ECLI:NL:GHSHE:2023:394

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
2588-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de gevangenhouding en schorsing van voorlopige hechtenis in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de gevangenhouding van de verdachte. De advocaat-generaal had op 28 november 2022 een vordering ingediend tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding, dat oorspronkelijk door de rechtbank was afgegeven op 1 november 2022. De raadsman van de verdachte betoogde dat de advocaat-generaal niet ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen bevel tot gevangenhouding maar tot gevangenneming was afgegeven. Subsidiair werd gesteld dat de vordering tardief was, aangezien de termijn van de geldigheidsduur van het bevel inmiddels was verstreken.

Het hof overwoog dat de vordering van de advocaat-generaal expliciet en ondubbelzinnig was en dat de verlenging van het bevel tot voorlopige hechtenis werd gevorderd. Het hof verklaarde de advocaat-generaal ontvankelijk in zijn vordering en wees deze toe voor de duur van 120 dagen. Tevens werd het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen, zodat de verdachte de voorwaardelijke gevangenisstraf kon uitzitten. De voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van de uitspraak, met de bepaling dat deze herleefde zodra de verdachte de voorwaardelijke straf had uitgezeten of om andere redenen in vrijheid zou worden gesteld.

De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de wettelijke bepalingen omtrent voorlopige hechtenis en de bevoegdheid van de rechtbank om te bepalen wanneer een bevel tot gevangenneming ingaat. Het hof benadrukte dat de wet ruimte biedt voor de rechter om te bepalen wanneer een bevel van kracht is, en dat een te formalistische opvatting in deze zaak niet in het belang van de verdachte zou zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Parketnummer 1e aanleg : [nummer]
Parketnummer : [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de vordering van de advocaat-generaal van 28 november 2022 strekkende tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van
[Naam verdachte]
[geboortedatum en - plaats]
[adres]
[detentieplaats]
Dit bevel is op grond van artikel 66, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, van kracht tot 24 februari 2023.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsman
mr. W.R. Smeets.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt onder meer het navolgende.
Verdachte is door de rechtbank bij vonnis van 1 november 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Tevens is bij vonnis de gevangenneming van verdachte bevolen. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de gevangenneming ingaat op het moment dat de verdachte in vrijheid wordt gesteld in de zaak waarvoor hij ‘thans’ (dat wil zeggen op het moment van het uitspreken van het vonnis, derhalve 1 november 2022) gedetineerd zit.
Tegen het vonnis is tijdig hoger beroep aangetekend.
Door de advocaat-generaal is gevorderd dat het bevel gevangenhouding van de verdachte in deze zaak, afgegeven door de rechtbank op 1 november 2022, wordt verlengd voor de duur van 120 dagen.
Namens verdachte is betoogd dat de advocaat-generaal niet ontvankelijk moet worden verklaard primair omdat de advocaat-generaal de verlenging van de gevangenhouding heeft gevorderd, terwijl geen bevel tot gevangenhouding, maar van gevangen
nemingis afgegeven, zodat wordt verzocht om verlenging van een niet bestaand bevel. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de advocaat-generaal niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering tardief is, aangezien de termijn van de geldigheidsduur van het bevel gevangenneming inmiddels is verstreken. Het bevel is immers afgegeven op 1 november 2022 en liep derhalve -op grond van artikel 66 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering op 1 januari 2023 af, zodat het bevel niet meer op grond van artikel 75 lid 3 Sv door het hof kan worden verlengd. Daarbij is door de raadsman gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is te bepalen wanneer het bevel gevangenneming in gaat, nu het OM over de executie gaat. Meest subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de advocaat-generaal niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de tenuitvoerlegging van de gevangenneming nog niet is aangevangen aangezien de verdachte nog een deel van de aan hem opgelegde straf moet uitzitten.
