ECLI:NL:GHSHE:2023:547

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
20-001291-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mensensmokkel met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in Duitsland, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor mensensmokkel. De politierechter had vastgesteld dat de verdachte een minderjarige, [betrokkene 1], had geholpen bij zijn toegang tot Nederland en Duitsland, terwijl hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat deze toegang wederrechtelijk was. De verdachte had de minderjarige onderdak geboden, een vliegticket voor hem geboekt en betaald voor een coronatest.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter integraal zou worden bevestigd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet wist dat de doorreis wederrechtelijk was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat de minderjarige wederrechtelijk op doorreis was, gezien de discrepantie tussen de foto op het persoonsdocument van de minderjarige en de werkelijke identiteit.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De beslissing is gebaseerd op artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht, dat mensensmokkel strafbaar stelt. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geoordeeld dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001291-22
Uitspraak : 6 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 10 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-059060-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteplaats 1] ) op [geboortedag 1] 1980,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘mensensmokkel’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Door en namens de verdachte is primair vrijspraak van het tenlastegelegde betoogd. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks (de periode van 4 maart 2022 tot en met) 6 maart 2022 te Eindhoven, althans in Nederland, en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten
( [betrokkene 1] ) [betrokkene 1] , althans een persoon die reist onder de naam -en/of voorhanden heeft een document op naam gesteld van- [naam] ,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Duitsland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een (andere) staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem/haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door
- voornoemd persoon (twee dagen) onderdak te bieden in zijn, verdachtes, huis en/of - een vliegticket voor voornoemd persoon aan te schaffen en/of te boeken en/of
- een coronatest te betalen en/of corona-afspraak te maken voor voornoemd persoon en/of
- een paspoort, althans een (reis)document op naam van een derde ( [naam] ) voor voornoemd persoon te regelen en/of
- voornoemd persoon te begeleiden op diens reis en/of te vervoeren van Duitsland naar Nederland,
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks de periode van 4 maart 2022 tot en met 6 maart 2022 te Nederland en Duitsland, een ander, te weten
( [betrokkene 1] ) [betrokkene 1] , die reist onder de naam en voorhanden heeft een document op naam gesteld van [naam] ,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en Duitsland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of het Verenigd Koninkrijk, zijnde een (andere) staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door
- voornoemd persoon (twee dagen) onderdak te bieden in zijn, verdachtes, huis en
- een vliegticket voor voornoemd persoon aan te schaffen en/of te boeken en
- een coronatest te betalen voor voornoemd persoon en
- voornoemd persoon te begeleiden op diens reis en te vervoeren van Duitsland naar Nederland,
terwijl hij, verdachte, ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, brigade Brabant-Zuid, dossiernummer PL27YZ/22-000944, gesloten d.d. 14 maart 2022 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 125), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 6 maart 2022 (pg. 29 t/m 33), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pg. 29)
Op zondag 6 maart 2022 waren wij, beiden wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, bezig met onze taak genoemd in artikel 4 van de Politiewet 2012. Wij bevonden ons op Eindhoven Airport.
Verbalisant [verbalisant 3] zag 3 manspersonen lopen, vermoedelijk met de Somalische nationaliteit. 1 persoon liep met een rolkoffer en de andere 2 hadden geen bagage bij zich.
(pg. 30)
Wij zagen dat 1 persoon een rolkoffer bij zich had. Later bleek dit te zijn [naam] .
Wij hielden [betrokkene 2] en [verdachte] staande.
(pg. 31)
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de derde persoon staande gehouden dat bleek te zijn:
Naam: [naam]
Voornamen: [naam]
Het gelaat van [naam] kwam niet overheen met de foto afgebeeld op het document dat [naam] overhandigde.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 maart 2022 (pg. 95 t/m 101), voor zover inhoudende als weergave van verhoor van getuige [betrokkene 1] :
(pg. 95)
V: Vraag ambtenaar
A: Antwoord vreemdeling
(pg. 96)
V: Hoe luidt uw bij- of roepnaam?
