Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
nemingis afgegeven, zodat wordt verzocht om verlenging van een niet bestaand bevel. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de advocaat-generaal niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering tardief is, aangezien de termijn van de geldigheidsduur van het bevel gevangenneming inmiddels is verstreken. Het bevel is immers afgegeven op 1 november 2022 en liep derhalve -op grond van artikel 66 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering op 1 januari 2023 af, zodat het bevel niet meer op grond van artikel 75 lid 3 Sv door het hof kan worden verlengd. Daarbij is door de raadsman gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is te bepalen wanneer het bevel gevangenneming in gaat, nu het OM over de executie gaat. Meest subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de advocaat-generaal niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de tenuitvoerlegging van de gevangenneming nog niet is aangevangen aangezien de verdachte nog een deel van de aan hem opgelegde straf moet uitzitten.