Voor het geval de advocaat-generaal wel ontvankelijk wordt verklaard in de vordering is namens verdachte verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen ter fine van het uitzitten van de tenuitvoerlegging van een aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de tenuitvoerlegging is bevolen.
De feiten
Verdachte bevond zich ten tijde van het vonnis waarbij de gevangenneming van verdachte is bevolen in detentie op grond van een onherroepelijk vonnis waarbij verdachte veroordeeld is tot een gevangenisstraf. Blijkens de registratiekaart van de penitentiaire instelling waar verdachte is gedetineerd, liep de executie van de aan verdachte opgelegde straf tot 26 december 2022 op welke datum de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte zou plaatsvinden. Volgens diezelfde registratiekaart is op de dag waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling zou plaatsvinden verdachte gedetineerd gehouden op grond van het bevel gevangenneming van de rechtbank van 1 november 2022. De executie van de straf die aan verdachte voorwaardelijk was opgelegd zou aldus de registratiekaart aanvangen 60 dagen na de aanvang van de detentie op grond van het bevel gevangenneming.
De wet
Van belang zijn de navolgende wettelijke bepalingen
Artikel 66 van het Wetboek van Strafvordering
Lid 1: Het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding is van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn van ten hoogste negentig dagen, welke ingaat op het ogenblik der tenuitvoerlegging.
Lid 2: Wanneer het bevel is gegeven op de terechtzitting, dan wel binnen de krachtens het eerste lid bepaalde termijn het onderzoek is aangevangen, blijft het bevel van kracht totdat zestig dagen na de dag van de einduitspraak zijn verstreken.
Artikel 68 Wetboek van Strafvordering
Lid 1: De termijn gedurende welke een bevel tot voorlopige hechtenis van kracht is, loopt niet gedurende de tijd dat de verdachte zich aan de verdere tenuitvoerlegging van het bevel heeft onttrokken of uit anderen hoofde rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Ondergaat evenwel de verdachte op het tijdstip dat het bevel tot voorlopige hechtenis wordt gegeven een vrijheidsstraf, dan wordt de tenuitvoerlegging van de straf van rechtswege geschorst zolang het bevel van kracht is. De in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd wordt in dat geval zoveel mogelijk in mindering gebracht op die straf.
Artikel 73 Wetboek van Strafvordering
Lid 1: Behoudens het bepaalde in artikel 72, zijn bevelen tot voorlopige hechtenis en die tot opheffing daarvan dadelijk uitvoerbaar.
Lid 2 : Een bevel tot voorlopige hechtenis gaat in op het ogenblik waarop de verdachte ter tenuitvoerlegging van dat bevel wordt aangehouden dan wel op het tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van een ander bevel tot vrijheidsbeneming, in dezelfde zaak gegeven, eindigt.
Artikel 75 Wetboek van Strafvordering
Lid 3 : Een bevel dat ingevolge artikel 66, tweede lid, voortduurt, kan door de rechter in hoogste feitelijke aanleg, vóór de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, op vordering van het openbaar ministerie worden verlengd met ten hoogste honderdtwintig dagen.
Overwegingen van het hof
Ten aanzien van het primair door de raadsman gestelde, overweegt het hof als volgt. Op grond van de wet (artikel 65 lid 1 en 2 Sv jo. artikel 66 lid 1 en 2 Sv) kan de gevangenhouding van de verdachte in bewaring, dan wel de gevangenneming van de verdachte (die zich in vrijheid bevindt) op de terechtzitting worden bevolen. Beide bevelen zijn echter bevelen tot voorlopige hechtenis gegeven door de rechtbank, waarvan het verschil in benaming slechts ziet op de status van de verdachte en het moment van afgifte van het bevel. Op grond van artikel 75 lid 3 Sv kan de advocaat-generaal vorderen het bevel tot gevangenhouding dan wel -neming te verlengen. Uit de onderhavige vordering van de advocaat-generaal blijkt expliciet en ondubbelzinnig voor alle betrokkenen dat de verlenging van het bevel van de rechtbank tot voorlopige hechtenis afgegeven bij vonnis van 1 november 2022 in deze zaak wordt gevorderd. Het feit dat in de schriftelijke vordering d.d. 28 december 2022 abusievelijk wordt verwezen naar een bevel tot gevangenhouding, doet aan al het voorgaande niet af. Het hof leest en begrijpt de vordering van de advocaat-generaal dan ook (verbeterd) als een vordering tot verlenging van het bevel van de rechtbank van 1 november 2002 tot gevangenneming. De verdachte wordt daarmee ook niet in zijn belangen geschaad. Het primaire verweer van de raadsman slaagt niet.
