ECLI:NL:GHSHE:2023:4364

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
20-003030-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord met voorafgaand lokken van het slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot moord. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 juli 2014 in Waalwijk, waar de verdachte en haar mededader, [medeverdachte], het slachtoffer, [benadeelde/slachtoffer], hebben gelokt naar een locatie nabij het Olympiabad. De verdachte had het slachtoffer onder valse voorwendselen naar deze locatie gelokt, waar [medeverdachte] hem vervolgens met een tafelpoot op het hoofd heeft geslagen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld, en dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte]. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 27 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 3.843,52, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, evenals de schadevergoedingsmaatregel.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003030-19
Uitspraak : 25 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 september 2019, in de strafzaak met parketnummer
02-821152-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van poging tot moord’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is de verdachte veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.843,52, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde/slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 3.843,52. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting te kennen gegeven de vordering zoals toegekend door de rechtbank te handhaven. Derhalve is de vordering, voor zover deze meer beloopt dan het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 3.843,52, thans niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
Namens de verdachte is integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij en/of haar mededader ( [medeverdachte] ) op of omstreeks 20 juli 2014 te Waalwijk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [benadeelde/slachtoffer] , van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [benadeelde/slachtoffer] naar een locatie in de nabijheid van het Olympiabad aan de Drunenseweg heeft/hebben gelokt en/of (vervolgens) met kracht meermalen, althans eenmaal met een hard en/of zwaar voorwerp (tafelpoot) tegen/op het (achter)hoofd, in elk geval tegen het lichaam heeft/hebben geslagen, (terwijl genoemde [benadeelde/slachtoffer] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 20 juni 2014 op een locatie in de nabijheid van het Olympiabad aan de Drunenseweg te Waalwijk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade [benadeelde/slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [benadeelde/slachtoffer] met kracht meermalen, althans eenmaal met een hard en/of zwaar voorwerp (tafelpoot) tegen/op het (achter)hoofd, in elk geval tegen het lichaam heeft geslagen, (terwijl genoemde [benadeelde/slachtoffer] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 20 juni 2014, te Waalwijk en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft zij, verdachte, op 20 juni 2014
- die [benadeelde/slachtoffer] gebeld en/of
- een afspraak met die [benadeelde/slachtoffer] gemaakt en/of
- die [benadeelde/slachtoffer] onder valse voorwendselen naar voornoemde locatie in de nabijheid van het Olympiabad aan de Drunenseweg gelokt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij:
en haar mededader ( [medeverdachte] ) op 20 juli 2014 te Waalwijk, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade, [benadeelde/slachtoffer] , van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [benadeelde/slachtoffer] naar een locatie in de nabijheid van het Olympiabad aan de Drunenseweg hebben gelokt en (vervolgens) met kracht meermalen, met een hard voorwerp (tafelpoot) tegen/op het (achter)hoofd, hebben geslagen, (terwijl genoemde [benadeelde/slachtoffer] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Oordeel hof
De rechtbank heeft in het vonnis onder 4.3 ‘Het oordeel van de rechtbank redengevende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen opgenomen (pagina’s 2 – 10). Het hof neemt deze hieronder voor een belangrijk deel over met aanvullingen en verbeteringen.
Bewijsmiddelen [1]
Op 20 juli 2014 omstreeks 11:55 uur ontvingen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de melding om te gaan naar het zwembad aan de [adres 2] in Waalwijk, omdat daar een vechtpartij zou hebben plaatsgevonden. Omstreeks 12:20 uur kwamen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ter plaatse en zagen zij dat er een man werd behandeld door ambulancepersoneel. Zij zagen dat het hoofd van de man was verbonden met verband en dat zijn gezicht en T-shirt bebloed waren. [verbalisant 3] vroeg aan de man of hij wist wie hem dat letsel had toegebracht. Zij hoorde de man daarop antwoorden “ja, dat was [medeverdachte] ”. Toen [verbalisant 3] aan de man vroeg of hij de dader had herkend aan zijn uiterlijk hoorde [verbalisant 3] de man daarop antwoorden “ik herkende zijn stem, ik hoorde dat hij zei [naam 1] je gaat eraan”. Nadat [verbalisant 3] de man nogmaals vroeg of hij de dader ook had gezien werd de man volgens [verbalisant 3] alleen maar emotioneler. De man is vervolgens overgebracht naar het Jeroen Bosch ziekenhuis. De man bleek [benadeelde/slachtoffer] te zijn. [2]
Op 20 juli 2014 omstreeks 19:15 uur heeft [benadeelde/slachtoffer] aangifte gedaan van poging tot doodslag dan wel zware mishandeling, gepleegd op 20 juli 2014 te 11:54 uur in Waalwijk. Hij heeft onder meer verklaard dat hij 1,5 jaar geleden een relatie heeft gekregen met verdachte. Vóór hun relatie heeft verdachte driekwart jaar een relatie gehad met [medeverdachte] , maar nadat [medeverdachte] haar in het voorjaar van 2013 met haar kinderen op straat had gezet, heeft [benadeelde/slachtoffer] haar met de kinderen direct in huis genomen en is hun relatie begonnen.
