ECLI:NL:GHSHE:2023:4091

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
20-001094-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg inzake poging tot diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 17 april 2023 was gewezen. De verdachte was veroordeeld voor poging tot diefstal met braak en kreeg een gevangenisstraf van twee weken opgelegd, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 1.000,00. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg, maar de afwijzing van de schadevergoeding vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft geoordeeld dat de politierechter onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de schadevergoeding is toegewezen, en heeft het vonnis vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 januari 2023 te Weert heeft geprobeerd in te breken in de tuin van de benadeelde partij, waarbij hij een deur heeft geforceerd. De verdachte is aangehouden en in het bezit van inbrekerswerktuig, een schroevendraaier, aangetroffen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot diefstal met braak en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen omdat er onvoldoende bewijs was voor geestelijk letsel, zoals vereist onder artikel 6:106 BW.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001094-23
Uitspraak : 5 december 2023
VERSTEK (onip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 17 april 2023, in de strafzaak met parketnummer
03-014009-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van, kort gezegd, een poging tot diefstal met braak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] . De advocaat-generaal heeft geëist dat deze vordering, gelet op de aard ervan, zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, terwijl het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 15 januari 2023 te Weert, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een deur heeft verbroken/geforceerd, de tuin van die [benadeelde] is ingelopen en heeft gevoeld aan de deur van het tuinhuis of deze open was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 15 januari 2023 te Weert, althans in Nederland in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, de tuin van de woning gelegen aan [adres 2] bij een ander, te weten bij [benadeelde] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 januari 2023 te Weert, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading, die geheel of ten dele aan [benadeelde] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een deur heeft verbroken/geforceerd, de tuin van die [benadeelde] is ingelopen en heeft gevoeld aan de deur van het tuinhuis of deze open was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 19 januari 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van [benadeelde] [2] :
Plaats delict: [adres 2]
Op 15 januari 2023 kreeg ik omstreeks 01.02 uur een melding op mijn gsm waarin ik erop werd geattendeerd dat een camera in mijn tuin, een persoon in mijn tuin had gedetecteerd. Dit is op een filmpje vastgelegd. Ik zag op mijn gsm, op dat genoemde filmpje, dat er een mij onbekende man achter in mijn tuin liep. Ik zag tevens dat deze man aan het slot van mijn tuinhuisje aan het voelen was om te kijken of dit tuinhuisje wellicht open was. Ik zag dat de man daarna uit mijn tuin is weggelopen. Ik kan u vertellen dat mijn tuin is afgesloten middels een houten hekwerk en tuinpoort. Ik zie nu dat de man een schutting heeft ontwricht waardoor hij toegang tot de tuin heeft verkregen. Ook kan ik u vertellen dat het slot van mijn tuinpoort nu is afgebroken.
Opmerking verbalisant: Door de aangever is het betreffende filmpje waar de man door de tuin loopt alsmede foto’s van de beschadiging aan het tuinhek en tuinpoort aan verbalisant ter beschikking gesteld.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt d.d. 15 januari 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] [3] :
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats]
Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , kregen op 15 januari 2023, omstreeks 01.07 uur, opdracht van het Operationeel Centrum om te gaan naar [adres 2] . Hier zou door een onbekende verdachte gepoogd zijn om in te breken in het tuinhuis in de achtertuin.
Deze verdachte zou het volgende signalement hebben:
- kaal;
- klein lichtgrijs baardje;
- getinte huidskleur;
- donkere jas;
- zwarte schoenen;
- blauwe broek met streep aan de zijkant.
De verdachte zou gestoord zijn door de camera en is weer vertrokken.
Wij troffen die dag, omstreeks 01.23, op [adres 3] , een persoon aan welke volledig voldeed aan het signalement. De [straatnaam] ligt een straat verwijderd van de [straatnaam] .
