeente Eindhoven een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld tot een (totaal)bedrag van € 7.550,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat voormeld voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De verdachte is op vrijdag 30 oktober 2020 omstreeks 17.15 uur als uitreizend passagier naar Alicante, Spanje, bij de securitycheck van Eindhoven Airport gecontroleerd (pag. 20 e.v.). Bij hem, zijnde een 18-jarige jongeman, werd een contant geldbedrag van ongeveer
€ 7.900,- aangetroffen. Het ging om 158 coupures van € 50,- (pag. 11). De coupures haalde hij uit zijn schoudertas en zij waren verpakt met elastiekjes. Bij de samen met hem reizende [betrokkene] , oud 15 jaar, werd een contant geldbedrag van € 2.450,- aangetroffen. Het ging om 46 coupures van € 50,-, 2 coupures van € 20,- en 11 coupures van € 10,- (pag. 10). Deze coupures kwamen uit de schoudertas van [betrokkene] en ook in dit geval waren de coupures verpakt met elastiekjes (pag. 10).
De verdachte heeft over het bij hem aangetroffen contante geldbedrag het volgende verklaard (pag. 48 e.v.). Het geldbedrag was niet van hem. Hij vond het veel geld. Hij heeft nog nooit met zo’n groot geldbedrag rondgelopen. Het geldbedrag (kortgezegd de € 8.000,-) heeft hij geteld. Het was allemaal van zijn vriend [betrokkene] . [betrokkene] was bang over het geld, daarom heeft de verdachte een deel van het geld bij zich gehouden. Hoewel de verdachte zegt niet te weten waarom [betrokkene] bang was, leidt het hof uit de omstandigheid, dat de verdachte tevens zou hebben verklaard dat hij het geld bij zich zou houden tot de aankomst in Alicante (pag. 57), af, dat [betrokkene] bang was voor controle en vragen tijdens de reis over de herkomst en hoogte van het geldbedrag en de verdachte wel degelijk van die reden van de angst van [betrokkene] op de hoogte was. Verder heeft de verdachte verklaard dat zij naar Alicante gingen voor een vakantie. Het zou gaan om vakantie tot zondag 1 november 2020 ( pag. 50). De verdachte was nog nooit samen met [betrokkene] op vakantie geweest. Waar zij zouden overnachten en wat zij zouden gaan doen, was onbekend (pag. 51). De verdachte heeft voor het vliegticket niets betaald. Op de vraag wie het vliegticket heeft geboekt, wil hij geen antwoord geven. Ze zijn naar een reisbureau gegaan en die persoon heeft voor hen geboekt. Verder verklaart de verdachte dat hij het geldbedrag van € 8.000,- van de moeder van [betrokkene] heeft gekregen.
Het hof is op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden, de grootte van het contante geldbedrag, de coupures, de angst van [betrokkene] , de afgifte van het geld in Alicante, een ticket dat de verdachte niet heeft betaald en waarvan hij niet wil zeggen wie het dan heeft geboekt, de absolute onduidelijkheid over een overnachtingsplek in Alicante, hoewel het blijkens het tijdstip van aanhouding om een avondvlucht naar Alicante zou gaan, en de onduidelijkheid over wat zij in Alicante zouden gaan doen, van oordeel dat de verdachte het geld niet heeft meegenomen om daarmee op vakantie te gaan, maar dat hij als zogenaamde geldkoerier is opgetreden voor de moeder van [betrokkene] . Hieraan doet niet af dat de verdachte mogelijk kort in Spanje zou verblijven. De verdachte had immers naar eigen zeggen zelf € 350,- aan eigen geld bij zich, welk bedrag naar het oordeel van het hof ook past bij een kort verblijf van eigenlijk één dag in Spanje (vertrek 30 oktober naar Spanje en retour 1 november vanuit Spanje).
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs kon vermoeden, dat het geldbedrag van € 7.550,- (zijnde het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 7.900,- minus het bedrag van € 350,- dat aan de verdachte zelf toebehoort) uit enig misdrijf afkomstig is. Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat de verdachte wist dat het geldbedrag van
€ 7.550,- een criminele herkomst had. De vraag die resteert, is of de verdachte dit redelijkerwijs moest vermoeden. Voor de beantwoording van die vraag komt het erop aan of de verdachte onder de gegeven omstandigheden, met enig nadenken, moest vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was en hij zonder nader onderzoek naar de herkomst van het geld niet had mogen handelen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het onder hem aangetroffen geldbedrag van € 7.550,- uit misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft dit contante grote geldbedrag en in deze coupures, gebonden met een elastiekje, immers van de moeder van [betrokkene] gekregen, terwijl er geen familiaire of andersoortige hechte relatie bestaat tussen de verdachte en die moeder. Hij wist bovendien van de angst van [betrokkene] . Door een dermate groot geldbedrag aan te nemen en geen nadere vragen te stellen, dan wel nader onderzoek te verrichten naar de herkomst hiervan, heeft de verdachte minst genomen aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld.
Gelet op het voorgaande, in verbinding met de door het hof gebezigde, nog nader uit te werken bewijsmiddelen en eventuele aanvullende bewijsoverwegingen, is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen van een geldbedrag van € 7.550,-.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

schuldwitwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen hoofdstraf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen hoofdstraf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen van een bedrag van € 7.550,-. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het witwassen van criminele gelden, hetgeen een bedreiging vormt voor de legale economie en de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast. Het hof rekent de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten houden voor fraudedelicten met een benadelingsbedrag tot € 10.000,- in een gevangenisstraf voor de duur van één week tot twee maanden, dan wel een taakstraf. Gelet op de omstandigheden waaronder het geldbedrag bij de verdachte is aangetroffen, is sprake van een frauduleuze context, zodat dit oriëntatiepunt ook bij het bewezenverklaarde als startpunt voor de straftoemeting wordt gebezigd.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 juli 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Uit voornoemd uittreksel volgt dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dit verband verklaard dat hij momenteel geen werk heeft en dat hij, vanwege zijn strafblad, moeite heeft met het vinden van een baan. Voorts heeft de verdachte te kennen gegeven dat hij geen financiële of gezondheidsproblemen heeft.
Tot slot heeft het hof bij de beslissing over de oplegging van een hoofdstraf meegewogen de hierna te noemen op te leggen bijkomende straf van verbeurdverklaring van een bedrag van € 7.550,-.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis passend en geboden.
Beslag
Bij gelegenheid van het vooronderzoek is onder de verdachte een geldbedrag van in totaal
€ 7.900,- in beslag genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat het bewezenverklaarde witwasfeit met betrekking tot het geldbedrag van € 7.550,- is begaan. Het hof is derhalve van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag tot het bedrag van € 7.550,- vatbaar is voor verbeurdverklaring. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Ten aanzien van het overige in beslag genomen geld, te weten een bedrag van € 350,-, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten, nu op basis van de verklaringen van de verdachte is gebleken dat dit aan hem toebehoort en niet is komen vast te staan dat dit uit enig misdrijf afkomstig is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 63 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 7.550,00;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: € 350,00.
Aldus gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. Burgmeijer en mr. A. van Kaathoven, griffiers,
en op 9 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Kaathoven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.