[verdachte] , THANS GENAAMD [verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1979,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel (feit 1);
- diefstal, waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking (feit 2);
- van het plegen van witwassen een gewoonte maken (feit 3);
- valsheid in geschrift, meermalen gepleegd (feit 4);
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie (feit 5) en
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd (feit 6),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hof heeft op de terechtzitting van 22 augustus 2023 de splitsing bevolen van het onder feit 3 tenlastegelegde feit (kort gezegd: gewoontewitwassen). Het hof zal te zijner tijd afzonderlijk uitspraak doen in de afgesplitste zaak, thans bekend onder parketnummer 20-002333-23.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat thans aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alle tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De verdediging heeft, voor zover nog aan de orde, bepleit dat de onder 1, 5 en 6 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard conform de bewezenverklaring van de rechtbank en vrijspraak bepleit van de onder 2 en 4 tenlastegelegde feiten. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 12 september 2017, in de gemeente Peel en Maas, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 1116 hennepplanten en/of 654 hennepstekken, in elk geval (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
2.
hij, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 12 september 2017, in de gemeente Peel en Maas, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
primair
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 augustus 2017, in de gemeente Peel en Maas en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of in Duitsland, meermalen, althans eenmaal, één of meerdere huurcontract(en) en/of (een) overeenkomst(en) te weten:
- een huurcontract loods 375 m2 [adres 2] d.d. 31-12-2012 op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en/of
- een huurcontract uitbreiding op 01-04-2014 te Maasbree d.d. 01-04-2014 op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en/of
- een huurovereenkomst [bedrijf] en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW [adres 3] , kadaster sectie H nr. 102 , op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en/of
- een huurovereenkomst Kantoorruimte, [adres 4] 40 m2 op naam van [medeverdachte 2] ,
zijnde (een) geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen, immers heeft hij verdachte toen aldaar (telkens) valselijk in/op dat/die contract(e)n en/of overeenkomst(en) onjuiste huurdersgegevens vermeld in die zin dat voornoemde huurder(s) geen huurcontract(en)- en/of overeenkomst(en) had(den) afgesloten met verdachte, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die contract(en) en/of overeenkomst(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 augustus 2017, in de gemeente Peel en Maas en/of elders in Nederland, althans in Nederland en/of Duitsland, opzettelijk (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een huurcontract loods 375 m2 [adres 2] d.d. 31-12-2012 op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en/of
- een huurcontract uitbreiding op 01-04-2014 te Maasbree d.d. 01-04-2014 op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en/of
- een huurovereenkomst [bedrijf] en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW [adres 3] kadaster sectie H nr. 102 , op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en/of
- een huurovereenkomst Kantoorruimte, [adres 4] 40 m2 op naam van [medeverdachte 2] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren om gebruik van te maken als ware het/ze echt en onvervalst;
5.
hij, op of omstreeks 12 september 2017, in de gemeente Peel en Maas, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool van het merk CZ (Crvena Zastava), Model 70, kaliber 7,65, serienummer J-311844, en/of munitie van categorie III, te weten 25 stuks volmantelpatronen kaliber .32 Auto van het merk PPU (Prvi Partizan) (geschikt om te worden verschoten door het pistool als hierboven genoemd), voorhanden heeft gehad;
6.
hij, op of omstreeks 12 september 2017, in de gemeente Peel en Maas, twee wapens van categorie III, te weten twee gas-/alarmpistolen, beiden van het merk Walther, type P88 compact, en beiden van het kaliber 9 mm P.A. Knal en voorzien van de serienummers Z080926592 en Z080926568, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak feit 2
Anders dan de rechtbank, heeft het hof uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte zich gedurende de gehele tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit.
Het hof overweegt als volgt. De tenlastegelegde periode is gebaseerd op de verdenking dat op de locatie waar de hennepkwekerij is aangetroffen over een langere periode hennepplanten zijn geteeld en elektriciteit is gestolen. Die verdenking berust op een in oktober 2016 door [benadeelde] uitgevoerde blokmeting. Bij deze meting van het elektriciteitsverbruik van meerdere aansluitingen werd een terugkerend schakelpatroon waargenomen. Op basis daarvan kan, naar het oordeel van het hof, evenwel niet met zekerheid worden vastgesteld dat op dat moment door de verdachte illegaal elektriciteit werd afgenomen. [benadeelde] en de politie zijn immers kort daarna, op 19 oktober 2016, op het perceel van de verdachte geweest en zij hebben aldaar niets geconstateerd dat op de diefstal van elektriciteit duidde.