[benadeelde/slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte op 20 juli 2014 omstreeks 11:00 uur tegen hem zei dat ze met de kinderen naar de paardjes ging kijken bij het Lido in Waalwijk. Ongeveer vijf minuten later belde verdachte [benadeelde/slachtoffer] op. Zij vertelde dat de ketting van haar fiets eraf was en dat ze bij het Olympia zwembad stond bij het Lido. Verdachte vroeg aan [benadeelde/slachtoffer] om snel te komen. Hierop is [benadeelde/slachtoffer] direct met zijn snorfiets naar het Lido gereden, gelegen bij het Olympia zwembad . Vanaf de [straat 1] is hij een smal pad ingereden langs het [straat 2], maar hij kon verdachte en de kinderen niet vinden. Ondertussen probeerde [benadeelde/slachtoffer] haar op haar mobiele telefoon te bereiken, maar dat lukte niet. Toen [benadeelde/slachtoffer] halverwege het pad reed hoorde hij “ [naam 1] ” en gelijk daarna voelde hij een heel harde klap op zijn achterhoofd. De klap was zo hard dat [benadeelde/slachtoffer] gelijk naast zijn snorfiets lag. [benadeelde/slachtoffer] heeft verklaard dat hij onmiddellijk en zonder twijfel wist dat [medeverdachte] degene was die de woorden sprak, omdat hij diens stem herkende. Daarbij heeft [benadeelde/slachtoffer] een signalement gegeven van [medeverdachte] , te weten een in het zwart geklede man, mager en met een sikje. Toen [benadeelde/slachtoffer] op de grond lag tilde hij zijn linkerarm op en zag onder zijn linkerarm door het gezicht van [medeverdachte] . [benadeelde/slachtoffer] zag ook dat [medeverdachte] een houten poot, vermoedelijk een tafelpoot, in zijn handen had met daaraan een grote bout van ongeveer tien centimeter lang. Meteen nadat [benadeelde/slachtoffer] [medeverdachte] aankeek voelde hij een tweede klap op zijn achterhoofd. Ook die tweede klap ging met veel kracht gepaard. [benadeelde/slachtoffer] voelde dat [medeverdachte] hem met de bout van de tafelpoot aan één stuk door zonder pauze op zijn achterhoofd sloeg en hoorde dat [medeverdachte] daarbij zei “ [naam 1] jij gaat dood”. Volgens [benadeelde/slachtoffer] had hij ook echt het gevoel dat hij dood zou gaan. Op enig moment is [benadeelde/slachtoffer] toch op kunnen staan en zag hij dat [medeverdachte] weer het bos inliep. [benadeelde/slachtoffer] is naar de man en vrouw toe gelopen die hij eerder op het pad was gepasseerd. Met hen is [benadeelde/slachtoffer] naar het Olympia zwembad gegaan, alwaar de ambulance is ingeschakeld. [benadeelde/slachtoffer] is daarna naar het Jeroen Bosch ziekenhuis overgebracht. Volgens [benadeelde/slachtoffer] zijn er in het ziekenhuis 38 hechtingen in zijn hoofd gezet. [3]
Naar aanleiding van de melding van [benadeelde/slachtoffer] zijn [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar de woning van [medeverdachte] gegaan. Daar werd de deur geopend door een manspersoon van ongeveer 1.80 meter lang met donkerblond haar tot in de nek, een spits gezicht en een smal postuur. De man vertelde dat hij in de doucheruimte onderuit was gegaan. [4] Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat ze op de dag van de aanval met [medeverdachte] heeft gebeld omdat hij in het bad onderuit was gegaan. [5] Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de door [benadeelde/slachtoffer] , [verbalisant 1] en [verbalisant 2] omschreven man [medeverdachte] betreft.
Feitelijke handelingen
Dat [benadeelde/slachtoffer] op 20 juli 2014 meerdere malen met kracht op het hoofd is geslagen met een hard voorwerp vindt steun in de medische verklaring. Uit de medische verklaring blijkt dat [benadeelde/slachtoffer] op 20 juli 2014 is overgebracht naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Aldaar heeft de dienstdoende chirurg bij [benadeelde/slachtoffer] meerdere laceraties (
het hof begrijpt met de rechtbank: weefselverscheuringen) geconstateerd op de hoofdhuid tot in subcutis (
het hof begrijpt met de rechtbank: tot in de laag die net onder de huid is gelegen). De hoofdwonden zijn gehecht. [6]
Ook vindt de verklaring van [benadeelde/slachtoffer] dat hij met kracht op zijn hoofd is geslagen steun in de getuigenverklaring van [getuige 1] . [getuige 1] heeft verklaard dat zij omstreeks 12:00 uur met haar man, [getuige 2] , aan het wandelen was in het bosgebied Lido in Waalwijk. Op enig moment zag en hoorde [getuige 1] een scooter aan komen rijden. Zij zag dat de man met de scooter op het pad bleef staan en een telefoon aan zijn oor hield. Terwijl [getuige 1] de man passeerde, hoorde ze dat hij geen gesprek aan het voeren was.