A: [betrokkene 1] .
V: Bent u nu in het bezit van een paspoort?
A: Nee, alleen het look-a-like paspoort dat door jullie in beslag was genomen.
V: Van welke documenten/papieren heeft u gebruik gemaakt tijdens de reis?
A: Vanaf het moment dat ik uit Somalië vertrok tot het moment dat ik werd aangehouden heb ik geen paspoorten gebruikt.
3.
Het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee d.d. 8 maart 2022 (pg. 109 t/m 115), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
(pg. 109)
Op 8 maart 2022 heb ik, [verbalisant 4] , de telefoon van [verdachte] uitgelezen.
Afbeelding 1:
Een screenshot van een vliegticket van Eindhoven naar Dublin, gedateerd op 06-03-2022 met een vertrektijd van 18:05 uur. Het ticket staat op naam van [naam] .
Afbeelding 3:
Een foto van een computerscherm van de Skyscanner website.
Hierop is een vlucht te zien van Eindhoven naar Dublin gedateerd op
06-03-2022 als zijnde vlucht 1.
Als vlucht 2 is een vlucht te zien van Dublin naar Stockholm gedateerd op
10-03-2022.
(pg. 110)
Afbeelding 14:
Een foto van een Zweeds paspoort voorzien van de volgende personalia:
Naam: [naam]
Voornaam: [naam]
Geboortedatum: [geboortedag 2] 2000 te [geboorteplaats 2]
Dit betreft het document dat is gebruikt door de minderjarige die wilde reizen naar Dublin.
(pg. 114)
In de telefoon van [verdachte] is het volgende contact aangetroffen:
- [contactpersoon] [telefoonnummer]
Dit betreft vermoedelijk het eerste telefoonnummer van de minderjarige
[betrokkene 1] .
(pg. 115)
De volgende gesprekken vielen op tussen de whatsappgesprekken van [verdachte] :
Op 01-03-2022 stuurt [contactpersoon] via Whatsapp een emailadres:
[e-mailadres] en de vraag of [verdachte] een ticket kan kopen voor hem.
Hier reageert [verdachte] vervolgens op (onbekend wat) en [contactpersoon] stuurt hierop een foto van een computerscherm voor een vlucht van Eindhoven naar Dublin.
4.
Het proces-verbaal van verhoor door de Koninklijke Marechaussee d.d. 6 maart 2022 (pg. 54 t/m 60), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van verdachte:
(pg. 54)
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
(pg. 55)
V: Kan u mij chronologisch vertellen wat er allemaal is gebeurd vanaf het moment dat u thuis bent vertrokken tot het moment dat u bent aangekomen op Eindhoven Airport?
A: We zijn vertrokken, toen zijn we langs de coronatestplek geweest. We hebben hem (
het hof begrijpt: gesmokkelde [betrokkene 1]) naar de luchthaven
(pg. 56)
gebracht.
V: Waar was de coronateststraat?
A: Düsseldorf.
A: Hij heeft bij mij thuis, 2 nachten, geslapen en ik heb hem met het ticket geholpen.
A: Ik heb hem naar de coronatestafspraak gebracht.
V: Hoeveel heeft u voor zijn ticket betaald?
A: Ik heb ongeveer 30,- euro betaald.
(pg. 57)
V: U heeft een ticket voor hem geboekt.
A: Via de website heb ik het ticket geboekt, ik heb mensen gevraagd en die hebben mij geholpen met invullen.
(pg. 58)
V: Heeft u het document gezien dat [naam] bij zich had?
A: Dat heeft hij laten zien en daarmee heb ik het ticket gekocht
V: Heeft u ook de foto gezien die op het paspoort stond?
A: Die heb ik gezien toen ik het ticket kocht.
(pg. 59)
V: Uw huisadres staat op de coronatest afspraak van de jongen, hoe kan dat?
