ECLI:NL:GHSHE:2023:4406

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
200.327.209_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf en zorgregeling van minderjarige in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 maart 2023. De man en de vrouw zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige 1], geboren in 2018. De man verzoekt om wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] naar hem en om een uitbreiding van de zorgregeling. De vrouw verzet zich hiertegen en stelt dat de huidige regeling in het belang van [minderjarige 1] is. De rechtbank had eerder bepaald dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de vrouw heeft en dat de man recht heeft op contact met haar volgens een bepaalde regeling. De man is van mening dat de huidige situatie ongunstig is voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en dat hij een betere omgeving kan bieden. De vrouw daarentegen stelt dat de huidige situatie stabiliteit biedt en dat een wijziging van het hoofdverblijf niet in het belang van [minderjarige 1] is. Het hof heeft besloten om een raadsonderzoek in te stellen om de situatie beter te kunnen beoordelen en heeft de beslissing over het hoofdverblijf en de zorgregeling aangehouden. Wel is er een voorlopige regeling vastgesteld waarbij [minderjarige 1] bij de man verblijft op bepaalde dagen. De vrouw had ook verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing en hulpverlening voor [minderjarige 1], maar deze verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 november 2023
Zaaknummer: 200.327.209/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/403809 / FA RK 22-5344
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.J.W. Vugs.
Deze zaak gaat over [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 1 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 mei 2023;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 juli 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 23 januari 2023;
- een e-mailbericht van de advocaat van de man (betreft een reactie op het verzoek van het hof om indiening van stukken uit eerste aanleg) d.d. 7 juni 2023;
- een V-formulier met een brief en producties 1 tot en met 10 van de advocaat van de man, ingekomen d.d. 14 september 2023;
- een V-formulier met een brief en producties 5 tot en met 7 van de advocaat van de vrouw, ingekomen d.d. 18 september 2023;
- een V-formulier met producties 11 en 12 van de advocaat van de man, ingekomen d.d. 27 september 2023.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 september 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Van Nuenen-Meulesteen;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Vugs;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en met elkaar samengewoond tot 1 februari 2019. Zij zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
De man heeft [minderjarige 1] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] uit.
[minderjarige 1] woont bij de vrouw.
3.2.
Bij beschikking van 3 augustus 2020 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, voor zover hier van belang, bepaald, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en [minderjarige 1] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- eenmaal per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot maandagochtend bij overdracht op het kinderdagverblijf:
- in de andere week van woensdag 17.00 uur tot donderdagochtend bij overdracht op het kinderdagverblijf;
- een deel van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg door partijen te bepalen.
3.3.
Bij beschikking van 13 juli 2021 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, voor zover hier van belang, aan de vrouw vervangende toestemming verleend om [minderjarige 1] in te schrijven op basisschool [basisschool] te [plaats] , om [minderjarige 1] in de gelegenheid te stellen deze school met ingang van 17 januari 2022 te bezoeken.
3.4.
De vrouw heeft, naast [minderjarige 1] , uit een andere (inmiddels verbroken) relatie een kind, genaamd [minderjarige 2] en geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] . [minderjarige 2] woont ook bij de vrouw.
3.5.
De man woont sinds 2021 samen met zijn partner in [woonplaats man] .

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking van 1 maart 2023 heeft de rechtbank:
- bepaald dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
- bepaald dat in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken de man en [minderjarige 1] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar,
- de ene week van woensdagmiddag 12.15 uur tot donderdagochtend voor school en
- de andere week van vrijdagmiddag 12.15 uur tot maandagochtend voor school,
waarbij de man [minderjarige 1] haalt en brengt;
- gedurende de (school)vakanties en feestdagen overeenkomstig de onder rechtsoverweging 5.5 van die beschikking aangegeven wijze van verdeling;
- aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming verleend om met [minderjarige 1] binnen [woonplaats vrouw] te verhuizen;
- aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming verleend om [minderjarige 1] in te schrijven voor hulpverlening bij [instantie 1] of een soortgelijke organisatie;
- de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2.
