ECLI:NL:GHSHE:2023:3914

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
200.330.702_01 en 200.330.702_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader in een geschil tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, geboren in 2014 en 2015. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangevochten, waarin was bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zouden hebben. De moeder betwistte deze beslissing en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar omstandigheden en dat de kinderen bij haar beter af zouden zijn. De vader, verweerder in hoger beroep, stelde dat de kinderen in zijn zorg een veilige en stabiele omgeving hebben gevonden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De GI meldde dat de kinderen goed functioneren in de huidige situatie bij de vader en dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De moeder werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot schorsing van de bestreden beschikking. Het hof oordeelde dat de kinderen gebaat zijn bij stabiliteit en voorspelbaarheid, en dat er geen reden was om de hoofdverblijfplaats opnieuw te wijzigen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 november 2023
Zaaknummers: 200.330.702/01 en 200.330.702/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/395596 FA RK 22-1141
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.A. Breewel-Witteveen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof.
Deze zaak gaat over de volgende minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ),geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ),geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
Als informant merkt het hof aan:
Jeugdbescherming Brabantgevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 augustus 2023, heeft de moeder verzocht bij beschikking in beroep, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
provisioneel verzoek (zaaknummer 200.330.702/02)I. de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking op te schorten hangende het onderhavige hoger beroep, desnodig onder aanvulling van de feiten en de rechtsgronden;
II. indien en voor zover vereist bij toewijzing van het – naar het hof begrijpt – verzochte onder I. te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf zullen houden bij de moeder, althans worden toevertrouwd aan de moeder gedurende het onderhavige hoger beroep, alsook bij de moeder naar school zullen gaan totdat in het onderhavige hoger beroep een einduitspraak is gegeven, welke in gezag van gewijsde is gegaan.
in de bodemzaak (zaaknummer 200.330.702/01)III. de bestreden beschikking te vernietigen, desnodig onder aanvulling van de feiten en de rechtsgronden;
en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
IV. de verzoeken van de vader in eerste aanleg ter zake van de wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen alsook de wijziging van de contactregeling en de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie, alsook de verzochte vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen op basisschool [basisschool] in [woonplaats vader] , af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 oktober 2023, heeft de vader verzocht:
I. de moeder in haar appel tegen de bestreden beschikking niet ontvankelijk te verklaren, althans het appel van de moeder als zijnde ongegrond dan wel onbewezen af te wijzen.
II. het provisioneel verzoek van de moeder, om de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking op te schorsten, af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Breewel-Witteveen;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Kerkhof;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI];
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 4 augustus 2022;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 30 november 2022.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn de kinderen geboren.
3.2.
De vader heeft de kinderen erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
3.3.
Bij beschikking van 28 augustus 2018 heeft de rechtbank bepaald dat de vader met ingang van 1 mei 2018 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de kinderen aan de moeder moet voldoen een bedrag van € 250,- per maand per kind. (geïndexeerd 2023
€ 283,67 per kind per maand).
3.4.
De kinderen staan sinds 14 september 2021 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 7 september 2023 verlengd tot 15 september 2024.
3.5.
Bij beschikking van 18 augustus 2022 is de GI verzocht om de rechtbank te informeren over de opvoedkundige situatie van beide partijen en te adviseren over de vraag waar de kinderen het beste hun hoofdverblijf kunnen hebben. De verzoeken van de vader ten aanzien van het hoofdverblijf van de kinderen, de zorgregeling, de kinderalimentatie en de vervangende toestemming tot inschrijving van de kinderen op een school in [woonplaats vader] zijn aangehouden.
3.6.
Bij beschikking van 20 december 2022 heeft de rechtbank - voor zover thans relevant - een voorlopige zorgregeling bepaald tussen de vader en de kinderen. De verzoeken van de vader ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, definitieve zorgregeling, kinderalimentatie en de vervangende toestemming tot inschrijving op een school in [woonplaats vader] zijn aangehouden in afwachting van informatie over de opvoedkundige situatie bij de moeder en het resultaat van het traject Ouderschap bij Scheiden en het advies van de GI over de vraag waar de kinderen het beste hun hoofdverblijfplaats kunnen hebben.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover thans relevant:
- bepaald dat kinderen met ingang van enig moment in de zomervakantie van 2023 hun hoofdverblijf hebben bij de vader;
- bepaald dat de moeder en de kinderen, met ingang van de datum waarop de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de vader, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar: eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag na school tot zondag aan het begin van de avond waarbij steeds de vader de kinderen wegbrengt en de moeder de kinderen terugbrengt;
- aan de vader – ter vervanging van ontbrekende toestemming van de moeder – toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op de katholieke basisschool [basisschool] in [woonplaats vader] met ingang van de datum waarop de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader hebben;
- bepaald, in zoverre met wijziging van de beschikking van de rechtbank van 28 augustus 2018, dat de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen nader wordt vastgesteld op nihil met ingang van de datum waarop de kinderen hun hoofdverblijf bij de vader hebben.
