ECLI:NL:GHSHE:2023:3546

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
20-000499-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzetheling met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor opzetheling van een trui, die hij op 24 november 2022 in Eindhoven had verworven, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De politierechter had hem hiervoor een gevangenisstraf van tien dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte opzet had op de heling van de trui. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte opnieuw schuldig aan opzetheling, met een gevangenisstraf van tien dagen als gevolg. Het hof overwoog dat de verdachte zich niet rekenschap had gegeven van de gevolgen van zijn handelen en dat hij handelde uit financieel gewin. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000499-23
Uitspraak : 9 oktober 2023
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 6 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-308396-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1998,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘opzetheling’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen met aftrek van het voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij:
op of omstreeks 24 november 2022 te Eindhoven een trui, althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 24 november 2022 te Eindhoven een trui voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Zuid, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2022259911, gesloten d.d. 2 december 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-48. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 25 november 2022, dossierpagina’s 4-5, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster] :
Aangifte: winkeldiefstal
Plaats delict: [adres 1]
Zij deed aangifte namens het slachtoffer [bedrijf] , [adres 1] .
Ik ben werkzaam als bedrijfsleider bij de [bedrijf] in Eindhoven, gelegen aan [adres 1] .
Op 24 november 2022 was ik werkzaam in de winkel aan [adres 1] . Ik hoorde die dag in totaal drie keer het alarm van de winkel af gaan.
Omstreeks 17:00 uur, dit is een gok maar het was al net donker buiten, hoorde ik het alarm af gaan. Dit was het alarm aan de mannenzijde van de winkel. Ik liep via de vrouwenafdeling de winkel uit om te kijken of ik iets kon zien. Ik zag dat er nog snel iemand de hoek van de [straat] om liep. Dit is op een paar meter afstand van de winkel. Ik kon de persoon niet goed zien maar zag wel dat hij een zwarte rugzak bij zich had. Ik herkende die rugzak als de rugzak die wij in de winkel verkopen.
De politie liet mij foto's zien van hoodies. Deze verkopen wij ook en liggen ook vooraan in de winkel op de mannenafdeling. Als wij een hoodie verkopen wordt het beveiligingslabel, die in de kraag van de hoodie zit, aan de kassa verwijderd. We hadden een paar dagen hiervoor onze inventaris geteld voor de "BlackFriday" actie. Ik checkte de inventaris en zag dat er 3 hoodies ontbraken.
De hoodies hadden een waarde van 39,99 euro per stuk.
Op de labels van de producten is een lagere prijs zichtbaar naast de originele prijs.
Dit omdat deze voor de aankomende "BlackFriday" actie in prijs verlaagd zouden
worden.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2022, dossierpagina 8, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 24 november 2022, omstreeks 17.24 uur, was ik, in burger gekleed, op de openbare weg, Stationsplein, te Eindhoven, gelegen in de gemeente Eindhoven, bezig met een stationsactie in en rondom het centraal station Eindhoven. Ik kreeg omstreeks 17.25 uur vanuit cameratoezicht Eindhoven een melding dat er 2 personen een trui met beveiligingslabel tegen een fiets aan het slaan waren, waardoor het beveiligingslabel zou afbreken.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , kwam ter plaatse en ik zag 2 personen die voldeden aan het signalement. Ik legitimeerde mezelf als Buitengewoon Opsporing Ambtenaar. Ik hoorde over mijn portofoon de observant van camera toezicht (
het hof: zeggen) dat ik de juiste
2 personen voor mij had. Ik heb de personen staande gehouden voor (….) heling. Ik heb beide verdachten staande gehouden. Ik vroeg hierbij naar (
het hof: een) geldig op naam staand identiteitsbewijs. lk kreeg 2 passen van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers in handen. Ik heb een ID fouillering toegepast omdat de verdachten niet een geldig op naam staand identiteit bewijs konden tonen volgens (
het hof: het) Wetboek van Strafrecht.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , trof tijdens de ID fouillering van de verdachte [medeverdachte]
(het hof begrijpt gelet op bewijsmiddel 3: [medeverdachte]), de trui met de beveiligingslabel aan in zijn rugzak. Ik zag dat dit dezelfde trui was dat omschreven was door de observant van cameratoezicht.
lk, verbalisant [verbalisant 2] , heb beide verdachten omstreeks 17.35 uur, overgedragen aan verbalisant, [verbalisant 3] , hoofdagent van de politie.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2022, dossierpagina’s 6-7, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] :
Op 24 november 2022 omstreeks 17:15 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , belast met een controle op het station Eindhoven Centraal.