De man kan zich met voornoemde beschikking van 1 maart 2023 niet verenigen en hij is hiervan met vier grieven in hoger beroep gekomen:
- grief I ziet op het hoofdverblijf van [minderjarige 1] ;
- grief II ziet op de reguliere zorgregeling voor [minderjarige 1] ;
- grief III ziet op de verlening van vervangende toestemming aan de vrouw voor verhuizing binnen [woonplaats vrouw] ;
- grief IV ziet op de verlening van vervangende toestemming aan de vrouw om [minderjarige 1] in te schrijven voor hulpverlening bij [instantie 1] of een soortgelijke instantie.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
I. primair: te bepalen dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de man heeft en een contactregeling tussen de vrouw en [minderjarige 1] vast te leggen;
II. subsidiair: te bepalen dat de man en [minderjarige 1] gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
- de ene week van woensdagmiddag 12.15 uur tot donderdagochtend naar school en
- de andere week van woensdagmiddag 12.15 uur (meer subsidiair donderdagmiddag 12.15 uur) tot en met maandagochtend naar school, dan wel een andere door het hof in goede justitie te bepalen uitgebreide zorgregeling vast te stellen;
III. (primair) het verzoek van de vrouw tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor verhuizing binnen [woonplaats vrouw] af te wijzen, dan wel (subsidiair) te bepalen dat de vrouw gedurende één jaar gerechtigd is met [minderjarige 1] te verhuizen binnen een straal van 15 autokilometers te rekenen vanaf de woning van de man aan [adres] te [woonplaats man] ;
IV. het verzoek van de vrouw tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor hulpverlening aan [minderjarige 1] door [instantie 1] of een soortgelijke organisatie af te wijzen.
4.3.
De vrouw voert verweer en verzoekt het hof de grieven van de man af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen dan wel de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.

5.De motivering van de beslissing

Het hoofdverblijf en de zorgregeling
Omvang van het geschil
5.1.
Vooropgesteld geldt dat in de eerdere beschikkingen tussen partijen van 3 augustus 2020 en 13 juli 2021 (zoals hiervoor genoemd onder 3.2 en 3.3) steeds is overwogen dat tussen partijen vaststaat dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de vrouw heeft.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking bepaald dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de vrouw heeft, maar dit verzoek lag niet in eerste aanleg voor.
5.2.
In onderhavige procedure ligt voor het verzoek van de man om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] te wijzigen en bij hem te bepalen. De man meent dat de rechtbank ten onrechte dit verzoek heeft afgewezen. De vrouw is het eens met de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van dit verzoek.
5.3.
Wat betreft de zorgregeling is tussen partijen de reguliere zorgregeling in geschil.
De man is het niet eens met de door de rechtbank bepaalde reguliere zorgregeling. Hij verzoekt primair, voor de situatie dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij hem wordt bepaald, een zorgregeling tussen de vrouw en [minderjarige 1] vast te stellen. Indien het hoofdverblijf van [minderjarige 1] niet wordt gewijzigd verzoekt hij om een ruimere reguliere zorgregeling vast te stellen, zoals door hem subsidiair en meer subsidiair is verzocht.
De vrouw is het eens met de reguliere zorgregeling die in de bestreden beschikking is bepaald.
De invulling van de zorgregeling tijdens de feestdagen en vakanties is niet in geschil.
5.4.
De standpunten van partijen en de raad zal het hof hierna nader uiteen zetten.
Standpunten van partijen en de raad
5.5.
De man voert in het beroepschrift zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
5.5.1.
Voor het nemen van een beslissing over het hoofdverblijf van [minderjarige 1] dient een gedegen belangenafweging plaats te vinden, waarbij het belang van [minderjarige 1] voorop dient te staan. In de belangenafweging moet meegenomen worden bij welke ouder [minderjarige 1] veilig kan opgroeien en zij de beste groei- en ontwikkelingskansen heeft.