4.2.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.5. De motivering van de beslissing

Provisioneel verzoek (schorsing) 200.330.702/025.1. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder het provisioneel verzoek ingetrokken. Het hof maakt uit deze intrekking op dat dit verzoek niet langer wordt gehandhaafd. Dit brengt mee dat de moeder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dit verzoek in hoger beroep
Hoofdverblijfplaats 200.330.702/015.2. De moeder voert – samengevat – het volgende aan. Er is bij de bepaling van de hoofdverblijfplaats eenzijdig gekeken naar de moeder en ten nadele van haar beslist. Er is daarbij geen rekening gehouden met de omstandigheden aan de zijde van de moeder. Zo is bij de overdrachtsmomenten geen rekening gehouden met het werk van de moeder en wordt een operatie van de moeder nadelig uitgelegd. Ook aan de zijde van de vader waren er omstandigheden waardoor hulpverlening geen aanvang heeft kunnen nemen. Er wordt door [instantie 1] alleen melding gemaakt van wat ten nadele van de moeder kan worden meegenomen, hetgeen de moeder als een vooringenomen situatie voorkomt waarmee zij ten onrechte in een negatief daglicht komt te staan. De moeder is de afgelopen jaren afgeschilderd als niet stabiel, terwijl de moeder er juist open over is wanneer zij hulp nodig heeft.
De relatie tussen de moeder en de GI is verstoord. De moeder heeft een klacht ingediend bij de GI. De GI opereert in het gebied waar de moeder woont, waardoor haar handelen onder een vergrootglas ligt. De vader woont buiten het verzorgingsgebied van de GI waardoor de GI enkel op afstand kennis neemt van wat er bij de vader speelt en is afhankelijk van informatie van derden, waaronder [instantie 2].
De moeder betwist dat zij geen stabiele veilige en goede opvoedsituatie voor de kinderen heeft gecreëerd en dat zij niet bereid is hulpverlening te aanvaarden. Er dient op basis van gelijkwaardigheid met elkaar te worden gecommuniceerd en geen ongefundeerde verwijten richting de moeder te worden gemaakt of afspraken binnen enkele dagen ongedaan gemaakt te worden. Daarnaast is niet gebleken dat de kinderen onvoldoende zorg van de moeder krijgen. Er is geen sprake van een ontwikkelingsachterstand en de kinderen doen het goed op school. Er is sprake van een verstoorde ouderrelatie waarbij duidelijk is dat de vader geen vertrouwen heeft in de moeder. Deze verstoorde relatie mag en kan geen reden zijn om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen. Er zijn geen contra-indicaties voor het behouden van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar. De kinderen hebben hun hele leven in [woonplaats moeder] gewoond en hebben daar hun sociale leven. Het is in het belang van de kinderen dat zij hun hoofdverblijfplaats bij de moeder behouden.
5.3.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. Het is voor de vader duidelijk dat het in het belang van de kinderen is dat zij voortaan hun hoofdverblijfplaats bij hem hebben.
De moeder heeft de kans gekregen om haar situatie te verbeteren en haar is geruime tijd de mogelijkheid geboden om van de aangeboden hulpverlening gebruik te maken. Ondanks de tomeloze inzet van school, de GI, de vader en de rechtbank heeft de moeder geen veilig klimaat kunnen bieden aan de kinderen en heeft zij laten zien geen verbetering aan te kunnen brengen in haar gedrag en situatie. De vader past er nadrukkelijk voor om deel te blijven nemen aan de strijd die de moeder onverminderd blijft voeren tegen de vader én alle betrokken hulpverleners. De vader volstaat daarom met een weergave van relevante feiten in de afgelopen periode.
De kinderen zijn op 14 juli 2023 van hoofdverblijfplaats gewisseld. In de zomervakantie hebben de kinderen de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder verbleven. De kinderen gaan vanaf de start van schooljaar 2023/2024 naar basisschool [basisschool] in [woonplaats vader] . De kinderen hebben op een prettige manier afscheid genomen van hun klas- en schoolgenootjes in [woonplaats moeder] . De schoolgang in [woonplaats vader] gaat uitzonderlijk goed. Er hebben inmiddels meerdere schoolgesprekken plaatsgevonden. Ook de moeder is hiervoor uitgenodigd, maar zij is niet verschenen. De vader heeft van de school vernomen dat de moeder niet bereikbaar is voor de school en dat zij tot op heden nog geen enkele interesse heeft getoond in de schoolgang van de kinderen. De kinderen zijn lid geworden van de plaatselijke hockeyvereniging. Daarnaast volgt [minderjarige 2] zwemles in [woonplaats vader] . De kinderen staan ingeschreven bij een kerk in [woonplaats vader] alsmede bij een huisarts en tandarts. De vader is zich bewust van het feit dat de transitie voor zowel de kinderen als leden van het gezin (huidige partner en kind van 0 jaar) op sommige momenten beladen zal zijn. Om die reden is [instantie 2] bereid gevonden om opvoedondersteuning te bieden. [instantie 2] komt één keer per week op huisbezoek en er worden tevens kindgesprekken gevoerd. Wat de vader betreft is er thans sprake van een situatie waarbij de kinderen stabiliteit, rust en voorspelbaarheid ervaren. Het lijkt erop dat de kinderen dit als een verademing ervaren. De situatie dient dan ook niet meer (opnieuw) gewijzigd te worden.
