ECLI:NL:GHSHE:2023:3760

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
20-002704-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor computervredebreuk en belaging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld voor computervredebreuk en belaging. De verdachte was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 181 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod met de benadeelde partij. In hoger beroep heeft de verdachte het vonnis gedeeltelijk ingetrokken, waardoor het hof zich alleen heeft gericht op de veroordeling voor de feiten 2 en 3. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk toegang heeft verkregen tot de smartphone van het slachtoffer, [slachtoffer 1], en gegevens heeft gekopieerd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de laster ten aanzien van [slachtoffer 2] wegens onvoldoende bewijs. De verdachte is schuldig bevonden aan computervredebreuk en het hof heeft de straf voor dit feit vastgesteld op 30 dagen gevangenisstraf, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de veroordeling voor belaging vernietigd en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 300 dagen opgelegd voor dit feit. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel is opgelegd voor het ten laste gelegde feit 3. Het hof heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002704-22
Uitspraak : 9 november 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats te Maastricht, van 14 november 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-255561-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van:
  • feit 1: belaging;
  • feit 2: computervredebreuk;
  • feit 3: laster,
tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 181 dagen voorwaardelijk, en aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), met een proeftijd van 2 jaren waarbij als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat de verdachte geen contact mag hebben met de benadeelde partij [slachtoffer 1] . Voorts is er een beslissing genomen op de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen, en heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Ten slotte is de verdachte vrijgesproken van hetgeen onder feit 4 aan hem ten laste is gelegd, en is dientengevolge de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is bij nadere appelakte d.d. 26 oktober 2023 partieel ingetrokken waardoor het appel uitdrukkelijk is beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder feiten 2 en 3 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, met dien verstande dat het gerechtshof voor feit 1, gelet op artikel 423, vierde lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), hierna een straf zal bepalen.
Het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is volgens de schriftelijk ingediende en ondertekende vordering gericht tegen het strafbare feit “art. 285b, lid 1 WvSr Belaging”. Nu het hoger beroep van de verdachte zich niet langer meer richt op voornoemd feit, is deze vordering evenmin aan het oordeel van het hof onderworpen. De beslissing van de rechtbank op deze vordering is derhalve onherroepelijk.
Onderzoek van de zaak
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal bevestigen. Ten overvloede heeft de advocaat-generaal zich nog voor wat betreft feit 3 gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Namens verdachte is verweer gevoerd tegen feit 2 en feit 3, en dientengevolge de vordering van de benadeelde partij van [slachtoffer 2] . Voorts heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
2.
hij in op of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 september 2020 te Horn, gemeente Leudal, Roermond en/of Tilburg in ieder geval in Nederland en/of Poppel, althans in België, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer 1] , is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging en/of
b. door een technische ingreep en/of
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid,
te weten door (telkens) toegang te verschaffen tot voornoemde telefoon, en dat hij, verdachte, vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen, immers heeft verdachte (telkens) de gegevens die zich op deze telefoon en/of op de simkaart van deze telefoon bevonden naar een en/of meerdere externe harde schij(f)(ven) en/of usb-sticks gekopieerd en/of opgeslagen en/of verder verspreid en/of ter beschikking gesteld aan een/of meerdere familieleden, vrienden, kennissen en/of collega's van die [slachtoffer 1] en/of bedrij(f)(ven).
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 16 april 2020 in de gemeente Roermond en/of te Panningen (gemeente Peel en Maas) en/of Tilburg in ieder geval in Nederland en/of Poppel, althans in België, opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 2] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk, tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door meermalen, althans eenmaal, (met verschillende e-mailadressen)
- (e-mail)berichten te sturen naar [bedrijf] , zijnde de werkgever van voornoemde [slachtoffer 2] , inhoudende (onder andere) dat voornoemde [slachtoffer 2] reeds langere tijd een grote groep personen lastig zou vallen en/of
- (e-mail)berichten te sturen naar [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , inhoudende (onder andere) een pornografisch bewerkte afbeelding en/of video (waarbij het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] in de afbeelding en/of video was verwerkt),
terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde
Met de verdediging, is naar het oordeel van het hof in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen van laster. Ook uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen bewijsmiddelen naar voren gekomen die tot een andere conclusie leiden. Daaromtrent overweegt het hof meer specifiek dat de verdachte een alternatief scenario heeft geschetst dat niet onaannemelijk is en, op zichzelf niet strijdig is met de inhoud van het procesdossier.
De verdachte wordt mitsdien vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde onder feit 3.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
2.
in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 september 2020 te Hom, gemeente Leudal, opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten: een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer 1] , is binnengedrongen door zich toegang te verschaffen tot voornoemde telefoon, en vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen in voornoemd geautomatiseerd werk, waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf heeft overgenomen door de gegevens, die zich op deze telefoon bevonden, naar een externe harde schijf en een usb-stick te kopiëren:
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen [1]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder feit 2 tenlastegelegde. Hiertoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die wederrechtelijk de toegang heeft verschaft tot de smartphone van het slachtoffer. Ter onderbouwing is verder aangevoerd dat het slachtoffer zelf een back-up heeft gemaakt van haar smartphone op de computer van de verdachte, waardoor er een kopie van die gegevens op de harde schijf van de verdachte is gekomen. Deze gegevens heeft zij vervolgens ook overgezet op de aangetroffen usb.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat op 14 oktober 2020 door [betrokkene 1] , in opdracht van de toenmalige partner van de verdachte, [betrokkene 2] , diverse goederen, waaronder een externe harde schijf, merk Seagate, en een usb-stick is overhandigd aan de politie. [betrokkene 2] heeft volgens de verklaring van [betrokkene 1] deze voorwerpen aangetroffen in de woning van de verdachte. [2] De harde schijf is daarna door de politie onderzocht en de inhoud daarvan is aan het slachtoffer [slachtoffer 1] getoond. [3] Er zijn vervolgens 201 documenten aan haar getoond, waarover zij heeft verklaard dat deze documenten afkomstig zijn uit een haar woning ontvreemde telefoon. Deze telefoon zou zij hebben gebruikt tot oktober 2019, en zou zij vervolgens in haar woning hebben opgeborgen. [4] Op voornoemde usb-stick is onder andere een foto aangetroffen van [betrokken persoon 1] met half ontbloot bovenlijf. Uit onderzoek is gebleken dat dit de foto betreft die de vriendin van [betrokken persoon 1] , [betrokken persoon 2] , heeft ontvangen via een bericht afkomstig van het Facebook account genaamd [betrokken persoon 3] . [5]
Verder blijkt uit de gang van zaken omtrent het onder feit 1 tenlastegelegde, en inmiddels onherroepelijk bewezenverklaarde, dat er gedragingen omtrent dat feit zijn begaan met behulp van documenten afkomstig van de ontvreemde telefoon van het slachtoffer.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, ter onderbouwing van het verweer dat de documenten die zijn aangetroffen op zijn harddisk en usb-stick, onder meer verklaard dat hij geen weet had van de aanwezigheid van die documenten.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt, in samenhang bezien, dat het de verdachte is geweest die zich de toegang tot de telefoon van [slachtoffer 1] heeft verschaft en databestanden, die daarop waren opgeslagen, heeft gekopieerd naar meerdere gegevensdragers. Door zichzelf toegang te verschaffen tot de smartphone van [slachtoffer 1] en de zich daarop bevindende gegevens, terwijl hij daarvoor geen toestemming van [slachtoffer 1] had, is de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerd werk, te weten: deze smartphone van [slachtoffer 1] . Het hof acht derhalve het verweer van de verdediging dat het slachtoffer zelf een back-up heeft gemaakt niet aannemelijk geworden. Het hof betrekt hierbij het feit dat de verdachte zowel heeft verklaard dat hij geen wetenschap had van de documenten op zowel de harddisk als de usb-stick, maar zich niet heeft verzet tegen de veroordeling voor de belaging onder feit 1 met documenten afkomstig van de telefoon die van het slachtoffer was ontvreemd. Daaruit leidt het hof af dat verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de documenten op een of meer van zijn gegevensdragers.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
computervredebreuk.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Strafbepaling ex artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
I. Ten aanzien van feit 1
Nu in eerste aanleg ter zake van de onder feit 1, 2, en 3 bewezenverklaarde feiten één hoofdstraf is uitgesproken en het hof het vonnis van de rechtbank ook voor wat betreft de strafoplegging vernietigt, zal het hof ingevolge het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, tevens een straf bepalen voor het niet aan zijn oordeel onderworpen, door de rechtbank bewezenverklaarde feit 1.
De rechtbank heeft verdachte voor de feiten 1, 2, en 3 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 181 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer 1] opgelegd.
Bij het bepalen van de straf voor feit 1 heeft het hof eveneens gelet op de aard en ernst van hetgeen door de rechtbank bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde telkens is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander in eerste aanleg aan de orde is geweest. Het hof bepaalt de straf voor feit 1 op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, waarvan 121 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 Sr.
II. Ten aanzien van feit 2
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte ter zake van feit 2 te veroordelen tot een straf die uitkomt op dezelfde straf als dat de verdachte in eerste aanleg heeft gehad. De verdediging heeft verzocht om geen voorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de feiten van relatief lang geleden zijn, en dat de verdachte niet meer in aanraking is gekomen met justitie.
De verdachte heeft zich -kort gezegd- schuldig gemaakt aan computervredebreuk. Doordat hij zich wederrechtelijk in de smartphone van het slachtoffer heeft begeven, heeft hij de gegevens van het slachtoffer toegeëigend die hij vervolgens heeft gebruikt om haar te belagen. Het hof rekent dit de verdachte erg aan. Door zijn handelswijze heeft hij het vertrouwen van het slachtoffer ernstig geschaad.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 30 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van eenzelfde feit.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Verbeurdverklaring
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder feit 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Verdachte heeft aangegeven dat hij de beschikking wil krijgen over persoonlijke bestanden die op de in beslag genomen harddisk en USB-stick zijn opgeslagen. Het hof overweegt dat verdachte op korte termijn een opgave van de bewuste bestanden kan doen. Het is aan de advocaat-generaal om te bepalen of aan dat verzoek kan worden voldaan.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen onder feit 3 waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 138ab van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 1 bewezenverklaarde op:

een gevangenisstraf voor de duur van 300 (driehonderd) dagen;

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
121 (honderdeenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [slachtoffer 1] , geboren te Herten op 14 juli 1984.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- externe harddisk, merk Seagate, kleur zwart. 2 TB (onderzoeksnummer 20-0534-014)
- USB-stick (G1385595. Brons, merk: SP).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. Y. van Setten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 9 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Y. van Setten is buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2020. pagina 536, in onderlinge samenhang bezien
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2021, pagina’s 551 tot en met 554.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 11 december 2020, pagina's 224 tot en met 241, in
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2021, pagina’s 785 en 786.