De man heeft zorgen over de woonsituatie van [minderjarige 1] bij de vrouw. Hij wijst in dit verband onder andere op de door de vrouw overgelegde brief aan de maatwerk commissie uit 2021, waarin zij uiteen heeft gezet hoe onveilig haar woonomgeving is, en op de omstandigheid dat [minderjarige 1] geen eigen kamer heeft bij de vrouw. De vrouw heeft nog steeds geen zicht op een andere woning en het is onduidelijk en onvoorspelbaar waar zij zal gaan wonen en wat dit zal betekenen voor de school van [minderjarige 1] en de zorgregeling.
Daarnaast acht de man een wijziging van het hoofdverblijf in het belang van [minderjarige 1] gelet op de negatieve uitlatingen van de vrouw over hem richting [minderjarige 1] en derden, zijn zorgen over de psychische en financiële stabiliteit van de vrouw, het niet naleven van afspraken door de vrouw en de zorgelijke uitspraken van [minderjarige 1] , zoals hij in zijn inleidende verzoek uiteen heeft gezet. De zorgelijke signalen die er zijn, maken dat een ontwikkelingsachterstand van [minderjarige 1] op de loer ligt.
Een wijziging van het hoofdverblijf heeft geen grote gevolgen voor [minderjarige 1] . Zij heeft bij de man ook een thuis en zou door de wijziging alleen meer dagen per week bij hem zijn. De man kan aan [minderjarige 1] een veilige thuissituatie bieden en [minderjarige 1] heeft bij hem de beste groei- en ontwikkelingskansen. Hij woont in een kindvriendelijke wijk, in een vrijstaande gezinswoning en op loopafstand van een basisschool. [minderjarige 1] is bekend met deze woonomgeving. Zij zit nu nog in groep 2 en zou, bij wijziging van haar hoofdverblijf, vanuit de woonomgeving van de man in groep 3 kunnen starten. In dat geval is duidelijk en voorspelbaar naar welke school zij zal gaan. De man kan de zorg voor [minderjarige 1] , ook als zij vaker bij hem zou zijn, goed combineren met zijn werk. Hij werkt in [beroepssector] en is flexibel in werktijden, behalve tijdens bereikbaarheidsdienst of bijzondere werkafspraken. Hij heeft de vrouw nooit zwart gemaakt en werkt steeds overal aan mee.
5.5.2.
Voor zover het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de vrouw blijft, is voor de man niet duidelijk waarom de zorgregeling niet kan worden uitgebreid. Zijn daarop gerichte verzoek is zonder gedegen motivering afgewezen. De man is in staat en bereid meerdere doordeweekse dagen voor [minderjarige 1] te zorgen. Hij wenst meer tijd met [minderjarige 1] door te brengen. De huidige regeling is summier en doet geen recht aan zijn ouderschap.
5.5.3.
De man kan zich vinden in het advies van de raad om een raadsonderzoek te bepalen naar de zorgregeling én hij verzoekt met klem dat onderzoek uit te breiden met betrekking tot het hoofdverblijf van [minderjarige 1] . Indien de wachttijd van het raadsonderzoek beperkt is, dan verzoekt de man zorgvuldigheidshalve in dat onderzoek mee te nemen welke hulpverlening voor partijen nodig is, zodat voorkomen wordt dat een nieuw hulpverleningstraject negatief afloopt. Een traject solo parallel ouderschap, zoals de raad tijdens de mondelinge behandeling aan partijen heeft geadviseerd, is eerder al ingezet geweest.
5.6.
De vrouw voert in het verweerschrift zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
5.6.1.