Omstreeks 17:25 uur werd ik, verbalisant [verbalisant 3] , geattendeerd door een medewerker Gemeente Handhaving dat er een tweetal personen stonden waarvan de identiteit niet vastgesteld kon worden. Ik hoorde dat zij buiten aan de centrumzijde stonden. Ik heb aan De Gemeente gevraagd om met de personen naar de stationshal te van lopen, gelegen centrumzijde.
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , ontving van de gemeentelijke handhaving een pasje
overhandigd van een AZC. Aan de hand van het vreemdelingennummer op het pasje heb ik, verbalisant [verbalisant 4] , de persoon bevraagd in de tot mij ter beschikking staande operationele politiesystemen. Ik zag dat de personen bekend waren in Nederland als zijnde:
- [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1998 te [geboorteplaats 1] , V-nummer: [nummer 1] ;
- [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1982 te [geboorteplaats 2] , V-nummer: [nummer 2] .
Wij, verbalisanten, hoorden van de gemeentelijke handhaver dat er door de regionale
toezichtruimte gezien is dat een tweetal personen kaartjes van kleding aan het knippen was. Tevens zouden prijskaartjes op de kledingstukken zitten. De verdachten zijn aangehouden voor heling.
4.
Een kennisgeving van inbeslagneming, rapporteurs [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , dossierpagina’s 15-17, voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Goednummer : PL2100-2022257933-2002659
Plaats : [adres 2]
Datum : 24 november 2022
Omstandigheden : trui incl. alarmtag in beslag genomen bij verdachte
Beslagene
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboren : [geboortedag 2] 1982
Geboorteland : [geboorteplaats 2]
Volgnummer 1
Categorie en omschrijving : kleding en schoeisel
Object : kleding (Trui)
Kleur : beige
Afstand door beslagene : ja.
5.
Een ontvangstbewijs d.d. 29 november 2022, dossierpagina 19, voor zover inhoudende:
Ondergetekende:
Achternaam : [aangeefster]
Voornamen : [aangeefster]
Handelend namens : [bedrijf] , [adres 1]
verklaart op 29 november 2022 uit handen van de politie te Eindhoven te hebben ontvangen:
Goednummer : PL2100-2022257933-2002659
Object : kleding (trui)
Kleur : beige
Land : Nederland
Eindhoven 29 november 2022
was getekend
De ontvanger
in concept
[aangeefster] .
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 november 2022, dossierpagina’s 41-45, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
V: Jij bent aangehouden voor heling (…). Wat kun je hierover vertellen?
A: Ik ben naar Eindhoven gekomen met een vriend. Wij waren het station nog niet uit. Er kwam een Algerijn naar mij die vroeg of ik een jas van hem wilde kopen. Hij liet de jas
(het hof begrijpt: een trui)aan mij zien en zei: “het is een mooie jas
(het hof begrijpt: trui) en je mag hem voor weinig geld van mij kopen”. Toen kwam de politie eraan en die hebben ons aangehouden.
V: Met wie was jij op de plaats van de aanhouding, station Eindhoven?
A: Ik was net in Eindhoven. Ik ben door die Algerijnse jongen (
het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]) benaderd. Hij had een rugtas bij, daar haalde hij een jas (
het hof begrijpt: een trui) uit. Hij vroeg of ik die wilde kopen. Hij liet de jas
(het hof begrijpt: een trui)aan mij zien en zei: “het is een mooie jas
(het hof begrijpt: trui) en je mag hem voor weinig geld van mij kopen”. Ik zei: (…) er zit nog een alarmlabel aan vast”. Hij zei toen: “dat is geen probleem”. Toen kwam de politie eraan. Ik gaf hem de spullen weer terug.
V: Jij, ben jij het station uitgegaan?
A: Ik ben niet verder dan de deur, beter gezegd, niet verder dan de fietsenstalling
gekomen.
V: Heb jij geprobeerd het alarmlabel los te maken?
A: Ik heb wel een poging gewaagd om het alarmlabel te verwijderen. Die Algerijnse jongen zei dat ik met het alarmlabel een klap op de fiets mocht geven.
V: Waarom deed je dat?
A: Die Algerijn zei dat hij het had geprobeerd om hem te verwijderen maar het was hem niet gelukt. Ik probeerde het ook.
A: Hij wilde de jas
(het hof begrijpt: trui)per se aan mij verkopen.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2022, dossierpagina’s 10-11, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Op 25 november 2022 was ik, verbalisant [verbalisant 8] , belast met het uitkijken van de in dit onderzoek beschikbaar gestelde camerabeelden. Deze camerabeelden zijn beschikbaar gesteld door de Regionale toezichtsruimte van de gemeente Eindhoven.
Ik zag op deze camerabeelden dat er twee personen achter elkaar aan liepen in de richting van de fietsenstalling gelegen bij het station Eindhoven centrum.