5.4.
De GI informeert het hof – samengevat – als volgt. De kinderen bevinden zich op dit moment in een veilige opvoedomgeving. Er is rust in de thuissituatie bij de vader en de kinderen doen het goed op school. Er wordt onderzocht of de kinderen nog hulpverlening nodig hebben, bijvoorbeeld speltherapie. Onlangs heeft de GI de tijdstippen en locatie bepaald voor de overdrachtsmomenten omdat de ouders daar onderling niet uitkwamen. De samenwerking tussen de moeder en de GI is moeizaam. Er vindt alleen contact per e-mail plaats.
Als de kinderen weer teruggaan naar de moeder is de verwachting dat de situatie weer onrustig wordt en dat er opnieuw zorgen zullen ontstaan over het al dan niet alleen laten van de kinderen en de communicatie tussen de ouders. Dit terwijl het nu bij de vader goed gaat, er kindgesprekken zijn en de vader opvoedondersteuning krijgt.
5.5.
De raad adviseert het hof – samengevat – als volgt. De bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. De communicatie tussen de ouders loopt van beide kanten niet goed.
Zowel de GI, de gemeente [woonplaats moeder] als de vader geven daarnaast aan dat het moeilijk is om met de moeder samen te werken. Om die reden is het ook lastig om verandering te krijgen in de situatie van de kinderen bij de moeder thuis. Voorafgaand aan de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen kwam er onvoldoende zicht op de opvoedsituatie bij de moeder thuis. De moeder weersprak alle zorgen en er was geen bereidheid deze zorgen aan te pakken. Daarentegen is er wel een positief beeld verkregen over de opvoedsituatie bij de vader.
5.6.
Het hof overweegt als volgt.
5.6.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.6.2.
De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof in de bestreden beschikking zorgvuldig en gemotiveerd overwogen waarom de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader dient te worden bepaald. Het hof neemt dit oordeel, na een eigen afweging en beoordeling, over en tot de zijne. In aanvulling op het oordeel van de rechtbank overweegt het hof nog het volgende.
5.6.3.
Het is het hof, anders dan de moeder zowel tijdens de procedure bij de rechtbank als in hoger beroep heeft gesteld, niet gebleken dat er geen rekening is gehouden met de omstandigheden aan de zijde van de moeder en er enkel ten nadele van haar is beslist. Integendeel, de rechtbank heeft geoordeeld – zonder daarbij een van de ouders een verwijt makend – dat partijen gezamenlijk niet in staat zijn op een fatsoenlijke manier de ouderrol te vervullen. Gelet hierop heeft de rechtbank – terecht – de beslissing gebaseerd op de noodzakelijke duidelijkheid, voorspelbaarheid en stabiliteit voor de kinderen. De moeder betwist niet dat de hulpverlening van [instantie 1] niet is aangevangen. Zij betoogt alleen dat dit aan beide ouders te wijten is. Ongeacht wat er zij van dit standpunt, vaststaat dat er wegens het ontbreken van de noodzakelijke hulpverlening onvoldoende zicht is gekomen op de opvoedsituatie van de moeder en dat de bestaande zorgen onvoldoende weggenomen konden worden. Daarentegen is er wel zicht gekomen op de opvoedsituatie bij de vader en is de vader in staat geacht om de kinderen een duidelijke structuur en regelmaat te bieden.
5.6.4.
De kinderen zijn naar aanleiding van de bestreden beschikking in juli 2023 verhuisd naar de vader, gaan hier inmiddels naar school en voor zowel de vader (en diens partner) als de kinderen is hulpverlening ingezet. Er is geen reden om aan te nemen dat het niet goed gaat met de kinderen bij de vader in [woonplaats vader] . De vader stelt zich open voor adviezen van de GI en ontvangt opvoedondersteuning. Daarentegen komt er nog steeds geen zicht op de opvoedsituatie bij de moeder, mede vanwege de moeizame samenwerking tussen de moeder en de GI. De vrees is dat bij een terugverhuizing van de kinderen naar de moeder de eerdere zorgen onverminderd zullen herleven. Het hof volgt de raad en de GI in het standpunt dat de kinderen erbij zijn gebaat dat de verhuizing van de kinderen rust heeft gebracht en dat het niet in het belang van de kinderen is om op dit moment terug te verhuizen naar de moeder.
5.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats zal bekrachtigen. Gelet hierop behoeven de (voorwaardelijke) verzoeken van de moeder met betrekking tot de zorgregeling, de vervangende toestemming inschrijving school en de kinderalimentatie geen bespreking.
5.8.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

6.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.330.702/02:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep;
in de zaak met zaaknummer 200.330.70/01:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 mei 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte;
in beide zaaknummers:
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn en J-W Hermans en is op 23 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.