De vrouw ziet geen enkele reden waarom het voor [minderjarige 1] beter zou zijn als zij voortaan haar hoofdverblijf bij de man zou hebben. [minderjarige 1] woont al in een kinderrijke buurt waar veel kinderen uit haar klas wonen en kan daar te voet of met de fiets naar school. [minderjarige 1] heeft het fijn op haar huidige school en de buitenschoolse opvang. In de woonomgeving van de vrouw zijn maatregelen getroffen om haar gevoel van veiligheid te vergroten. De urgentie om te verhuizen vanwege de veiligheid is daarom minder groot, maar de vrouw hoopt nog steeds snel te kunnen verhuizen naar een andere woning met een tuin. Nergens blijkt uit dat de huidige huisvesting van de vrouw zijn weerslag heeft op de ontwikkeling van [minderjarige 1] of dat een wijziging van het hoofdverblijf om een andere reden noodzakelijk is in het belang van [minderjarige 1] . De vrouw werkt 16 tot 20 uur per week, tijdens de uren dat haar kinderen op school of op de opvang zijn. Het is in het belang van [minderjarige 1] dat zij rust, continuïteit en stabiliteit heeft en dat op dit moment geen ingrijpende beslissingen in haar leven worden genomen.
Als [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de man zou krijgen, dan kan zij niet meer samen met haar broertje opgroeien, moet zij meer naar de opvang dan nu het geval is omdat de man fulltime werkt en moet zij sowieso van school wisselen. Dat is geen vaststaand gegeven als zij haar hoofdverblijf bij de vrouw houdt. De vrouw hoopt een woning te kunnen vinden in haar huidige buurt en dan hoeft een schoolwissel niet aan de orde te zijn.
Het hele probleem dat hier speelt is de moeilijke communicatie tussen partijen. Er ontstaat steeds een ‘welles nietes’ discussie tussen hen en partijen raken het niet eens met elkaar. Zij hebben al verschillende vormen van hulpverlening geprobeerd, maar dit heeft nauwelijks tot verbetering geleid.
5.6.2.
Een uitbreiding van de zorgregeling, zoals de man heeft verzocht, heeft tot gevolg dat partijen als ouders meer met elkaar moeten gaan communiceren. Dat werkt niet. [minderjarige 1] zal daardoor nog meer klem raken tussen haar ouders. [minderjarige 1] is gewend aan de huidige regeling en die gaat goed genoeg. Partijen hebben minimaal contact met elkaar en als er contact is, dan gaat het om praktische zaken.
Verder acht de vrouw een uitbreiding van de zorgregeling niet in het belang van [minderjarige 1] om de navolgende redenen. De man heeft er zelf voor gekozen om [woonplaats vrouw] te verlaten en in [woonplaats man] te gaan wonen. Als de zorgregeling wordt uitgebreid, dan is [minderjarige 1] vaker op en neer aan het rijden tussen [woonplaats man] en [woonplaats vrouw] . De verzochte wijziging van de zorgregeling heeft ook tot gevolg dat [minderjarige 1] nooit meer op woensdagmiddag bij de vrouw is, terwijl dat een middag is waarop [minderjarige 1] nu kan afspreken en de vrouw niet werkt. Het is evenmin in het belang van [minderjarige 1] dat zij door een wijziging van de zorgregeling meer bij de opvang is en haar broertje veel minder gaat zien. De vrouw vraagt zich voorts af of [minderjarige 1] nog wel op donderdagmiddag naar zwemles kan gaan als zij op donderdag bij de man is.
5.6.3.
De vrouw kan zich vinden in het advies van de raad om een raadsonderzoek te bepalen naar de zorgregeling. Zij ziet geen reden om in een raadsonderzoek het hoofdverblijf van [minderjarige 1] mee te nemen.
5.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
De raad ziet geen aanleiding om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] nu te wijzigen.
Wat betreft de zorgregeling ziet de raad geen contra indicaties voor uitbreiding van de zorgregeling. Hij adviseert wel een raadsonderzoek ter zake de zorgregeling te bepalen, om zo beter te kunnen onderzoeken welke zorgregeling in het belang van [minderjarige 1] is. In een raadsonderzoek wordt altijd ook de vraag meegenomen welke hulpverlening nodig.
De raad adviseert in afwachting van het resultaat van het raadsonderzoek om de huidige zorgregeling zo te laten. Aan partijen adviseert de raad zich via [hulpverlening] reeds aan te melden voor een traject solo parallel ouderschap, nu eerdere trajecten gericht op de onderlinge communicatie niet zijn gelukt.
