Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
“6.3. het oordeel van de politierechter”, op pagina 5 van het vonnis.
9. De vordering tot herroeping v.i.”, pagina 6 e.v. van het vonnis.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 8 juli 2022. De verdachte is veroordeeld voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. De politierechter heeft de verdachte, geboren in 1957, een gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de gedeeltelijke herroeping gelast van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd het vonnis van de rechtbank te bevestigen. De verdediging heeft verweren gevoerd met betrekking tot de strafmaat en de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Het hof heeft het beroep op de strafmaat verworpen en zich verenigd met de overwegingen van de politierechter, waarbij het hof de strafoplegging als juist heeft beoordeeld.
Wat betreft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft het hof de argumenten van de verdediging verworpen. Het hof heeft geoordeeld dat de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in verband met de vervolging van een nieuw strafbaar feit onlosmakelijk verbonden is met de behandeling van dat nieuwe feit. Het hof heeft de vordering tot herroeping toegewezen, maar de beslissing van de politierechter op dit punt vernietigd, omdat deze onvoldoende duidelijkheid gaf over de opgelegde vrijheidsstraffen die niet ten uitvoer zijn gelegd. Het hof heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen voor een duur van 364 dagen, en de vordering voor het overige afgewezen.