.[getuige 1] hoorde ineens een harde kreet en zag dat de man met de scooter op de grond lag. Zij zag dat een persoon over de man die op de grond lag heen gebogen stond en richting hem tenminste twee slaande bewegingen maakte tegen het lichaam van de man die eerder op de scooter zat. Ze zag echter niet waar de man op dat moment werd geraakt
.De verklaring van [benadeelde/slachtoffer] dat hij met een tafelpoot op zijn hoofd werd geslagen vindt ook steun in de verklaring van [getuige 1] , omdat zij heeft verklaard dat zij zag dat de man die sloeg iets in zijn handen had waarmee hij sloeg dat leek op een stuk hout. [getuige 1] omschrijft de dader als een geheel in het zwart geklede man, met een smal postuur. [7]
De verklaring van [benadeelde/slachtoffer] wordt ten aanzien van de feitelijke handelingen ook ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 2] . [getuige 2] heeft verklaard dat hij omstreeks 11:45 uur met zijn vrouw, [getuige 1] , vanaf het Lido bij de roeivijver richting het zwembad liep. Op het pad zag hij een man op een scooter met een telefoon in zijn handen, zonder dat de man een gesprek aan het voeren was. [getuige 2] hoorde ineens een kreet en zag dat de man met de scooter in een gebogen houding stond met zijn handen boven zijn hoofd. Hij zag dat een andere man meerdere malen slaande bewegingen maakte richting de man op de grond. [getuige 2] en [getuige 1] hebben de man vervolgens meegenomen naar het zwembad. [8]
De verklaring van [benadeelde/slachtoffer] , dat hij met een tafelpoot op zijn hoofd is geslagen vindt ook steun in de getuigenverklaring van [getuige 3] . [getuige 3] heeft verklaard dat hij rond 10:40 uur is gaan hardlopen. Toen hij vanuit het Lido over het pad richting het Olympia zwembad liep zag hij een man lopen met een flink voorwerp in zijn handen van circa 30 à 40 centimeter lang en 10 centimeter dik. [getuige 3] dacht zelf aan een tafelpoot. Aan het einde van het pad zag hij een man op een scooter met een bebloed hoofd bij een echtpaar staan. De man en het echtpaar liepen naar het zwembad. [getuige 3] zag op zijn horloge dat het 11:45 uur was en besefte dat hij de vermoedelijke dader net daarvoor had gezien
.[getuige 3] omschrijft de man die heeft geslagen als een man van tussen de 1.80 en 1.90 meter met een slank postuur, donkere kleding en donkerblonde, wat langere haren. [9]
[verbalisant 5] heeft de camerabeelden rondom het terrein van het Olympia zwembad bekeken. Op de beelden gesitueerd aan de voorzijde van het zwembad zag zij dat [benadeelde/slachtoffer] rond 11:46 uur kwam aanrijden op zijn scooter en dat hij aan de achterzijde bebloed was vanaf zijn hoofd tot onder aan zijn T-shirt. Naast hem zag [verbalisant 5] een man en een vrouw lopen. [10]
Op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, staat met de rechtbank voor het hof vast dat [benadeelde/slachtoffer] op 20 april 2014 in Waalwijk kort vóór 11:46 uur meermalen met kracht met een hard houten voorwerp, te weten een tafelpoot, op zijn achterhoofd is geslagen, (onder meer) terwijl [benadeelde/slachtoffer] op de grond lag.
Dader feitelijke handelingen [medeverdachte]
[benadeelde/slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte] degene was die de geweldshandelingen jegens hem heeft gepleegd.
Onderzoek naar de historische gegevens van de telefoon van [medeverdachte] heeft uitgewezen dat zijn telefoon op 20 juli 2014 om 11:21:49 uur een zendmast aanstraalde in de omgeving van het Olympia zwembad . Tussen 11:23:52 uur en 11:29:24 uur straalde de telefoon van [medeverdachte] een zendmast aan in het gebied waarbinnen de plaats van het delict zich bevond. [11]
Verder stelt het hof met de rechtbank op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat het door [benadeelde/slachtoffer] gegeven signalement van [medeverdachte] ten tijde van het incident voor een groot deel overeenkomt met het door getuigen [getuige 1] en [getuige 3] gegeven signalement van de dader
,alsmede met op 20 juli 2014 het door de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opgegeven signalement van [medeverdachte] .