Beoordeling
5.8.
Het hof overweegt als volgt.
5.8.1.
Uit de processtukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de zorgen van de man over de opvoedsituatie van [minderjarige 1] bij de vrouw niet alleen zien op de woonsituatie van de vrouw, maar ook zien op – kort gezegd – de draagkracht van de vrouw en haar negatieve uitlatingen over de man. De man is van mening dat hij de beste groei- en ontwikkelingskansen aan [minderjarige 1] kan bieden. De vrouw weerspreekt de zorgen die de man ten opzichte van haar heeft geuit en zij acht het in het belang van [minderjarige 1] dat de huidige situatie ongewijzigd blijft. De standpunten van partijen over wat in het belang van [minderjarige 1] is liggen ver uiteen. Verder is gebleken dat het partijen niet lukt, ondanks de hulpverlening die ingezet is geweest (het hulpverleningstraject bij [instantie 2] hebben zij in november 2022 afgesloten zonder resultaat), om hun onderlinge communicatie te verbeteren en tot overeenstemming te komen over te nemen beslissingen over [minderjarige 1] . Er sprake is van een aanhoudende (juridische) strijd tussen hen.
5.8.2.
In het licht van voornoemde omstandigheden acht het hof zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over de vraag welke hoofdverblijfplaats en welke zorgregeling het meest in het belang van [minderjarige 1] is. Het hof heeft nog onvoldoende inzicht in de huidige situatie van [minderjarige 1] bij de vrouw en in de gevolgen van een eventuele wijziging van het hoofdverblijf en/of wijziging van de zorgregeling. Het hof zal de raad dan ook verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren over de volgende vragen:
- Is een wijziging in de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] in het belang van [minderjarige 1] ?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen met betrekking tot [minderjarige 1] komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige 1] en hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie te worden vormgegeven?
- Is hulpverlening nodig? Zo ja, welke, ten behoeve van wie en met welk doel?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en het advies te vermelden?
5.8.3.
Het hof zal de verdere beoordeling van deze verzoeken vijf maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad. Zo nodig bepaalt het hof een tweede mondelinge behandeling.
5.8.4.
In de tussentijd acht het hof het in het belang van [minderjarige 1] dat de reguliere zorgregeling wordt uitgebreid met één extra dag per twee weken, zoals de man meer subsidiair heeft verzocht. Het hof is vooralsnog niet gebleken van contra indicaties die aan uitbreiding van de reguliere zorgregeling in de weg. Bovendien brengt de te bepalen voorlopige uitbreiding van de zorgregeling mee, dat de raad het verloop hiervan in zijn onderzoek kan betrekken.
Het vorenstaande betekent concreet dat het hof als
voorlopigereguliere zorgregeling tussen de man en de vrouw met betrekking tot [minderjarige 1] zal bepalen, dat [minderjarige 1] bij de man verblijft:
- de ene week van woensdagmiddag 12.15 uur tot donderdagochtend voor school, en
- de andere week van donderdagmiddag 12.15 uur of uit school tot maandagochtend voor school,
waarbij de man [minderjarige 1] haalt en brengt.
Iedere verdere beslissing over het hoofdverblijf en de zorgregeling wordt aangehouden.
Vervangende toestemming verhuizing
5.9.
De man stelt dat de rechtbank ten onrechte aan de vrouw vervangende toestemming heeft verleend voor een verhuizing met [minderjarige 1] binnen [woonplaats vrouw] . Hij voert ter onderbouwing, samengevat, het volgende aan.
De vrouw heeft niet aangetoond dat zij op een wachtlijst staat voor een sociale huurwoning en dat zij binnen 48 uur moet reageren indien een dergelijke woning beschikbaar komt.
De man heeft kenbaar gemaakt dat hij op voorhand geen bezwaren heeft tegen een verhuizing door de vrouw. Voordat hij feitelijk toestemming geeft, wil hij wel concreet weten waar de vrouw naartoe wil verhuizen en wanneer, omdat dit mogelijk gevolgen meebrengt voor de basisschool van [minderjarige 1] en de zorgregeling. Daar wil hij zeggenschap in houden. De rechtbank heeft nu een carte blanche aan de vrouw verleend, terwijl er in de basis geen discussie tussen partijen bestaat.