A: Hij heeft mijn adres ingevuld. Ik wilde ook met mijn bankpasje betalen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor door de Koninklijke Marechaussee d.d. 7 maart 2022 (pg. 62 t/m 69), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van verdachte:
(pg. 62)
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte
(pg. 65)
V: Heeft [naam] (
het hof begrijpt hier en hierna: [naam]) nog een andere naam?
A: [naam] heeft mij gebeld. Toen ik dit nummer later terugbelde nam iemand op met de naam [contactpersoon] . Deze naam heb ik opgeslagen in mijn telefoon.
6.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 23 januari 2023, voor zover inhoudende:
[naam] is op 4 maart 2022 vanuit Koblenz naar mijn woning in Neuss gereisd met de trein. Ik heb [naam] naar Düsseldorf gebracht voor een coronatestafspraak, die ik heb betaald. [naam] is twee nachten bij mij blijven slapen. Ik heb een vliegticket geregeld voor [naam] voor een vlucht op 6 maart 2022 vanaf Eindhoven Airport naar Dublin. Op 6 maart 2022 heb ik hem met de auto vanuit Duitsland naar Eindhoven Airport in Nederland gebracht.
7.
De eigen waarneming van het hof,gedaan ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 januari 2023, dat de foto van [betrokkene 1] op de ID-staat vreemdelingenrecht d.d. 7 maart 2022 en de foto op het bij deze persoon aangetroffen Zweedse paspoort, zoals afgebeeld in de bijlage bij het aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2022, mutatienr: PL27QR/22-018068 niet dezelfde personen betreffen.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is - op gronden zoals verwoord in de pleitnota - aangevoerd dat de verdachte niet wist en geen ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang of de doorreis van [naam] (
naar later bleek: [betrokkene 1]) wederrechtelijk was. Immers wijkt de foto op het persoonsdocument van [naam] niet dusdanig af van de foto in het procesdossier van [betrokkene 1] , dat kan worden vastgesteld dat de verdachte zich heeft gerealiseerd dat het verschillende personen betreft. Uit het dossier volgt ook overigens niet dat de verdachte wist dat de doorreis van [naam] wederrechtelijk was. De verdachte heeft dan ook niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de doorreis van de gesmokkelde wederrechtelijk was, hetgeen dient te leiden tot vrijspraak van het tenlastegelegde voor zover betrekking op het (voorwaardelijk) opzet aangaande de wederrechtelijkheid van de doorreis. De verdediging heeft daarnaast -op gronden zoals verwoord in de pleitnota- aangevoerd dat de verdachte evenmin ernstig het vermoeden moet hebben gehad dat de doorreis van [betrokkene 1] wederrechtelijk was, nu hij niet heeft gezien of op basis van de foto heeft kunnen zien dat de foto op het persoonsdocument een ander persoon betrof dan de gesmokkelde en de verdachte is afgegaan op de verklaring van [betrokkene 1] dat hij een legale Zweedse burger was. De verdachte heeft derhalve gehandeld in een verontschuldigbare dwaling ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging, waardoor er sprake is van afwezigheid van alle schuld, en de verdachte mitsdien ook van de schuldvariant moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende.
Op 4 maart 2022 is [betrokkene 1] , die wederrechtelijk op doorreis was door Europa, gereisd vanuit Koblenz in Duitsland naar de woning van de verdachte in Neuss, alwaar hij tot en met 6 maart 2022 verbleef. De verdachte heeft door middel van een Zweeds reisdocument op naam van [naam] ten behoeve van [betrokkene 1] een vliegticket geboekt van Eindhoven naar Dublin op 6 maart 2022. De verdachte heeft [betrokkene 1] op 5 maart 2022 naar een coronatestafspraak in Düsseldorf gebracht en heeft eveneens voor de coronatest van [betrokkene 1] betaald. Op 6 maart 2022 heeft de verdachte [betrokkene 1] met de auto, waarin zich tevens [betrokkene 2] bevond, vanaf zijn woning naar het vliegveld in Eindhoven vervoerd. Een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee heeft [betrokkene 1] gecontroleerd op het vliegveld en geconstateerd dat het gelaat van [betrokkene 1] niet overeenkwam met de foto op het persoonsdocument op naam van [betrokkene 1] . Naar aanleiding hiervan is de verdachte -die samen met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op het vliegveld was gearriveerd- aangehouden. Op de telefoon van de verdachte zijn meerdere foto’s van paspoorten en vliegtickets aangetroffen, waaronder een foto van een paspoort op naam van [betrokkene 1] en een vliegticket van Eindhoven naar Dublin. De verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van een Somalische kennis een vliegticket voor [betrokkene 1] heeft geregeld, hem naar het vliegveld in Eindhoven heeft gebracht en een coronatest voor hem heeft geregeld en betaald.
