Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de advocaat van de man van 28 september 2023 met producties 36 t/m 39;
- een journaalbericht van de advocaat van de vrouw van 10 oktober 2023 waarbij hij het hof heeft gevraagd om aanhouding van de mondelinge behandeling, welk verzoek door het hof is afgewezen;
- de reactie van de advocaat van de man van 10 oktober 2023 op het aanhoudingsverzoek van de advocaat van de vrouw.
- mr. J.A.M. Schoenmakers namens de vrouw;
- de man, bijgestaan door mr. D.J.D. Kentie.
3.De feiten
- [kind 1] (hierna: [kind 1] ), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ;
- [kind 2] (hierna: [kind 2] ), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
4.De omvang van het geschil
vrouwverzoekt het hof de bestreden beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
manheeft verweer gevoerd. Het hof begrijpt dat hij het hof verzoekt het hoger beroep van de vrouw af te wijzen.
manverzoekt het hof in incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De eigendom van het woonhuis met ondergrond, erf en verdere aanhorigheden,
De eigendom van de berging/stalling met ondergrond, plaatselijk bekend [adres 1]
vrouwheeft verweer gevoerd. Zij verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel hoger beroep, dan wel het incidenteel hoger beroep van de man af te wijzen.
vrouwheeft in principaal hoger beroep acht grieven gericht tegen de bestreden beschikking. De
manheeft in incidenteel hoger beroep zeven grieven gericht tegen de beschikking waarvan beroep. De grieven van partijen zien op de volgende onderwerpen:
- waardepeildatum (grief 1 en 2 vrouw);
- termijn levering (grief 1 man);
- omschrijving (grief 2 man);
- reële executie ex art. 3:300 BW (grief 8 vrouw, grief 3 man);
- het appartement in [plaats 3] en de woning in [plaats 4] (Tsjechië) (grief 4 en 5 man);
- de inboedel (grief 3 vrouw);
- het saldo op een Tsjechische bankrekening (grief 4 vrouw);
- de polis bij Reaal met nummer [polisnummer] (grief 5 vrouw);
- de eenmanszaak van de man (grief 6 vrouw);
- de waarde van de auto (grief 7 vrouw);
- de pensioenverevening (grief 6 man);
hofzal hierna de grieven per onderwerp bespreken.
5.De motivering van de beslissing
waardepeildatum (grief 1 en 2 vrouw)
vrouwhouden in dat de rechtbank ten onrechte de woning zonder nadere verrekening met de vrouw heeft toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 248.000,--. In de toelichting op haar grieven voert de vrouw aan dat de rechtbank ten onrechte het redelijk en billijk heeft geacht om de peildatum voor de waarde van de woning te bepalen op de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend (19 februari 2020). De omstandigheid dat de procedure lang heeft geduurd en dat sprake is van een overspannen huizenmarkt, mag de vrouw niet worden aangerekend. De rechtbank had de woning aan de man moeten toedelen tegen de waarde op de datum van die verdeling. Op basis van verkochte woningen in de buurt bedraagt die waarde € 380.360,--. Aan haar komt toe de helft van de overwaarde.
manheeft verweer gevoerd. Hij is het eens met de beslissing van de rechtbank om de woning aan hem toe te delen zonder nadere verrekening met de vrouw tegen een waarde van € 248.000,--. De rechtbank heeft terecht als waardepeildatum 19 februari 2020 gehanteerd. In augustus 2016 is de vrouw in Tsjechië gaan wonen. Sindsdien betaalt hij alle lasten van de woning. De door de vrouw genoemde waarde per datum verdeling is onjuist. Nadat de rechtbank op 12 april 2022 de beschikking heeft gegeven, heeft hij op 5 juli 2022 de woning laten taxeren. De woning is toen getaxeerd op € 315.000,--. Indien als waardepeildatum de datum van verdeling heeft te gelden, moet van die waarde worden uitgegaan. De door de vrouw genoemde waarde van tenminste € 380.360,-- is veel te hoog.
hofoverweegt als volgt.
T [telefoonnummer]
[e-mailadres]
[adres 3]
[adres 3] [plaats 5]
termijn levering (grief 1 man)
manhoudt in dat de rechtbank in de bestreden beschikking ten onrechte heeft beslist dat de toedeling van de woning aan de man wordt gelast op de voorwaarde dat de woning binnen drie maanden na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op naam van de man is gesteld. In de toelichting op zijn grief voert de man aan dat sprake is van een kennelijke fout. Hij kan aan de door de rechtbank gestelde voorwaarde niet voldoen, omdat op de datum van de bestreden beschikking, de echtscheidingsbeschikking al langer dan drie maanden was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
vrouwheeft verweer gevoerd. Volgens haar is geen sprake van een kennelijke fout en heeft de rechtbank terecht beslist dat de overgang van de woning aan de man moet plaatsvinden binnen drie maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
hofoverweegt als volgt.