Ten aanzien van het al hetgeen de raadsman onder het subsidiaire heeft gesteld overweegt het hof als volgt. De rechtbank heeft op het moment dat de verdachte een gevangenisstraf onderging een bevel gevangenneming uitgevaardigd onder bepaling dat dat bevel ingaat op het moment dat de verdachte in vrijheid wordt gesteld van de straf die hij op dat moment onderging.
Krachtens artikel 68 Sv wordt de tenuitvoerlegging van de straf van rechtswege geschorst zolang als het bevel voorlopige hechtenis van kracht is. De vraag die voorligt is of het bevel gevangenneming op het moment dat verdachte de gevangenisstraf onderging van kracht was nu de rechtbank uitdrukkelijk heeft bepaald dat het bevel gevangenneming ingaat op het moment dat verdachte in vrijheid wordt gesteld van de straf die hij onderging op het moment dat het bevel gevangenneming gegeven werd.
Naar het oordeel van het hof vindt de stelling dat de rechter niet bevoegd is te bepalen wanneer het bevel gevangenneming in gaat, geen steun in het recht. Naar het oordeel van het hof heeft dat tot gevolg dat het bevel is in gegaan op het moment dat verdachte in aanmerking kwam voor voorwaardelijke invrijheidstelling te weten op 26 december 2022. Het hof verwijst in dit verband naar artikel 73 lid 2 Sv, eerste daar omschreven situatie. Vanaf dat moment zijn de zestig dagen als bedoeld in artikel 66 lid 2 Sv gaan lopen. De vordering van de advocaat-generaal is derhalve tijdig ingediend.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het bevel gevangenneming niet is ingegaan op 26 december 2022 omdat het aan verdachte opgelegde voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf waarvan de tenuitvoerlegging was bevolen nog niet ten uitvoer was gelegd, weshalve de vordering van de advocaat-generaal te vroeg is ingediend nu er immers geen verlenging kan worden gevraagd van een bevel waarvan de tenuitvoerlegging nog niet is aangevangen. Het hof wijst in dit verband op artikel 68 lid 1 tweede volzin Sv waar is bepaald dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die wordt uitgezeten op het tijdstip dat het bevel wordt gegeven, van rechtswege wordt geschorst. Het hof is van oordeel dat deze bepaling zo gelezen dient te worden dat het gaat om een bevel voorlopige hechtenis dat van kracht wordt op het moment dat de verdachte een vrijheidsstraf ondergaat.
Het hof is voorts van oordeel dat een interpretatie als betoogd door de raadsman getuigt van een al te formalistische opvatting waarmee in de onderhavige zaak geen rechtens te respecteren belang van de verdachte wordt gediend.
Het hof zal derhalve de advocaat-generaal ontvankelijk verklaren en de vordering tot verlenging toewijzen voor de duur van 120 dagen.
Namens verdachte is verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen ter fine van het uitzitten van de voorwaardelijke straf waarvan de tenuitvoerlegging is bevolen.
Het hof zal dat verzoek toewijzen en schorst de voorlopige hechtenis met ingang van heden ter fine van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en bepaalt dat de voorlopige hechtenis herleeft op het moment dat verdachte deze straf heeft uitgezeten dan wel om andere reden in vrijheid zou worden gesteld.

BESCHIKKENDE:

Verklaart de advocaat-generaal ontvankelijk.
Wijst toe de vordering tot verlenging voor de duur van 120 dagen.
Wijst toe het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Beveelt dat de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden geschorst met ingang van heden ter fine van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en bepaalt dat de voorlopige hechtenis herleeft op het moment dat verdachte deze straf heeft uitgezeten dan wel om andere reden in vrijheid zou worden gesteld.
Stelt aan verdachte als voorwaarden aan de schorsing:
dat verdachte, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken;
dat verdachte, ingeval hij wegens het feit waarvoor voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf zou worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis geen strafbare feiten zal plegen;
dat verdachte gehoor zal geven aan alle oproepingen van politie en justitie;
dat de voorlopige hechtenis herleeft op het moment dat verdachte in aanmerking komt voor detentiefasering, verlof en/of strafonderbreking.
Aldus gedaan op 23 januari 2023
door mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter, mr.dr. M.M. Koevoets en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van B. Yazi, griffier.
mr.dr. M.M. Koevoets is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
De advocaat-generaal gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
’s-Hertogenbosch, 19 januari 2023
De advocaat-generaal,
Gezien d.d.
De Directeur van de [detentieplaats]