Het hof is met de verdediging van oordeel dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat de doorreis van de gesmokkelde wederrechtelijk was, waardoor het verweer van de raadsvrouw voor zover gericht op het (voorwaardelijk) opzet geen nadere bespreking behoeft.
Het hof is, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, van oordeel dat de verdachte gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft bij de toegang tot en de doorreis door Nederland en Duitsland en dat de verdachte ernstige redenen heeft gehad om te vermoeden dat [betrokkene 1] wederrechtelijk op doorreis was. Immers komt het gelaat van [betrokkene 1] , zoals blijkt uit de foto in het aanvullende proces-verbaal van bevindingen, niet overeen met de foto op het Zweedse paspoort op naam van [naam] en dit betreft dan ook niet dezelfde personen. Nu de verdachte heeft verklaard dat hij de foto op het paspoort op naam van [naam] heeft gezien bij het kopen van het vliegticket en de gesmokkelde [betrokkene 1] twee dagen bij de verdachte thuis is geweest, concludeert het hof dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte heeft gezien dat het niet dezelfde personen betrof. Op de verdachte rustte daardoor een onderzoeksplicht om zich te vergewissen van de status van het verblijf van deze persoon. De verdachte heeft dan ook ernstige redenen gehad om te vermoeden dat de gesmokkelde wederrechtelijk op doorreis was. Verder heeft het hof hierbij betrokken dat de verdachte een telefoonnummer van de gesmokkelde in zijn telefoon heeft opgeslagen onder de daadwerkelijke voornaam van de gesmokkelde, te weten [contactpersoon] , waarover de verdachte naar het oordeel van het hof geen geloofwaardige verklaring heeft afgelegd. Voor de stelling van de verdachte dat hij op verzoek van een kennis een vliegticket heeft gekocht voor de gesmokkelde en hem heeft vervoerd naar het vliegveld in Eindhoven, waardoor hij in de veronderstelling was dat de doorreis legaal was, is geen enkele ondersteuning te vinden in het dossier.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte geen ernstig redenen had om te vermoeden dat de toegang of de doorreis van [betrokkene 1] wederrechtelijk was.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mensensmokkel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om rekening te houden met de strafmatigende omstandigheden. De verdachte is kostwinner voor zijn gezin in Duitsland waardoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf verstrekkende gevolgen zal hebben voor het gezin. Verder is verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte geen financieel voordeel uit deze situatie heeft gehaald. Gelet op voorgaande is verzocht om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een geldboete.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel van een minderjarige Somalische jongen genaamd [betrokkene 1] . Mensensmokkel valt in de categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die in de samenleving veel verontwaardiging veroorzaken. Mensensmokkel doorkruist voorts het overheidsbeleid aangaande de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland en illegale binnenkomst en doorreis naar Nederland en/of andere landen van de Europese Unie.
Het hof heeft bij de straftoemeting voorts ten voordele van de verdachte acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan dit feit niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij in Duitsland woont en in de beveiliging werkt.
Daarnaast stelt het hof vast dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, in geval van mensensmokkel (hulp bij illegale toegang of doorreis) uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overige door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden onvoldoende aanleiding om te volstaan met de door de verdediging bepleite afdoeningsmogelijkheden.
Het hof is derhalve, met de politierechter en de advocaat-generaal, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. M.A.A. van Capelle, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 6 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.A.A. van Capelle is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.