Ik zag dat er voorop een persoon liep welke ik als volgt kan omschrijven:
- man
- licht getint
- circa 40 jaar oud
- grijs haar
- zwarte jas met witte ritsen
- lichtblauwe spijkerbroek
- zwarte schoenen met witte zool en witte strepen
- zwarte rugzak op zijn rug
Deze man herken ik aan de hand van dit signalement als verdachte [medeverdachte] , die ten tijde van insluiting volledig voldeed aan bovenstaand signalement.
Ik zag dat er achter deze persoon een ander persoon liep, die ik als volgt kan omschrijven:
- man
- licht getint
- 25 a 30 jaar oud
- zwarte baard
- zwarte pet op met wit logo
- brildragend
- zwarte gewatteerde jas
- donkere trainingsbroek
- witte schoenen
Deze man herken ik aan de hand van dit signalement als verdachte [verdachte] , die ten tijde van insluiting volledig voldeed aan bovenstaand signalement.
Ik zag op de beelden dat beide personen achter elkaar aanliepen en tot stilstand kwamen tussen twee rijen fietsen in. Ik zag dat [medeverdachte] hier zijn rugzak van zijn rug af deed, deze op de grond zette en de rits van deze rugzak opende. Ik zag dat hij hier vervolgens een lichtbruine trui
(het hof begrijpt gelet op de KVI, bewijsmiddel 4 ook aangeduid als: kleur beige)uit haalde.
Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] vervolgens beiden voorovergebogen naar deze trui keken en in het bijzonder naar de prijskaartjes en beveiligingslabels keken.
Ik zag dat [verdachte] vervolgens de trui pakte en ik zag dat hij diverse malen met kracht het beveiligingslabel van de trui op het bagagerek van een zwarte gestalde fiets sloeg en zo trachtte dit beveiligingslabel van de trui af te krijgen.
Ik zag dat dit niet lukte, waarna beide personen aandachtig naar de trui en bijbehorend beveiligingslabel keken.
Ik zag dat beide personen hierna aangesproken werden door twee collega's van de
Politie, die in burger werkten, en twee collega's van de handhaving van de gemeente Eindhoven.
Hierna zijn de personen aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.
Verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag 1] 1998
Geboorteland: [geboorteplaats 1]
Verdachte
Achternaam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte]
Geboren: [geboortedag 2] 1982
Geboorteland: [geboorteplaats 2]
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de heling van de trui.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof eerst vast dat het onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag genomen goed, zijnde de trui waaraan nog het alarmlabel zat, van misdrijf afkomstig was. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van opzet op heling bij de verdachte.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een trui met daaraan prijskaartjes en een alarmlabel overhandigd heeft gekregen van medeverdachte [medeverdachte] . De verdachte heeft gezien dat aan de trui nog een alarmlabel zat, zo blijkt ook uit de door hem afgelegde verklaring bij de politie. De bedoeling was dat verdachte de trui voor weinig geld van [medeverdachte] zou kopen. Nadat de verdachte de trui in handen kreeg, heeft hij met kracht het alarmlabel tegen een fiets geslagen, hetgeen erop duidt dat verdachte dat alarmlabel, zijnde een voorwerp dat in winkels aan kleding wordt bevestigd en dat in winkels door het kassapersoneel wordt verwijderd na betaling van de aankoopprijs, nu buiten de winkel van de trui wilde verwijderen Vervolgens kwam de politie eraan en toen heeft verdachte de trui aan [medeverdachte] gegeven.
Onder voornoemde omstandigheden acht het hof bewezen dat de verdachte de trui voorhanden heeft gehad en dat hij opzet heeft gehad op de tenlastegelegde heling. Daarbij acht het hof in het bijzonder van belang dat de verdachte het alarmlabel aan de trui gezien heeft en de trui daarna niet direct heeft teruggegeven aan medeverdachte [medeverdachte] , maar hij met kracht met het alarmlabel van de trui tegen een fiets heeft geslagen met het kennelijke doel om het alarmlabel te verwijderen.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

opzetheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een trui. Heling van gestolen goederen leidt ertoe dat de plegers van diefstal geldelijk voordeel kunnen trekken uit de door hen gepleegde diefstallen, terwijl deze diefstallen leiden tot financiële schade en overlast voor de eigenaren van de weggenomen goederen. De verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en heeft kennelijk uitsluitend gehandeld uit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 juli 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij op 18 mei 2022 door de politierechter te Amsterdam onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit, te weten diefstal, tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes dagen. Uit voornoemd uittreksel volgt eveneens dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. Burgmeijer en mr. A. van Kaathoven, griffiers,
en op 9 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.