Tot slot kan uit het dossier worden afgeleid dat [medeverdachte] ook een motief had voor zijn daad. Uit de telefoon van [medeverdachte] is gebleken dat hij en de verdachte over de periode van 31 december 2013 tot en met 9 juli 2014 zo goed als dagelijks dan wel wekelijks whatsapp-contact hadden en uit de inhoud van de sms-berichten kan voorts worden afgeleid dat hun liefdesrelatie nog bestendig was en dat de verdachte daarin slecht praatte over [benadeelde/slachtoffer] (zie hierna). [12] Ook heeft [medeverdachte] op 19 juli 2014 tegen [getuige 4] gezegd dat hij en verdachte weer samen waren. [13] [benadeelde/slachtoffer] heeft verklaard dat hij in december 2013 een huis heeft gekocht. Door zijn inkomen heeft hij zich goed kunnen verzekeren, waardoor verdachte schuldenvrij in het huis zou achterblijven als [benadeelde/slachtoffer] zou komen te overlijden. [14] Daarnaast heeft [getuige 5] , werkzaam bij coffeeshop [naam 4] , verklaard dat zij [medeverdachte] een aantal maanden voor het incident heeft horen zeggen dat hij en verdachte veel geld zouden hebben en samen een goed leven zouden kunnen opbouwen als hij [benadeelde/slachtoffer] iets zou aandoen. [15]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, is de het hof met de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte] degene is geweest die [benadeelde/slachtoffer] meermalen met kracht met een tafelpoot op zijn hoofd heeft geslagen, (onder meer) terwijl [benadeelde/slachtoffer] op de grond lag.
Betrokkenheid van de verdachte
Verdachte heeft in de ochtend van 20 juli 2014 omstreeks 11:00 uur tegen [benadeelde/slachtoffer] gezegd dat ze met de kinderen een stuk wilde gaan fietsen en naar de paardjes zou gaan kijken bij het Lido in Waalwijk. Vijf minuten nadat zij thuis vertrokken was, belde zij [benadeelde/slachtoffer] op en vertelde dat de ketting van haar fiets af was en dat ze bij het Olympia zwembad stond. Verdachte vroeg aan [benadeelde/slachtoffer] om snel te komen om haar te helpen. Verdachte heeft verklaard dat er direct nadat ze had opgehangen met [benadeelde/slachtoffer] , iemand voorbij kwam die de problemen met haar fiets op eenvoudige wijze wist te verhelpen. Hierop is verdachte meteen terug naar huis gefietst zonder [benadeelde/slachtoffer] telefonisch op de hoogte te brengen van het feit dat het euvel al verholpen was. [16]
[benadeelde/slachtoffer] heeft voorts verklaard dat hij meermalen heeft getracht telefonisch contact te krijgen met verdachte toen hij op de locatie bij het Olympia zwembad was en hij verdachte niet kon vinden [17] . Dat blijkt ook uit de historische verkeersgegevens van verdachte van 20 juli 2014. Daarin is te zien dat in de periode tussen 11:34:06 uur en 11:47:47 uur negen keer wordt ingebeld door het telefoonnummer van [benadeelde/slachtoffer] zonder dat er een gesprek heeft plaatsgevonden. [18]
Verdachte heeft hierover verklaard dat zij haar telefoon niet heeft gehoord omdat zij aan het fietsen was en de telefoon in haar fietsmandje zat
.Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig gelet op het feit dat na de gemiste oproepen van [benadeelde/slachtoffer] tussen 11:34 uur en 11:47 uur, er om 11:50 gedurende 27 seconden en om 11:51 uur gedurende 18 seconden wel direct telefonisch contact plaatsvond tussen de telefoon van de verdachte en die van [medeverdachte] . [19] Tevens blijkt uit de telecomgegevens van [medeverdachte] dat hij na het incident om 11.50 uur direct contact heeft gezocht met de verdachte. [20]
Ook bleek uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte dat er, in de ochtend voorafgaand aan de aanval op [benadeelde/slachtoffer] , meermalen contact is geweest tussen de telefoon van verdachte en de telefoon van [medeverdachte] , waarbij er om 11:23:52 uur contact (gedurende 38 seconden) heeft plaatsgevonden. Dit gesprek tussen [medeverdachte] en verdachte vond plaats direct voordat verdachte [benadeelde/slachtoffer] belde (om 11:25:02 uur) klaarblijkelijk met het verzoek of hij naar de locatie bij het Olympia zwembad wilde komen (een gesprek van 95 seconden). Uit de historische verkeersgegevens blijkt ook dat verdachte, vrijwel direct nadat ze heeft opgehangen met [benadeelde/slachtoffer] wederom telefonisch contact heeft met [medeverdachte] (om 11:29:24 uur, een gesprek van 101 seconden). [21]
Verder neemt het hof met de rechtbank in aanmerking dat uit de bevindingen van de politie blijkt dat er in de mobiele telefoon van verdachte in de 'geschiedenis' van de oproepen en in de 'geschiedenis' van de sms-berichten niets terug te vinden was van het onderlinge contact tussen verdachte en [medeverdachte] , terwijl de historische verkeersgegevens aantonen dat er veelvuldig contact is geweest tussen beide telefoons in de bevraagde periode. Tevens bleek dat het telefoonnummer van [medeverdachte] niet vindbaar was in de contactenlijst van het toestel van verdachte. [22]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, is het hof met de rechtbank van oordeel dat de verdachte [benadeelde/slachtoffer] op 20 juli 2014 onder valse voorwendselen bewust naar de locatie bij het Lido heeft gelokt. Voor zover al geloof zou moeten worden gehecht aan de verklaring van verdachte dat haar fiets een mankement vertoonde en dat dit mankement direct na haar telefoontje naar [benadeelde/slachtoffer] eenvoudig door een onbekende werd verholpen – een verklaring waaraan het hof met de rechtbank sterk twijfelt maar die hier niet hoeft te worden weerlegd of bevestigd –, blijft overeind dat verdachte [benadeelde/slachtoffer] daarna niet meteen heeft opgebeld, terwijl zij wist dat hij naar de door verdachte opgegeven locatie bij het Olympia zwembad zou komen in de veronderstelling dat zij zijn hulp nodig had. Aldaar heeft [medeverdachte] vervolgens – nadat hij door verdachte op de hoogte was gebracht van de aanstaande komst van [benadeelde/slachtoffer] naar die locatie – [benadeelde/slachtoffer] opgewacht en aangevallen met een tafelpoot.