Op basis van het aantal op 12 september 2017 aangetroffen hennepplanten heeft [benadeelde] de illegaal afgenomen elektriciteit begroot en is daarbij uitgegaan van een teeltperiode van 9 weken. Het hof sluit zich hierbij aan en acht aldus bewezen dat in de periode van 4 juli 2017 tot en met 12 september 2017 elektriciteit is weggenomen. Het hof spreekt de verdachte derhalve vrij van het tenlastegelegde voor zover betrekking hebbend op de periode van 1 oktober 2016 tot 4 juli 2017.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten
1, 2, 4 primair, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 12 september 2017, in de gemeente Peel en Maas, opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van ongeveer 1116 hennepplanten en 654 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 4 juli 2017 tot en met 12 september 2017, in de gemeente Peel en Maas, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan [benadeelde] ;
4.
primair
hij op tijdstippen, omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 augustus 2017, in Nederland, meerdere huurcontracten en overeenkomsten te weten:
- een huurcontract loods 375 m2 [adres 2] d.d. 31-12-2012 op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en
- een huurcontract uitbreiding op 01-04-2014 te Maasbree d.d. 01-04-2014 op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en
- een huurovereenkomst [bedrijf] en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW [adres 3] kadaster sectie H nr. 102 , op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en
- een huurovereenkomst Kantoorruimte, [adres 4] 40 m2 op naam van [medeverdachte 2] ,
zijnde geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij verdachte toen aldaar telkens valselijk in die contracten en overeenkomsten onjuiste huurdersgegevens vermeldt in die zin dat voornoemde huurders geen huurcontracten en overeenkomsten hadden afgesloten met verdachte, zulks telkens met het oogmerk om die contracten en overeenkomsten als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij, op 12 september 2017, in de gemeente Peel en Maas, een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk CZ (Crvena Zastava), Model 70, kaliber 7,65, serienummer
J-311844, en munitie van categorie III, te weten 25 stuks volmantelpatronen kaliber .32 Auto van het merk PPU (Prvi Partizan) (geschikt om te worden verschoten door het pistool als hierboven genoemd), voorhanden heeft gehad;
6.
hij, op 12 september 2017, in de gemeente Peel en Maas, twee wapens van categorie III, te weten twee gas-/alarmpistolen, beiden van het merk Walther, type P88 compact, en beiden van het kaliber 9 mm P.A. Knal en voorzien van de serienummers Z080926592 en Z080926568, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsmiddelen ter zake van feit 1 (hennepteelt) en de feiten 5 en 6 (voorhanden van wapens en munitie)
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een paginanummer uit het proces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2017147784, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 235.
Nu de verdachte het onder de feiten 1, 5 en 6 tenlastegelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
1.
de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 15 augustus 2023;
2.
het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 19 september 2017 (p. 5-11);
3.
het proces-verbaal doorzoeking perceel [adres 2] d.d. 14 september 2017 (p. 14-16);
4.
de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 september 2017 (p. 111-112), en
5.
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2017 (p. 114-123);
Bewijsmiddelen ter zake van feit 2 (diefstal van elektriciteit)
6.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 19 september 2017 (p. 5-11), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(p. 5)
Op 12 september 2017 werd een doorzoeking ter in beslagneming verricht op het perceel [adres 2] . Tijdens deze doorzoeking is een inwerking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Op het genoemde adres binnen de gemeente Peel en Maas staan, volgens het GBA, de volgende personen ingeschreven:
Achternaam: [verdachte] (het hof: de verdachte, thans genaamd [verdachte] )
Voornaam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag 1] 1978
Achternaam: [medeverdachte 3]
Voornamen: [medeverdachte 3]
Geboortedatum: [geboortedag 2] 1990
Het bleek dat op genoemd een adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Er zijn 2 ondergrondse ruimten aangetroffen met hennep en hennepgerelateerde goederen.
Er was 1 grote ruimte (kelder) waarin daadwerkelijk hennep werd gekweekt.
(p. 5-6)
In een andere, eveneens ondergrondse, verstopte kleinere ruimte werden hennepstekken en vele andere hennepgerelateerde goederen aangetroffen.