Voor zover de vervangende toestemming voor verhuizing al terecht is verleend, is deze onvoldoende specifiek. De mogelijkheid voor verhuizing die aan de vrouw op deze wijze wordt geboden moet in duur, frequentie en reisafstand tot de woning van de man beperkt zijn. De man acht een straal van 15 kilometer te rekenen vanaf zijn woning redelijk.
5.10.
De vrouw is het eens met de verleende vervangende toestemming voor verhuizing. Zij voert ter onderbouwing, samengevat, het volgende aan.
De vrouw wil graag snel verhuizen naar een fijnere woning voor haar en haar kinderen. Zij is afhankelijk van de sociale woningmarkt en staat nu 4,5 jaar ingeschreven. Als er een geschikte woning voorbij komt, moet zij snel kunnen reageren. Nu vervangende toestemming aan haar is verleend voor een verhuizing binnen [woonplaats vrouw] , kan zij woningen binnen [woonplaats vrouw] accepteren en hoeft zij niet af te wachten of de man zijn instemming zal geven of niet.
Als er een termijn aan de vervangende toestemming voor verhuizing wordt verbonden, dan betekent dat waarschijnlijk dat partijen na het verstrijken van die termijn opnieuw naar de rechtbank moeten indien er zich tussentijd geen geschikte woning heeft aangediend. Het verleden heeft geleerd dat zij samen geen (gezags-)beslissingen kunnen nemen. De straal van 15 kilometer die de man noemt is niet redelijk, omdat de vrouw dan nog steeds heel erg beperkt wordt in haar opties. Daarbij geldt dat het de keuze van de man is geweest om naar [woonplaats man] te verhuizen. De vrouw begrijpt ook niet waarom er een frequentie aan de verleende toestemming verbonden zou moeten worden. Als de situatie zich voordoet dat zij ergens tijdelijk moet verblijven, in afwachting van haar definitieve woning, dan kan zij de machtiging formeel niet meer gebruiken omdat zij dan al een keer verhuisd is.
5.11.
Het hof overweegt als volgt.
5.11.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de vrouw voor een verhuizing met [minderjarige 1] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Hoewel het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige.
5.11.2.
Gebleken is dat de vrouw wenst te verhuizen binnen [woonplaats vrouw] , maar niet is duidelijk waar zij concreet naar toe wil verhuizen en wanneer dit zal plaatsvinden. Haar stelling dat zij staat ingeschreven voor een sociale huurwoning en actief reageert op woningen waarvoor zij in aanmerking komt, is in dit verband onvoldoende. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vrouw ook niet méér duidelijkheid kunnen verschaffen over haar verhuisplannen. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van het hof het verzoek van de vrouw om verkrijging van vervangende toestemming voor verhuizing binnen [woonplaats vrouw] te onbepaald en onvoldoende concreet en is het niet mogelijk tot een belangenafweging te komen.
Bovendien is niet komen vast te staan dat de man zijn toestemming voor verhuizing door de vrouw met [minderjarige 1] binnen [woonplaats vrouw] zal onthouden. De man heeft ook in hoger beroep kenbaar gemaakt dat hij op voorhand geen bezwaren heeft tegen een verhuizing door de vrouw, maar dat voor hem wel van belang is waar zij naar toe zal verhuizen in verband met de nakoming van de zorgregeling en de school van [minderjarige 1] . Dit klemt te meer omdat de vrouw om haar moverende redenen ervoor heeft gekozen haar auto te verkopen, zonder de man hiervan te vergewissen, en de man heeft ingestemd met het halen en brengen van [minderjarige 1] in het kader van de zorgregeling.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beslissing ten aanzien van de vervangende toestemming voor verhuizing met [minderjarige 1] binnen [woonplaats vrouw] vernietigen en het verzoek van de vrouw alsnog afwijzen.