omschrijving (grief 2 man)
manaan dat de rechtbank bij het toedelen van de woning aan hem de omschrijving van de woning als volgt had moeten weergeven:
vrouwheeft verweer gevoerd. Voor toedeling van de woning aan de man is het niet nodig om de door hem voorgestelde omschrijving van de woning op te nemen in de beschikking. Met alleen het opnemen van ‘de woning’ kan worden volstaan. Uit de beschikking van de rechtbank blijkt duidelijk genoeg dat daarmee de echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats 2] wordt bedoeld.
hofoverweegt als volgt.
reële executie ex art. 3:300 BW (grief 8 vrouw, grief 3 man)
vrouw. Zij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat de beschikking in de plaats treedt van haar handtekening indien zij geen medewerking verleend aan de overgang van de woning aan de man.
manweerspreekt de grief van de vrouw. Van de vrouw is geen enkele medewerking te verwachten aan de levering van de woning aan de man. De verstandhouding tussen partijen is zeer slecht en het hebben van contact gaat zeer moeizaam. De rechtbank heeft daarom terecht bepaald dat de beschikking in de plaats treedt van de handtekening van de vrouw indien zij geen medewerking verleent aan de overgang van de woning aan de man.
verkoop en leveringvan de betreffende woning, indien de vrouw haar medewerking aan de
verkoop en leveringonthoudt”. De rechtbank had in plaats van “de verkoop” moeten vermelden “de toedeling”. Van verkoop van de woning is geen sprake. De woning is immers aan de man toegedeeld.
vrouwheeft verweer gevoerd. Onder verwijzing naar grief 8 stelt zij dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de beschikking in de plaats treedt van haar handtekening wanneer zij haar medewerking niet verleent aan de overgang van de woning.
hofoverweegt als volgt.
“beschikking in plaats treedt van de handtekening van de vrouw met betrekking tot de verkoop en levering van de betreffende woning, indien de vrouw haar medewerking aan de verkoop en levering onthoudt”. Het hof zal op dit punt de bestreden beschikking vernietigen en opnieuw rechtdoen op de wijze als door de man is verzocht.
man. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte het appartement in [plaats 3] en de woning in [plaats 4] (dan wel de verkoopopbrengst hiervan) heeft toegedeeld aan de vrouw zonder nadere verrekening met de man. Beide onroerende zaken maakten op de peildatum deel uit van de ontbonden huwelijksgemeenschap. In juni 2020 heeft de vrouw het appartement in [plaats 3] verkocht voor € 125.000,-- (pr. 38 en 39 in hoger beroep). Aan de man komt toe de helft hiervan, zijnde een bedrag van € 62.500,--. De waarde van de woning in
[plaats 4]schat de man op ongeveer € 250.000,--, zodat aan hem toekomt een bedrag van € 125.000,--. Als gevolg van de toedeling aan haar van de onroerende zaken in Tsjechië, dient de vrouw in totaal aan de man te voldoen een bedrag van (62.500,-- + 125.000,-- =) € 187.500,--.
vrouwheeft de grieven weersproken. Zij betwist dat het appartement in [plaats 3] en de woning in [plaats 4] deel uitmaken van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Door de man is dit niet aangetoond. Tevens betwist zij de door de man gestelde waarde van beide onroerende zaken. De man heeft niet aangetoond dat het appartement in [plaats 3] is verkocht voor € 125.000,--. Evenmin heeft hij aangetoond dat de waarde van de woning in [plaats 4] € 250.000,-- bedraagt. De woning in [plaats 4] betreft een afgelegen vervallen recreatieobject, dat al jaren niet meer voor bewoning of recreatie toegankelijk is. Het object heeft geen waarde, is onverkoopbaar en dient te worden gesloopt.
hofoverweegt als volgt.
vrouw. Zij voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat ieder zonder verdere verrekening de inboedelgoederen behoudt die hij dan wel zij onder zich heeft. Zij verzoekt het hof primair toedeling en afgifte van de inboedelgoederen als vermeld op de door haar als productie 3 in het geding gebrachte inboedellijst, dan wel subsidiair te bepalen dat de man ter zake van de inboedel aan de vrouw een bedrag dient te voldoen van € 30.000,--, zijnde de helft van de door de vrouw gestelde waarde van de inboedel van € 60.000,--.
manheeft de grief weersproken. Hij is het eens met de beslissing van de rechtbank. De rechtbank heeft het terecht zo opgelost, aangezien er ook nog inboedels zijn van de woningen in Tsjechië. Er is geen sprake van een kostbare inboedel van de woning in [plaats 2] en de vrouw heeft, toen zij naar Tsjechië verhuisde, haar sieraden, persoonlijke spullen en de meeste kleding meegenomen. Hetgeen zij achtergelaten heeft zijn vooral boeken en nog enkele kledingstukken.
hofoverweegt als volgt.