Dat er sprake was van valse voorwendselen blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de omstandigheden dat verdachte nadat ze [benadeelde/slachtoffer] telefonisch om hulp had gevraagd, niet meer telefonisch bereikbaar was voor [benadeelde/slachtoffer] , terwijl ze wel direct haar telefoon opnam toen [medeverdachte] haar – na de aanval op [benadeelde/slachtoffer] – belde (om 11:50: 38 uur), als ook uit het gegeven dat verdachte ongeveer één minuut vóór (namelijk om 11:23:52, van 38 seconden) en twee minuten na (namelijk om 11:29:24 uur) haar telefoontje naar [benadeelde/slachtoffer] om haar te komen helpen (om 11:25:02, van 95 seconden) telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte]
Tot slot overweegt het hof met de rechtbank dat verdachte aantoonbaar onjuist en wisselend heeft verklaard over cruciale punten in deze zaak. Zo verklaarde zij onder andere dat ze “nog wel eens” telefonisch contact had met [medeverdachte] , terwijl uit de telefoongegevens is gebleken dat er zeer frequent contact was tussen verdachte en [medeverdachte] en dat de inhoud daarvan ook veel verder ging dan gesprekken over de kinderen of om [medeverdachte] “te pleasen” of gerust te stellen na een zelfmoorddreiging. Bovendien heeft verdachte verklaard nooit iets gewist te hebben uit haar telefoon, terwijl de oproepen- en berichtengeschiedenis met [medeverdachte] alsook het telefoonnummer van [medeverdachte] uit haar mobiele telefoon zijn verwijderd.
Opzet en voorbedachte raad
Naar het oordeel van het hof volgt uit de aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht dat deze gericht waren op de dood van [benadeelde/slachtoffer] .
Uit de constructie van het plan waarin verdachte [benadeelde/slachtoffer] naar een bepaalde locatie heeft gelokt, waar vervolgens [medeverdachte] [benadeelde/slachtoffer] meermalen met kracht met een tafelpoot op het achterhoofd heeft geslagen (deels terwijl [benadeelde/slachtoffer] op de grond lag) en daarbij de woorden heeft geuit “ [naam 1] je gaat dood”, blijkt een mate van doordachtheid en samenwerking waardoor het hof met de rechtbank geen ruimte ziet om voor mogelijk te houden dat de opzet op een ander, lichter, delict dan de dood van [benadeelde/slachtoffer] was gericht. Het hof neemt met de rechtbank hierbij tevens de hierna te bespreken omstandigheden van voor en na het incident in aanmerking.
In tegenstelling tot de verdediging is ook het hof van oordeel dat verdachte wel degelijk belang had bij het overlijden van [benadeelde/slachtoffer] . Voor verdachte gold immers hetzelfde motief als voor [medeverdachte] , zo niet een zwaarwegender motief. Zij zou namelijk – als testamentair begunstigde van [benadeelde/slachtoffer] [23] – schuldenvrij in het huis van [benadeelde/slachtoffer] achterblijven als [benadeelde/slachtoffer] zou komen te overlijden. [24] [medeverdachte] heeft bovendien tegen [getuige 5] gezegd dat hij en verdachte veel geld zouden hebben als hij [benadeelde/slachtoffer] iets zou aandoen. [25] Het hof schuift de verklaring van de verdachte, te weten dat ze niet wist dat ze enig erfgenaam van [benadeelde/slachtoffer] , als ongeloofwaardig ter zijde. Uit het dossier volgt namelijk dat het testament van [benadeelde/slachtoffer] op 24 december 2013 is opgemaakt en getekend bij [notaris] . [26] Op dezelfde dag is bij [notaris] na voorlezing een samenlevingsovereenkomst getekend tussen [benadeelde/slachtoffer] en de verdachte. [27] Voorts is op 20 december 2013 een overlijdensrisicoverzekering afgesloten op naam van [benadeelde/slachtoffer] . [28] Voorts blijkt uit het pensioen overzicht voor [benadeelde/slachtoffer] en de verdachte dat bij het overlijden de andere partner een uitkering krijgt. [29] Dit alles in onderling verband en samenhang maakt naar het oordeel van het hof dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte op de hoogte was van het gegeven dat ze bij het overlijden van [benadeelde/slachtoffer] als erfgenaam geld zou krijgen.