(…)
Het is een feit van algemene bekendheid dat bij hennepkwekerijen diefstal van energie (stroom) plaatsvindt. Deze stroomdiefstal vindt meestal plaats door het maken van illegale aftakkingen / aansluitingen in de meterkast, buiten de normale zekeringskast om. Dergelijke illegale stroomwerken leveren een gevaarlijke situatie op voor de ter plaatse aanwezige personen. Om een veilige werksituatie te creëren en het mogelijk te maken dat de hennepkwekerij geruimd kon worden, werd de meterkast geopend om een daarvoor ter plaatse geroepen vakbekwame fraude-inspecteur van de netwerkbeheerder [benadeelde] in staat te stellen de hennepkwekerij af te sluiten van het stroomnetwerk, zodat de hennepkwekerij op een veilige wijze kon worden gedemonteerd.
(p. 7)
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [getuige 1] ,
fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder [benadeelde] , in aanwezigheid van ons, verbalisanten. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat [er] op het perceel [adres 2] twee elektriciteitaansluitingen zijn. In de woning was een aansluiting en in de loods was een aansluiting.
Door de netwerkbeheerder [benadeelde] werd aangifte gedaan van diefstal van stroom.
7.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2017 (p. 70-73), (met bijlage op
p. 106-109) voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] namens [benadeelde] :
(p. 71)
Incident: diefstal energie.
(p. 72)
Ik ben in mijn hoedanigheid van Medewerker Beheersen Netverlies bij netwerkbedrijf [benadeelde] , gerechtigd tot het doen van aangifte. [benadeelde] transporteert en distribueert energie naar particulieren en bedrijven, waaronder naar de contractant van pand [adres 2] .
Op 12 september 2017 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op voormeld adres.
Uit onze administratie blijkt dat [verdachte] (
het hof:de verdachte, thans genaamd: [verdachte] ) op het moment van binnentreden contract was op genoemd perceel. Mijn aangifte is gebaseerd op waarnemingen, die fraude-inspecteur [getuige 1] ter plaatse heeft gedaan. De fraude-inspecteur heeft een nader onderzoek ingesteld naar de in het pand aanwezige installaties.
Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van [benadeelde] en de installaties in de meterkast van het genoemde pand heeft de fraude-inspecteur het volgende vastgesteld.
Uit onderzoek bleek dat er een illegale aftakking was gemaakt, buiten, op de aansluitleiding van [benadeelde] . De leiding voorziet het betreffende pand van elektriciteit. De illegale aftakking (elektriciteitskabel) liep buiten de meetinrichting van [benadeelde] om naar de elektrische installatie (en de daarop aangesloten apparatuur) in het betreffende pand en voorzag deze van elektriciteit.
De illegale kabel is buiten de hoofdveiligheid in de aansluitkast van [benadeelde] om aangesloten. Door buiten de hoofdbeveiliging om aan te sluiten is er meer vermogen beschikbaar dan contractueel is overeengekomen met de contractant. Deze aftakking is niet door of in opdracht van [benadeelde] aangebracht. Voor het maken van deze aftakking heeft [benadeelde] geen toestemming verleend.
Bijlage: factuur (hof: p. 106-109)
(Bijlage, p. 107)
Berekening verbruik plantage
Aangetroffen teelt (het hof begrijpt: teelt aangetroffen op 12 september 2017)
Groeifase, 7 dagen
Bloeifase, 56 dagen
(het hof begrijpt: groei- en bloeifase tezamen: 9 weken)
Berekend verbruik voor de aangetroffen teelt: 28.420 kWh.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 maart 2018 (p. 227-231), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(p. 228)
V: (…) Kunt u uitleggen welke situatie door [benadeelde] -medewerkers tijdens de actiedag van 12 september 2017 werd aangetroffen?
A: Bij het op die dag door ons ingestelde onderzoek bleek dat [verdachte] (
het hof:de verdachte, thans genaamd: [verdachte] ) een illegale aftakking op de voedende kabel van zijn perceel te hebben gemaakt. Eigenlijk werd er dus door [verdachte] stroom afgetapt voor de meter. Deze aftakking zat ergens in zijn perceel. Uit metingen bleek dit. De stroom werd op zijn perceel afgeschakeld en bij controle in de transformator bleek er toch nog stroom afgenomen te worden. Feitelijk bleek vorenstaande uit het feit dat we de kwekerij inmiddels hadden gevonden. Hierin brandden assimilatielampen. Nadat de we hoofschakelaar in de meterkast hadden uitgeschakeld bleven de lampen in de kwekerij gewoon branden. Dit was voor ons het bewijs dat er illegaal stroom werd afgetapt.