Vervangende toestemming hulpverlening
5.12.
De man stelt dat de rechtbank ten onrechte de vrouw vervangende toestemming heeft verleend om [minderjarige 1] in te schrijven voor hulpverlening bij [instantie 1] of soortgelijke instantie.
Hij voert, samengevat, het volgende aan.
De toestemming is ten onrechte verleend, gelet op de leeftijd van [minderjarige 1] en het feit dat er geen concrete zorgelijke signalen met betrekking tot haar zijn. Het gaat goed met [minderjarige 1] op school en in de thuissituatie bij de man. Niet duidelijk is of en zo ja welke hulpverlening nodig is. Indien blijkt dat hulpverlening voor [minderjarige 1] nodig is, is hij bereid om daaraan medewerking te verlenen. De man heeft eerder geen drempels opgeworpen tegen de begeleiding van [minderjarige 1] door de speltherapeut. Hij heeft nu ingestemd met coördinatie via de afdeling Coördinatie en Veiligheid van [hulpverlening] en wil dat dit wordt voortgezet.
Daarnaast geldt dat de verleende toestemming te onbepaald is. Hierdoor kan de vervangende toestemming op verschillende manieren worden geïnterpreteerd.
5.13.
De vrouw voert als verweer, samengevat, het volgende aan.
De vrouw ziet wel zorgelijke signalen bij [minderjarige 1] , waaronder buikpijnklachten en tandenknarsen. De strijd tussen partijen heeft invloed op [minderjarige 1] . Speltherapie zou daarom een goede stap zijn. Er is nog geen - externe - hulpverlening tot stand gekomen. [instantie 1] gaf aan niet de juiste instantie te zijn om [minderjarige 1] hulp te bieden en van mening te zijn dat de problematiek niet zozeer bij [minderjarige 1] ligt, maar bij partijen als ouders. [instantie 1] heeft geadviseerd om de coördinatie van hulpverlening neer te leggen bij de afdeling Coördinatie en Veiligheid van [hulpverlening] . De vrouw heeft daarmee ingestemd.
5.14.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de processtukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat [minderjarige 1] op dit moment hulp nodig heeft en zo ja, welke. De door de vrouw gestelde klachten van [minderjarige 1] zijn onvoldoende met stukken onderbouwd. Bovendien staat niet vast dat de man zijn toestemming voor de inzet van hulpverlening voor [minderjarige 1] zal onthouden. Beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard achter de huidige coördinatie van de hulpverlening door de afdeling Coördinatie en Veiligheid van [hulpverlening] te staan.
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de verleende vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige 1] voor hulpverlening betreft en het daarop gerichte verzoek alsnog afwijzen. Dit laat onverlet dat in het raadsonderzoek zal worden meegenomen de vraag of hulpverlening voor [minderjarige 1] nodig is.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 1 maart 2023, voor zover het betreft de verlening van vervangende toestemming aan de vrouw om met [minderjarige 1] te verhuizen binnen [woonplaats vrouw] én de verlening van vervangende toestemming aan de vrouw om [minderjarige 1] in te schrijven voor hulpverlening bij [instantie 1] of een soortgelijke organisatie,
en, opnieuw beschikkende,
wijst af het inleidende verzoek van de vrouw tot verkrijging van vervangende toestemming voor verhuizing met [minderjarige 1] binnen [woonplaats vrouw] ;
wijst af het inleidende verzoek van de vrouw tot verkrijging van vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige 1] voor hulpverlening bij [instantie 1] of een soortgelijke organisatie;
alvorens verder te beslissen
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.8.2. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
bepaalt als
voorlopigereguliere regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , dat [minderjarige 1] bij de man verblijft:
- de ene week van woensdagmiddag 12.15 uur tot donderdagochtend voor school, en
- de andere week van donderdagmiddag 12.15 of uit school uur tot maandagochtend voor school,
waarbij de man [minderjarige 1] haalt en brengt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt voor het overige iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 1 mei 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en H.J. Witkamp en is op 30 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.