Voorts volgt uit de telefoongegevens van [medeverdachte] dat hij en de verdachte over de periode van 31 december 2013 tot en met 9 juli 2014 zo goed als dagelijks dan wel wekelijks contact hadden en uit de inhoud van de WhatsApp- en sms-berichten kan voorts worden afgeleid dat hun liefdesrelatie nog bestendig was. [30] Ook heeft [medeverdachte] op 19 juli 2014 tegen [getuige 4] gezegd dat hij en verdachte weer samen waren. [31] De relatie van [medeverdachte] en de verdachte blijkt onder meer uit de navolgende berichten van de verdachte aan [medeverdachte] :
- ‘
‘Echt je bent een schat hou zo veel van jou’ (31 december 2013 18.12.24 uur) [32]
  • ‘Schat je mag mijn niet achter laten bij hem oke’ (31 december 2013 23.54.35 uur)
  • ‘ik hou zo veel van jou ik kan en wil niet zonder jou’ (1 januari 2014 20.22.45 uur) [33]
  • ‘Ja hoor lieverd ik hou nog steeds van je (14 april 2014 18.20.58 uur)
  • ‘Hou ook van je schatje’(23 april 2014 19.08.52 uur) [34]
- ‘
‘Hou ook van jou heel veel’ (26 juni 2014 19.55.15 uur) [35] .
Tevens uit volgt uit het bericht van [medeverdachte] dat hij wil dat de verdachte zijn vrouw wordt, waarop de verdachte antwoord dat ze dit ook wil. [36] Uit de historische verkeersgegevens blijkt ook dat de verdachte de berichten van [medeverdachte] verborgen heeft willen houden voor [benadeelde/slachtoffer] , nu ze het telefoonnummer van [medeverdachte] heeft voorzien van de namen [naam 2] danwel [naam 3] en later zonder naam maar met telefoonnummer. [37]
Uit de berichten tussen de verdachte en [medeverdachte] volgt voorts dat er vanuit de verdachte geen sprake was van liefde voor [benadeelde/slachtoffer] , zo schrijft ze naar [medeverdachte] :
  • ‘Ja schat ik bel nu de eikel’ (2 januari 2014 10.10.30 uur)
  • ‘Goedemorgen schatje die lul staat nu onder de douche hij is echt zo moe hij kan niet mee nou wat een vent zeg woord gek van hem zeg maar ja hou van jou heel veel mis je’ (5 januari 2014 8.19.32 uur) [38]
- ‘
‘Goedemorgen lieverd ik mis je zo woord gek van hem heel erg’ (25 januari 2014 8.21.01 uur). [39]
Tevens was daarbij het telefoonnummer van [benadeelde/slachtoffer] op 20 juli 2014 aan meerdere contacten gekoppeld te weten ‘ [naam 1] ’ en ‘ja dikke lul’. [40]
Dat er geen sprake was van liefde blijk ook uit het tapgesprek tussen de verdachte en [naam 5] van 3 september 2014, daar zegt de verdachte namelijk: ‘
Oh je hebt het nu over [naam 1] . Daar heb ik nooit echt, daar ben ik nooit verliefd op geweest of zo hoor. Ik woonde in zijn huis. Dat was mijn band. Ik was blij als ie opgerot was. [41]
Uit de berichten tussen de verdachte en [medeverdachte] volgt voorts dat ze reeds vanaf januari 2014 bezig zijn geweest met het traceren van de telefoon van [benadeelde/slachtoffer] . Zo schrijft [medeverdachte] aan de verdachte ‘
Mag ik z’n nr ff schat wil ff proberen of ik hen traseren met satelliet waar hij is’.Daarop volgt een bericht van de verdachte met daarin de contactgegevens van [naam 1] alsmede het e-mailadres van [benadeelde/slachtoffer] met het daarbij behorende wachtwoord. [42]
Gelet op het vorenstaande stelt het hof vast dat de verdachte [benadeelde/slachtoffer] verafschuwde, van hem af wilde en alleen bij hem was voor het geld. Ook heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte al enkele uren na de aanval op [benadeelde/slachtoffer] , terwijl hij zwaar gehavend uit het ziekenhuis thuiskwam, druk op zoek was naar andere woonruimte. [43] Verdachte heeft [benadeelde/slachtoffer] enkele dagen later, op 28 juli 2014, ook daadwerkelijk verlaten. [44] Dit heeft de verdachte ook op de terechtzitting in hoger beroep bevestigd.