(p. 229)
In de casus [verdachte] (
het hof:de verdachte, thans genaamd: [verdachte] ) was sprake van twee voedende kabels welke beiden aangesloten waren op de hoofdkabel aan de weg. Aan de tweede kabel, de kabel die naar de naast de woning gelegen loods liep, was fraude gepleegd. In de grond op dat perceel [was] een illegale aftakking gemaakt. Het perceel was voorzien van twee meterkasten. Eén in de woning waarmee niet was gefraudeerd. De twee[de] kabel liep naar de meterkast in de loods. Onderweg was deze kabel afgetakt waarmee de ondergrondse hennepkwekerij van stroom werd voorzien. De fraude werd op de tweede kabel gepleegd.
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 september 2017 (p. 181-184), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] (het hof: de verdachte, thans geheten [verdachte] ):
(p. 182)
V: Gisteren is bij de doorzoeking een hennepkwekerij en een hennepstekkerij aangetroffen.
(…)
Hoe had je de stroomvoorziening geregeld?
A: Er lag al een kabel vanuit de loods naar de vroegere wasserij. Die kabel heb ik gebruikt voor de stroomvoorziening van de hennepkwekerij.
V: Hoe zag de hennepkwekerij er verder uit?
(p. 183)
A: Ik heb de stroom geplaatst, ik heb de stroom aangesloten.
Bewijsmiddelen ter zake van feit 4 (valsheid in geschrift)
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een paginanummer uit het proces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, Sissipaha LB1R017024, BVH-nummer 2017034730, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1070.
10.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 15 augustus 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
U houdt mij de in de tenlastelegging genoemde huurcontracten en overeenkomsten, alsmede de in de tenlastelegging genoemde namen voor.
U houdt mij voor dat ik eerder heb verklaard dat de loods aan [getuige 2] en [medeverdachte 1] verhuurd is geweest. U houdt mij voor dat ik ten overstaan van de rechtbank heb verklaard dat ik deze huurcontracten heb opgesteld. Dat is juist, ik heb deze huurcontracten zelf opgesteld. Zulks geldt ook met betrekking tot het aanvullend huurcontract.
Huurcontract loods [adres 2] en een huurcontract uitbreiding op naam van [getuige 2] en [medeverdachte 1] en [adres 3]
11.
Het huurcontract d.d. 31 december 2012 (bijlage 43-5 bij ‘proces-verbaal deelonderzoek loods [adres 2] ’ , p. 388-392), waarvan een kopie is aangehecht aan dit arrest en waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd;
Hof: in het contract (het hof: het hof begrijpt: een huurovereenkomst zoals bewezen is verklaard) staat – zakelijk weergegeven – dat tussen [verdachte] (hof: de verdachte; verhuurder), en [getuige 2] en [medeverdachte 1]
(het hof begrijpt steeds: [medeverdachte 1] )een huurcontract is gesloten en dat [getuige 2] en [medeverdachte 1] met ingang van 1 januari 2013 de loods aan [adres 2] (375 m2) huren van de verdachte voor onbepaalde tijd voor een (totaal)bedrag van € 2.200,00 per maand. In het contract staat het ING-rekeningnummer van de verdachte ( [rekeningnummer] ). Het huurcontract is ondertekend door de verdachte en er zijn handtekeningen geplaatst bij namen van de huurders [getuige 2] en [medeverdachte 1] .
12.
Uitbreiding huurcontract d.d. 1 april 2014 (bijlage 43-6 bij ‘proces-verbaal deelonderzoek loods [adres 2] ’, p. 395-400), waarvan een kopie is aangehecht aan dit arrest en waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd;
Hof: in de uitbreiding huurcontract staat – zakelijk weergegeven – dat tussen [verdachte] (hof: de verdachte; verhuurder) en [getuige 2] en [medeverdachte 1]
(het hof begrijpt steeds: [medeverdachte 1] )een aanvullend huurcontract is gesloten en dat [getuige 2] en [medeverdachte 1] met ingang van 1 april 2014 twee buitenterreinen huren van de verdachte voor onbepaalde tijd voor een (totaal)bedrag van € 2.050,00 per maand. In het contract staat het ING-rekeningnummer van de verdachte ( [rekeningnummer] ). Het huurcontract is ondertekend door de verdachte en er zijn handtekeningen geplaatst bij de namen van de huurders [getuige 2] en [medeverdachte 1] .