vrouw. Zij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vrouw op de peildatum 19 februari 2020 een Tsjechische bankrekening had met rekeningnummer [bankrekeningnummer] . Zij is niet bekend met die bankrekening. De rechtbank heeft daarom ten onrechte beslist dat het saldo van die rekening tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld.
manheeft de grief van de vrouw weersproken. Hij is het eens met de beslissing van de rechtbank. De vrouw had op de peildatum een bankrekening in Tsjechië. In de tijd dat de kinderen nog bij de vrouw in Tsjechië woonden, maakte de man naar deze bankrekening zijn maandelijkse bijdrage van € 1.000,-- over. Het bestaan van deze bankrekening blijkt verder nog uit het feit dat de advocaat van de vrouw de man in februari 2020 nog heeft verzocht bedragen over te maken naar de bankrekening van de vrouw in Tsjechië.
hofoverweegt als volgt.
vrouw. Zij stelt dat de rechtbank ten onrechte de polis bij Reaal niet in de verdeling heeft betrokken. Zij betwist dat de polis indertijd is afgesloten voor (studiedoeleinden van) de kinderen. De polis behoorde op de peildatum tot de huwelijksgemeenschap. Zij heeft daarom recht op de helft van het op 1 september 2020 uitgekeerde bedrag van € 13.053,22.
manheeft verweer gevoerd. Hij is het eens met de beslissing van de rechtbank. De polis is indertijd afgesloten voor [kind 1] zodat zij daarmee later haar studie zou kunnen bekostigen. De waarde van de polis is nooit voor partijen bedoeld geweest. Het door Reaal uitgekeerde bedrag van € 13.053,22 heeft hij overgemaakt naar de bankrekening van [kind 1] .
hofoverweegt als volgt.
vrouw. Zij stelt dat de rechtbank voor de waarde van het ondernemingsvermogen van de eenmanszaak van de man op de peildatum 19 februari 2020 ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij de jaarrekening over 2019. De activa en passiva zijn hierin onjuist en onvolledig beschreven. Er moet een deskundige worden benoemd om de waarde van de onderneming van de man per peildatum 19 februari 2020 vast te stellen. De vrouw meent dat de waarde van deze onderneming tenminste € 100.000,-- bedraagt, zodat de man aan haar € 50.000,-- dient te voldoen.
manheeft de grief van de vrouw weersproken. Hij is het eens met de beslissing van de rechtbank. De rechtbank heeft zich bij het vaststellen van het ondernemingsvermogen terecht verlaten op de jaarstukken 2019. De benoeming van een deskundige is niet nodig. Het gaat om een eenvoudige eenmanszaak waarin de man één dag per week werkzaamheden verricht naast zijn werk in loondienst.
hofoverweegt als volgt.
vrouw. Zij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de schuld in verband met de financiering van de auto hoger is dan de waarde van de auto. Zij betwist dat de waarde van de auto op de peildatum € 15.050,-- bedraagt. De door de man als productie 14 overgelegde specificatie van de ANWB koerslijst is niet representatief. Het bouwjaar en de kilometerstand van de auto is niet controleerbaar. Daartoe is onder meer het kentekenbewijs van de auto nodig. Volgens haar is de waarde van de auto op de peildatum gelijk aan de hoogte van de schuld van € 17.583,-- in verband met de financiering van de auto. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat de vrouw ter zake van de auto een bedrag van € 1.266,50 moet voldoen.
manheeft de grief van de vrouw weersproken. Hij is het eens met de beslissing van de rechtbank. Als productie 33 in hoger beroep legt hij het door de vrouw gevraagde kentekenbewijs van de auto over. Hij gaat ervan uit dat de vrouw op basis daarvan tot dezelfde conclusie komt over de waarde van de auto als de man en de rechtbank.
hofoverweegt als volgt.
man. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek tot, kortgezegd, het uitsluiten van de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) heeft afgewezen. De omstandigheid dat partijen al sinds 2016 niet meer samenleven, alsook de houding van de vrouw in de echtscheidingsprocedure, leiden ertoe dat de toepasselijkheid van de WVPS in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
vrouwheeft de grief van de man weersproken. Volgens haar heeft de rechtbank terecht het verzoek van de man tot, kortgezegd, buiten toepassing laten van de WVPS afgewezen. Niet is voldaan aan de vereisten als bepaald in art. 2 lid 1 van de WVPS.
hofoverweegt als volgt.
mankomt met zijn grief op tegen de beslissing van de rechtbank de proceskosten te compenseren. Kort samengevat voert hij aan dat de houding van de vrouw in de echtscheidingsprocedure maakt dat zij zowel in eerste aanleg als in hoger beroep moet worden veroordeeld in de proceskosten. De vrouw informeert de rechtbank en het hof bewust onjuist. Door haar weigerachtige houding om openheid van zaken te geven, jaagt zij de man onnodig op kosten.
vrouwheeft verweer gevoerd. Volgens haar is er geen aanleiding om af te wijken van de in familiezaken gebruikelijke compensatie van de proceskosten.
hofoverweegt als volgt.