Tot slot is de omstandigheid dat het handelen van [medeverdachte] geen fatale gevolgen heeft gehad voor [benadeelde/slachtoffer] slechts te danken aan het (afwerend) handelen van [benadeelde/slachtoffer] en de aanwezigheid van de toevallige voorbijgangers [getuige 1] en [getuige 2]
.
De voornoemde handelingen van zowel [medeverdachte] als verdachte dragen naar hun uiterlijke verschijningsvorm het karakter van samenwerking, van een gezamenlijk plan en optreden. Verdachte en [medeverdachte] hebben immers samen moeite gedaan om aangever op listige wijze te lokken naar de betreffende locatie om hem daar vervolgens aan te vallen. De omstandigheid dat er sprake was van een plan is reeds een indicatie dat er sprake was van voorbedachte rade en niet van handelen in een gemoedsopwelling. Verdachte en [medeverdachte] hebben er vervolgens ook bewust voor gekozen om het plan daadwerkelijk uit te gaan voeren.
Net als de rechtbank neemt het hof daarbij in overweging dat verdachte en [medeverdachte] tijd en gelegenheid hebben gehad om zich te bezinnen en zich te beraden op het genomen besluit om [benadeelde/slachtoffer] potentieel dodelijk letsel toe te brengen. Niet alleen was er voorafgaand aan het telefoontje van verdachte naar [benadeelde/slachtoffer] voldoende gelegenheid om af te zien van het plan om [benadeelde/slachtoffer] naar een bepaalde locatie te lokken. Ook in het tijdsbestek tussen genoemd telefoontje, het telefoontje van verdachte naar [medeverdachte] en de daadwerkelijke aanval op [benadeelde/slachtoffer] door [medeverdachte] was ruimschoots voldoende tijd gelegen voor verdachte of [medeverdachte] om zich te beraden en terug te komen op het plan. Noch verdachte noch [medeverdachte] heeft enige actie ondernomen om de ander te beletten om [benadeelde/slachtoffer] van het leven te beroven.
Naar het oordeel van het hof hebben [medeverdachte] en verdachte ieder feitelijke uitvoeringshandelingen verricht en een voldoende substantiële bijdrage aan het delict geleverd. Weliswaar heeft verdachte geen fysieke bijdrage aan het letsel geleverd, maar haar rol als partner van [benadeelde/slachtoffer] was cruciaal nu juist zij hem naar een bepaalde plek kon lokken. Zij hebben dan ook zodanig intensief samengewerkt dat zij ieder afzonderlijk als medepleger van het feit kunnen worden beschouwd.
De omstandigheid dat de contacten tussen [medeverdachte] en verdachte niet meer waren terug te vinden in de telefoontoestellen van verdachte of van [medeverdachte] nadat het incident had plaatsgevonden, onderstreept ook naar het oordeel van het hof dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord op [benadeelde/slachtoffer] . Daartoe heeft de verdachte [benadeelde/slachtoffer] gelokt naar een plek waar [medeverdachte] meermalen [benadeelde/slachtoffer] heeft geslagen met een houten voorwerp met daarop een bout. Door aldus te handelen hebben de verdachte en haar mededader een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde/slachtoffer] en zijn lichamelijke integriteit. Dergelijk gewelddadig feit behoort tot de ernstigste strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht. Dat [benadeelde/slachtoffer] bij de aanval niet gedood is, berust louter op het eigen handelen van [benadeelde/slachtoffer] en is niet aan het handelen van de verdachte of haar medeverdachte te danken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om een volstrekt koelbloedige en brutale moordpoging op klaarlichte dag in Waalwijk, waarbij omstanders kennis hebben genomen van het gewelddadige karakter van dit bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het haar betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken, onder meer uit een reclasseringsrapport van 6 mei 2019.
De verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat ze arbeidsongeschikt is en thuis voor de kinderen zorgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte op geen enkele wijze getoond het laakbare van haar handelen in te zien en geen verantwoordelijkheid genomen voor haar daden.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn bij de behandeling in eerste aanleg is overschreden met een periode van 3 jaren.
De aanvang van de termijn in hoger beroep stelt het hof vast op de datum waarop namens verdachte hoger beroep is ingesteld, te weten 30 september 2019. Het einde van de termijn stelt het hof op 25 oktober 2023, de datum waarop het hof arrest zal wijzen. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep, die voor deze fase doorgaans op twee jaren wordt gesteld, overschreden met ruim 2 jaren.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden, zal worden volstaan met het opleggen van gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde/slachtoffer]
De benadeelde partij [benadeelde/slachtoffer] heeft – na vermindering van de vordering in hoger beroep – een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.843,52 te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 119,90 kledingschade
€ 28,00 daggeldvergoeding
€ 185,40 bril
€ 2.610,22 verlies arbeidsvermogen
€ 900,00 immateriële schade
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering tot een bedrag van € 3.843,52 toegewezen.
De benadeelde partij heeft de door de rechtbank toegewezen vordering gehandhaafd.
Oordeel hof
Ad a – ad d
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Deze posten zijn deugdelijk onderbouwd en door de verdediging niet weersproken. Derhalve is dit deel van de vordering volledig toewijsbaar.