13.
Het huurcontract d.d. 13 maart 2017 (bijlage 44-4, bij ‘proces-verbaal deelonderzoek [adres 3] ’, p. 500-505), waarvan een kopie is aangehecht aan dit arrest en waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd);
Hof: in het contract staat – zakelijk weergegeven – dat tussen [bedrijf] (verhuurder), vertegenwoordigd door [verdachte] (hof: de verdachte), en [getuige 2] en [medeverdachte 1]
(het hof begrijpt steeds: [medeverdachte 1] )een huurcontract is gesloten en dat [getuige 2] en [medeverdachte 1] met ingang van 1 april 2017 de bedrijfsruimte aan [adres 3] (aangeduid als “en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW [adres 3] kadaster sectie H nr. 102 ” ) huren van [bedrijf] voor de duur van 5 jaren voor een bedrag van € 45.000,00 per jaar (€ 3.7500,00 per maand). Het huurcontract is ondertekend door de verdachte, namens [bedrijf] en er zijn handtekeningen geplaatst bij de namen van de huurders [getuige 2] en [medeverdachte 1] .
14.
De eigen waarneming van het hof van de kopie van de identiteitskaarten (bijlage bij ‘proces-verbaal deelonderzoek loods [adres 2] ’, op p. 394 en p. 401; respectievelijk bijlage bij ‘proces-verbaal deelonderzoek [adres 3] ’ op p. 506), voor zover inhoudende:
Het hof neemt op p. 394, p. 401 en p. 506 een kopie waar van identiteitskaarten op naam van [getuige 2] met nummer [documentnummer 1] en [medeverdachte 1] met nummer [documentnummer 2] .
15.
Het geschrift inhoudende informatie van Interpol Warsaw d.d. 17 oktober 2017 (bijlage 44-15, p. 530), voor zover inhoudende:
De ID van [medeverdachte 1] met nummer [documentnummer 2] is op 26 september 2011 en de ID van [getuige 2] met nummer [documentnummer 1] is op 20 oktober 2010 als verloren geregistreerd (in Polen).
16.
Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 2] d.d. 21 december 2017 (bijlage 43-14, p. 459-464), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(p. 460)
Vraag: Wat is er precies gebeurd met uw identiteitskaart met nummer [documentnummer 1] ?
Antwoord: Dat is mijn oude identiteitskaart. Ik heb dat ID beslist niet meer.
Vraag: Wat voor werk hebt u en hoeveel verdient u?
Antwoord: Ik heb een pensioen en ik werk nergens. Ik ontvang maandelijks pensioen van ongeveer 1.200 zloty
(het hof begrijpt: ongeveer 270 euro).
Vraag: Bent u in de periode van 01.01.2013 tot 01.08.2017 in Nederland geweest?
Antwoord: Ik ben nooit van mijn leven in Nederland geweest.
Vraag: Kent u [verdachte] uit Maasbree (Nederland)?
Antwoord: ik ken die persoon niet, ik heb geen idee waar de plaats Maasbree ligt. Ik hoor die plaatsnaam en naam voor het eerst.
Vraag: Hebt u van [verdachte] een loods/terrein gehuurd aan [adres 2] ,
en later een landbouwbedrijf aan [adres 3] ?
Antwoord: Ik heb niets gehuurd van [verdachte] , ik ken die persoon niet en
die plaatsnamen zeggen mij helemaal niets.
17.
Proces-verbaal van getuigenverhoor van [medeverdachte 1] d.d. 20 december 2017 (bijlage 43-14, p. 465-468) voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
De identiteitskaart met serienummer [documentnummer 2] ben ik vijf jaar geleden verloren.
Ik ben toen een portefeuille kwijtgeraakt met geld en met die identiteitskaart.
In de periode van 1 januari 2012 tot 1 augustus 2017 ben ik niet in Nederland geweest.
