ECLI:NL:GHSHE:2023:4388

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
200.326.320_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en alimentatie met betrekking tot verzoekster en verweerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een echtscheiding tussen partijen, die op 5 september 2012 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Limburg, welke op 23 februari 2023 is toegewezen. De vrouw is op 24 april 2023 in hoger beroep gekomen van deze beschikking, waarbij zij onder andere de echtscheiding, kinderalimentatie en partneralimentatie aan de orde stelde. De man, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht om het hoger beroep met spoed te behandelen, en heeft aangegeven akkoord te gaan met een schriftelijke afdoening van het geschilpunt betreffende de echtscheiding.

Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw in haar inleidend verzoek zelf om de echtscheiding heeft verzocht, maar nu in hoger beroep stelt dat zij niet meer wil scheiden. Het hof oordeelt dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet bedoeld is om een eerder toegewezen verzoek tot echtscheiding ongedaan te maken. Bijzondere omstandigheden die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden zijn niet aangevoerd. Daarom heeft het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek in hoger beroep, uitsluitend voor zover dit betrekking heeft op de echtscheiding. De verdere beslissingen zijn aangehouden.

De uitspraak van het hof is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Zaaknummer: 200.326.320/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/03/284699 / FA RK 20-4143
en C/03/290688 / FA RK 21-1351
beschikking van de meervoudige kamer van 5 oktober 2023
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken.
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. I.F.H. Nelissen,

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 23 februari 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vrouw is op 24 april 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Het hoger beroep van de vrouw dat betrekking heeft op de echtscheiding, de kinderalimentatie en partneralimentatie is ter griffie van het hof ingeschreven onder bovenvermeld zaaknummer (200.326.320/01). Het hoger beroep van de vrouw dat betrekking heeft op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is ter griffie van het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.326.322/01.
2.2.
Bij brief van 31 augustus 2023 heeft de man verzocht om het hoger beroep voor zover zich dat richt tegen de door de rechtbank uitgesproken echtscheiding met spoed en met voorrang te behandelen, waarbij hij aangeeft akkoord te gaan met een schriftelijke afdoening van dit geschilpunt.
2.3.
De vrouw is in de gelegenheid gesteld op voorgaand verzoek van de man te reageren. De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 12 september 2023 gereageerd. Zij stelt dat het haar niet gelukt is om contact met de vrouw te krijgen en zij refereert zich namens de vrouw aan het oordeel van het hof om de zaak met spoed en voorrang te behandelen, zoals door de man is verzocht.
2.4.
Het hof heeft voorts nog kennis genomen van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 19 januari 2023;
- het V6-formulier d.d. 11 mei 2023 van de zijde van de vrouw met als bijlage een
e-mailbericht van de vrouw van 23 juni 2021.

3.De feiten

Partijen zijn op 5 september 2012 te [woonplaats] met elkaar gehuwd.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank Limburg (Maastricht) op 6 november 2020 heeft de vrouw, voor zover thans relevant, verzocht om tussen partijen de echtscheiding uit te spreken.
4.2.
De man heeft in eerste aanleg in zijn verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, ingekomen ter griffie van de rechtbank Limburg (Maastricht) op 18 januari 2021, voor zover thans van belang, gesteld dat het verzoek van de vrouw strekkende tot echtscheiding voor toewijzing gereed ligt en hij heeft bij zelfstandig verzoek eveneens verzocht om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
4.3.
Bij de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) heeft de rechtbank als volgt overwogen:
“3.1.3. (…) De vrouw stelt dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. De man erkent de duurzame ontwrichting van het huwelijk. Het verzoek tot echtscheiding zal daarom, als op de wet gegrond, worden toegewezen.”
4.4.
De vrouw komt, voor zover thans van belang, in hoger beroep van de door de rechtbank uitgesproken echtscheiding. Zij voert daartoe, verkort weergegeven, aan dat zij thans van oordeel is dat het huwelijk niet duurzaam is ontwricht, omdat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen en omdat het in het belang van de dochter van partijen is dat partijen bij elkaar blijven en niet gaan scheiden.
4.5.
De man heeft bij de in rov. 2.2. vermelde brief gesteld dat de vrouw misbruik maakt van het (proces)recht door enerzijds zelf de echtscheiding aan te vragen wegens duurzame ontwrichting en thans in hoger beroep te stellen dat zij niet meer wil scheiden, terwijl partijen al jaren apart wonen, en anderzijds door opnieuw tijd te rekken. De man wil dat de echtscheidingsbeschikking ingeschreven kan worden en hij verzoekt om het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de door de rechtbank uitgesproken echtscheiding, met voorrang en spoed te behandelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Het hof ziet in hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd aanleiding om thans op het verzoek ter zake van de tussen partijen uitgesproken echtscheiding te beslissen.
5.2.
Het hof constateert dat de vrouw in haar inleidend verzoek zelf heeft verzocht om de echtscheiding tussen haar en de man uit te spreken. Aldus richt het hoger beroep zich op dit punt op de toewijzing van haar eigen inleidend verzoek. Uit het standpunt van de vrouw valt af te leiden dat zij thans geen echtscheiding meer wil. Het rechtsmiddel van hoger beroep is echter niet gegeven om aan een partij wier verzoek tot echtscheiding door de eerste rechter is toegewezen, gelegenheid te geven die beschikking ongedaan te maken. Dit brengt met zich dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek in hoger beroep, voor zover dit verzoek betrekking heeft op de door de rechtbank uitgesproken echtscheiding. Het hof wijst in dit verband op de uitspraak van de Hoge Raad van 4 juni 1999 (ECLI:NL:HR:1999:BL8473). Bijzondere omstandigheden die hier tot een andere conclusie zouden kunnen leiden, zijn niet aangevoerd of anderszins aannemelijk geworden.

6.De slotsom

in het hoger beroep
in zaaknummer 200.326.320/01
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek in hoger beroep, doch uitsluitend voor zover dit verzoek betrekking heeft op de door de rechtbank Limburg (Maastricht) bij beschikking van 23 februari 2023 tussen partijen uitgesproken echtscheiding. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7.De beslissing

Het hof:
in zaaknummer 200.326.320/01
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep, doch uitsluitend voor zover dit verzoek betrekking heeft op de door de rechtbank Limburg (Maastricht) bij beschikking van 23 februari 2023 tussen partijen uitgesproken echtscheiding;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, G.J. Vossestein en G.M. Goes en is op 5 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.