Ad e. immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof is derhalve van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Voorts is het hof van oordeel dat de geleden immateriële schade voldoende is onderbouwd. Het hof begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 900,-.
wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 3.843,52 schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente.
proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde/slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 3.843,52. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde/slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.843,52 (drieduizend achthonderddrieënveertig euro en tweeënvijftig cent) bestaande uit € 2.943,52 (tweeduizend negenhonderddrieënveertig euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2014 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde/slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.843,52 (drieduizend achthonderddrieënveertig euro en tweeënvijftig cent) bestaande uit € 2.943,52 (tweeduizend negenhonderddrieënveertig euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2014 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 48 (achtenveertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. M.J. Grapperhaus en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 25 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.J. Grapperhaus en mr. N. van der Laan zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna weergegeven bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, Hart van Brabant districtsrecherche lokaal ernstige criminaliteit, dossiernummer 2014158828, Clarkia 20DDA14057, gesloten op 16 augustus 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 1 – 418.
2.De processen-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] d.d. 20 juli 2014, pagina 159 en [verbalisant 4] d.d. 30 juli 2014, pagina 160 en 161.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde/slachtoffer] d.d. 20 juli 2014, pagina’s 168 tot en met 171 en proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 juli 2014, p. 186..
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juli 2014, pagina 221.
5.De door de verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 11 oktober 2023.
6.Het geschrift, te weten de geneeskundige verklaring, pagina’s 181 en 182.
7.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] d.d. 20 juli 2014, pagina’s 199 en 200.
8.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] d.d. 20 juli 2014, pagina’s 211 en 212.
9.De processen-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 10 juli 2014, pagina 213 en d.d. 6 augustus 2014 pagina’s 215 en 216.
10.Het proces-verbaal [verbalisant 5] d.d. 14 november 2014, pagina 229.
11.Het proces-verbaal van onderzoek historische gegevens d.d. 27 augustus 2014, pagina’s 298 en 299.
12.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] , pagina 306 tot en met 313.
13.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 4] d.d. 7 augustus 2014, pagina 279.
14.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 23 juli 2014, pagina 186.
15.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 5] d.d. 7 augustus 2014, pagina 250.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 23 juli 2014, pagina 273 in combinatie met de woorden ‘Ik heb de waarheid al gesproken, ik heb al een verklaring afgelegd’ in het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 17 september 2014, pagina 141.
17.Het proces-verbaal van aangifte [benadeelde/slachtoffer] d.d. 20 juli 2014, pagina 169.
18.Het proces-verbaal van onderzoek historische verkeersgegevens d.d. 19 augustus 2014, pagina 343.
19.Het proces-verbaal van onderzoek historische verkeersgegevens d.d. 19 augustus 2014, pagina 345 – 346.
20.Het proces-verbaal van onderzoek historische verkeersgegevens d.d. 27 augustus 2014, pagina 297.
21.Het proces-verbaal van onderzoek historische verkeersgegevens d.d. 19 augustus 2014, pagina 343.
22.Het proces-verbaal van verdenking d.d. 26 augustus 2014, pagina 117.
23.Een afschrift van het testament van [benadeelde/slachtoffer] d.d. 24 december 2013 in het aanvullend procesdossier-PROCES-VERBAAL bevindingen, pagina ongenummerd.
24.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 23 juli 2014, pagina 186.
25.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 5] d.d. 7 augustus 2014, pagina 250.
26.Een afschrift van het testament van [benadeelde/slachtoffer] d.d. 24 december 2013 in het aanvullend procesdossier-PROCES-VERBAAL bevindingen, pagina ongenummerd.
27.Een afschrift van het samenlevingscontract tussen [benadeelde/slachtoffer] en [verdachte] d.d. 24 december 2013 in het aanvullend procesdossier-PROCES-VERBAAL bevindingen, pagina ongenummerd.
28.Een afschrift van het polisblad Life Care Overlijdensrisicoverzekering d.d. 28 januari 2014, in het aanvullend procesdossier-PROCES-VERBAAL bevindingen, pagina ongenummerd.
29.Een afschrift van het Uniform pensioenoverzicht 2015 d.d. 31 december 2013, in het aanvullend procesdossier-PROCES-VERBAAL bevindingen, pagina ongenummerd.
30.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] , pagina 306 tot en met 313.
31.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 4] d.d. 7 augustus 2014, pagina 279.
32.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina 307.
33.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina 308.
34.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina 312.
35.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina 313.
36.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina 310.
37.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [verdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina 355.
38.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina 309.
39.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina 311.
40.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [verdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina’s 350.
41.Een afschrift van tapgesprek 54 tussen van [verdachte] en [naam 6] d.d. 3 september 2014, pagina 412.
42.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [medeverdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina 310.
43.Het proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon [verdachte] d.d. 16 oktober 2014, pagina’s 361 en 362.
44.Het proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 194 en het proces-verbaal van de ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 5 september 2019.