Ik ken geen [getuige 2] . Ik hoor die naam voor het eerst. Ik ken ook geen [verdachte] uit Maasbree in Nederland. Ik heb van die persoon geen loods of terrein gehuurd aan [adres 2] , noch een agrarisch bedrijf in Haps, aan de [adres 3] .
Aangezien ik die man niet ken en niets van hem gehuurd heb, kan ik hem ook geen huur
betaald hebben.
18.
De huurovereenkomst d.d. 1 december 2015 (p. 775-791), waarvan een kopie is aangehecht aan dit arrest en waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd;
Hof: in de overeenkomst staat – zakelijk weergegeven – dat tussen [verdachte] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , vertegenwoordigd door [naam] een huurovereenkomst is gesloten en dat [medeverdachte 2] met ingang van 1 december 2015 de kantoorruimte aan [adres 4] (40 m2) huurt van de verdachte voor onbepaalde tijd voor een bedrag van € 15.000,00 per jaar. Het huurcontract is ondertekend door de verdachte en er is een handtekening geplaatst bij de huurder [medeverdachte 2] .
19.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 19 september 2017 (bijlage 47-5, p. 770-773), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
(p. 771)
V: Onder de naam [naam] is een pand gehuurd. Wij tonen nu jou een foto van het pand [adres 4] . Herken jij dit pand?
A: Nee. Ik kom nooit buiten Nijmegen. Dit zegt mij niets.
V: Ben jij de huurder van dit pand?
A: Nee. Wie zegt dat?
V: [verdachte] .
A: Ik ken die man helemaal niet.
V: Heb jij ooit een huurcontract ondertekend?
A: Nee.
V: Wij tonen jou nu een huurovereenkomst van [adres 4] . Hier zou jouw handtekening onder staan. Herken jij deze handtekening?
A: Nee, dat is mijn handtekening niet.
(p. 772)
V: Wij tonen jou nu een handtekening op een kwitantie. Daar staat dezelfde handtekening op als op het huurcontract. Deze kwitantie geeft aan dat je over de maanden mei, juni en juli contant geld hebt gegeven aan [verdachte] . Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat is niet mijn handtekening. Ik heb nooit contant geld aan hem gegeven. Ik ken hem niet.
20.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2018 (p. 753-763) voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(p. 754)
Door ons werd een nader onderzoek ingesteld naar perceel [adres 4] waarbij werd vastgesteld dat het perceel [adres 4] niet bestaat. Bij navraag bij de Gemeente Venlo werd bevestigd dat het adres [adres 4] geen GBA-adres is en dat het geen vestigingsadres voor personen en/of bedrijven is. Ook bleek perceel [adres 4] kadastraal niet te bestaan.
(p. 755)
Op 8 mei 2017 was het rolluik van het gefingeerde adres [adres 4] geopend. De ruimte bleek wanden te hebben alsmede een deur via welke de zonnestudio kon worden betreden. In de ruimte stonden enkele kantoorkasten. In de ruimte vonden géén activiteiten plaats.
Er waren in het geheel géén goederen/materialen aanwezig welke in verband konden worden gebracht met (steiger-) houthandel.
De oppervlakte van de ruimte achter het rolluik werd door ons geschat op ongeveer: 4 x 4 meter = 16m2. Het spreekt voor zich dat in deze uiterst beperkte ruimte geen activiteiten van een groothandel in hout, plaatmaterialen en steigerplanken plaats kunnen vinden.
(p. 756)
Perceel [adres 4] bestaat in werkelijkheid niet doch betreft een ruimte die deel uit maakt van het door [verdachte] ten behoeve van de exploitatie van diens zonnestudio gehuurde perceel [adres 5] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, op de gronden als nader in de pleitnota verwoord, voor zover nog aan de orde, kort samengevat het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde:
De verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde, nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van het tenlastegelegde. Er zijn diverse scenario’s denkbaar die aan een bewezenverklaring in de weg staan.