Wij hebben de verdachte staande gehouden en zijn identiteitsbewijs gevorderd. Wij hoorden dat de verdachte zei dat hij geen identiteitsbewijs bij zich had. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de verdachte op grond van een identiteitsfouillering aan zijn kleding onderzocht. Ik trof in de linker binnenzak van de jas van de verdachte een schroevendraaier aan. Ik zag dat de kop van de schroevendraaier verbogen en afgeschaafd was. Ik heb de schroevendraaier in beslag genomen als zijnde inbrekerswerktuig. Wij hoorden via onze verbindingsmiddelen van een collega die per plaatse was op [adres 2] , dat de poort naar de achtertuin verbroken was.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 15 januari 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 2] [4] :
Op 15 januari 2023, omstreeks 1.07 uur, kreeg ik, verbalisant [verbalisant 2] , samen met collega [verbalisant 1] de opdracht om te gaan naar [adres 2] . Een melder zag op zijn telefoon de camerabeelden van de camera die in de tuin van zijn woning hing. Hij zag op de camerabeelden een onbekende man in zijn tuin lopen. De melder overhandigde ons de camerabeelden om te gebruiken voor het onderzoek.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , kreeg de opdracht om de camerabeelden te beschrijven. Ik had de verdachte samen met collega [verbalisant 1] aangehouden en herkende de verdachte aan het, door de melder, doorgegeven signalement. Na de aanhouding kreeg ik de camerabeelden te zien. Ik herkende de aangehouden verdachte als zijnde dezelfde man die te zien was op de camerabeelden.
Op de camerabeelden zag ik rechts bovenin de volgende dag, datum en tijdstip: Jan 15 2023 01:02:21 AM. Ik zag op het camerabeeld een grasveld. Ik zag rechts in beeld een tuinhuis. Ik zag op 01:02:26 de camera naar links draaien. Ik zag rechts in beeld de houten muur van een tuinhuis. Ik zag in het midden van het beeld een persoon. Ik zag dit een man was. Ik zag achter in beeld een houten hekwerk.
Ik zag dat de man het volgende signalement had:
  • kaal;
  • grijs ring baardje;
  • licht getinte huidskleur;
  • zwarte jas;
  • zwarte sportbroek met een blauwe streep aan de buitenzijde. Ik zag dat de streep van knie hoogte tot heup hoogte kwam;
  • zwarte sportschoenen.
Ik zag op 01:02:30 de man naar rechts kijken, in de richting van de woning. Ik zag dat de man met zijn rechterhand de deurklink van het tuinhuisje vastpakt.
Ik zag op 01:02:31 dat de man de deurklink omlaag drukt. Ik zag dat de man de deurklink los laat.
Ik zag op 01:02:32 dat de man zich omdraait.
Ik zag op 01:02:34 dat de man aan de linkerzijde uit het beeld liep, tussen het tuinhuis en het houten hekwerk in.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 15 januari 2023, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van verdachte [5] :
O = opmerking verbalisant
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
V: Jij bent op 15 januari 2023 om 01.24 uur aangehouden op verdenking van poging inbraak en het in het bezit hebben van inbrekerswerktuig. Je bent op camerabeelden te zien, in de tuin op het adres [adres 2] .
O: Ik, verbalisant, laat een stilstaand beeld van de verdachte zien op het moment dat hij in de tuin staat van de aangever.
V: Herken je de persoon op de foto die ik je laat zien?
A: Ja dat ben ik, ik was in de tuin.
V: Tijdens de fouillering is een stuk gereedschap bij jou aangetroffen, een schroevendraaier. Herkent u dit?
A: Ja, dat is mijn schroevendraaier.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
Ten aanzien van de ernst van het feit overweegt het hof dat pogingen tot diefstal met braak als de onderhavige schade veroorzaken en overlast en onrust voor de eigenaren tot gevolg hebben. Door feiten als de onderhavige wordt niet alleen materiële schade aangericht, maar tevens een inbreuk op de privacy van de eigenaren gemaakt. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun privéomgeving is geweest en geprobeerd heeft goederen weg te nemen.
Bij het bepalen van de aard en omvang van de op te leggen straf heeft het hof daarnaast acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 september 2023, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, waaronder een woninginbraak. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het bovenstaande afwegende, acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één week passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is van de in dit wetsartikel bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Op het voegingsformulier heeft de benadeelde partij vermeld dat hij en zijn partner allebei smartengeld ter hoogte van € 500,00 vorderen, omdat beiden door het handelen van de verdachte last hebben van slapeloosheid, angst en onrust. De vordering is echter niet met concrete gegevens onderbouwd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij verklaard dat hij noch zijn partner zich ten gevolge van het bewezenverklaarde onder behandeling hebben moeten stellen van een psycholoog of soortgelijke hulpverlener. Door het hof kan niet op grond van objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel worden vastgesteld. Naar het oordeel van het hof is er onder deze omstandigheden geen sprake van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW.
Gelet op het bovenstaande zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] worden afgewezen, met een beslissing omtrent de kosten als vermeld in het dictum van dit arrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 5 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2023007640, gesloten op 8 februari 2023, en op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 2] , aspirant van politie, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-24.
2.Dossierpagina 3.
3.Dossierpagina’s 8-9.
4.Dossierpagina 16.
5.Dossierpagina’s 21-22.