In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van een minderjarige, geboren in 2014, die verzoekt om opheffing van de ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling was voor het laatst verlengd door de rechtbank Oost-Brabant tot 30 april 2023. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.A. van de Laar, stelt dat er geen concrete bedreigingen meer zijn voor de ontwikkeling van haar kind en dat zij voldoende opvoedcapaciteiten heeft aangetoond. De GI, Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, verzet zich tegen de opheffing en stelt dat er nog steeds sprake is van een dreiging in de ontwikkeling van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2023 zijn zowel de moeder als de raad gehoord. De raad heeft aangegeven dat er gewerkt moet worden aan een borgingsplan, maar ook dat de huidige verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling niet langer voldaan zijn. De moeder heeft inmiddels hulp aanvaard en is bezig met een behandeltraject bij de GGZ. Het hof heeft daarom de ondertoezichtstelling met ingang van de datum van de beschikking opgeheven, maar de eerdere verlenging tot heden bekrachtigd.