Met betrekking tot het onder feit 4 tenlastegelegde:
- het bewijs ontbreekt dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde huurcontracten en huurovereenkomsten valselijk heeft opgemaakt. Er zijn aanwijzingen dat de panden daadwerkelijk werden gebruikt en verhuurd;
- niet valt uit te sluiten dat de in de huurcontracten en huurovereenkomsten vermelde personen niet de huurders waren, maar dat anderen zich valselijk als zodanig hebben voorgedaan tegenover de verdachte. Daarmee is nog geen sprake van het opzettelijk valselijk opmaken van die geschriften.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde: diefstal van elektriciteit
Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat – in verband met de daarmee gepaard gaande kosten en met oog op het voorkomen van ontdekking van het strafbare feit – voor het in werking hebben van een hennepkwekerij door “de exploitant” daarvan vrijwel steeds illegaal stroom wordt afgenomen. Dat er illegaal stroom werd afgenomen staat in onderhavige kwestie wel vast. De vraag is evenwel naar de rol van de verdachte hierbij.
De verdachte heeft verklaard dat hij voor de stroomvoorziening van de hennepkwekerij gebruik heeft gemaakt van een reeds aanwezige stroomkabel en de gehele elektrische installatie van de hennepkwekerij zelf heeft aangesloten. Ook heeft hij verklaard dat hij heeft vastgesteld dat de kabel onder spanning stond.
Het hof is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat geen enkel weldenkend mens (dus ook de verdachte niet) werkzaamheden gaat verrichten aan een onder spanning staande elektriciteitskabel.
Er zijn dan twee mogelijkheden:
de verdachte heeft in de meterkast(en) getracht de elektriciteit af te sluiten en heeft vervolgens gecontroleerd of de spanning van de kabel was, hetgeen niet het geval kon zijn omdat de elektriciteit niet via een van de meterkasten liep, zodat hij na het verrichten van die handelingen wist dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij wederrechtelijk werd verkregen, of
de verdachte heeft niet getracht in de meterkast(en) de elektriciteit af te sluiten omdat hij wist dat de elektriciteit niet via een van de meterkasten liep en wederrechtelijk werd verkregen.
Het kan naar het oordeel van het hof dan ook niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat de elektriciteit illegaal werd afgenomen en dat hij zich aan de diefstal van elektriciteit schuldig heeft gemaakt, zoals bewezen is verklaard.
Tegen de achtergrond van vorenstaande behoeven de door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s dan ook geen bespreking.
Het verweer faalt.
Met betrekking tot het onder feit 4 tenlastegelegde: valsheid in geschrift
Het hof heeft acht bewezen dat de verdachte – kort gezegd – huurcontracten en huurovereenkomsten opzettelijk valselijk heeft opgemaakt. Die valsheid bestond hierin dat in strijd met de waarheid op de voornoemde geschriften werd gemeld dat sprake was van huurders, terwijl voornoemde huurders geen huurcontracten en overeenkomsten met de verdachte hadden gesloten. Het hof verwerpt het verweer in zoverre.
Het hof stelt vast dat de verdachte met betrekking tot tenlastegelegde huurcontracten heeft verklaard dat hij deze documenten zelf heeft opgemaakt.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de tot het bewijs gebezigde verklaringen van [medeverdachte 1] , [getuige 2] en [medeverdachte 2] , samengevat inhoudende dat zij de verdachte niet kennen en geen loods en/of ruimte van hem hebben gehuurd. Zij hebben daarbij immers geen enkel belang. De verdediging heeft overigens de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaringen niet betwist. De andersluidende verklaring van de verdachte vindt derhalve zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
De raadsman heeft nog het scenario geopperd dat volgens hem moet leiden tot de conclusie dat andere personen zich telkens valselijk als de personen zoals genoemd in de tenlastelegging hebben voorgedaan tegenover de verdachte. Dit scenario, op de keper beschouwd niet meer inhoudende dan de theoretische mogelijkheid dat anderen zich telkens op voormelde wijze hebben voorgedaan, acht het hof niet alleen zeer onwaarschijnlijk (te meer daar het feit mede ziet op personen die in Polen woonachtig zijn, elkaar niet kennen en uit het dossier blijkt dat hun identiteitsbewijzen – waarvan kopieën aan de huurcontracten zijn gehecht – in Polen als verloren zijn geregistreerd), maar voor dit scenario is bovendien geen enkel objectief aanknopingspunt in het dossier te vinden. Ook de verklaring van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep dat hij de personen van de identiteitskaarten bij het ondertekenen van de verschillende geschriften steeds zelf heeft gezien, aan welke verklaring het hof gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen overigens geen geloof hecht, ondergraaft dit geopperde scenario. Het hof stelt het scenario terzijde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd: