ECLI:NL:GHSHE:2023:565

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
200.306.969_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake zorgregeling voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het personen- en familierecht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2023 een tussenuitspraak gedaan over de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2007. De moeder, verzoekster in principaal appel, heeft het hof verzocht om geen zorgregeling vast te stellen tussen de minderjarige en de vader, verweerder in principaal appel. Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat het op dit moment niet in haar belang is om een zorgregeling vast te stellen. De bijzondere curator heeft geadviseerd om geen zorgregeling vast te stellen, omdat de minderjarige ernstig klem zit tussen de ouders en een negatief vaderbeeld heeft. De moeder heeft de visie van de vader en zijn netwerk afgewezen, en het hof heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de moeder en de gezinsvoogdij niet tot stand is gekomen. Het hof heeft ook opgemerkt dat de minderjarige rust nodig heeft om zich te kunnen richten op haar school en sociale netwerk. De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en dat er geen zorgregeling wordt vastgesteld. De bijzondere curator is ontslagen van haar taak, en het hof heeft de hoop uitgesproken dat de minderjarige op termijn open zal staan voor contact met de vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 februari 2023
Zaaknummer: 200.306.969/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/02/367720 / FA RK 20-183 en C/02/373758 / FA RK 20-3274
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.R. Klaver,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
hierna te noemen: de vader.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.
als vervolg op de beschikking van 12 mei 2022.

5.De beschikking van 12 mei 2022

Bij beschikking van 12 mei 2022 heeft het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaard in het provisionele verzoek en in de verzoeken ten aanzien van het gezag en de ondertoezichtstelling. Het hof heeft verder mevrouw [bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige] en haar verzocht om het hof vóór 15 september 2022 schriftelijk te berichten over de voortgang van haar werkzaamheden. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1
Met ingang van 12 juli 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] beëindigd.
6.2.
De bijzondere curator heeft op 25 november 2022 een rapportage uitgebracht.
De bijzondere curator heeft, kortgezegd, geadviseerd om tussen de vader en [minderjarige] geen zorgregeling vast te stellen, aangezien [minderjarige] ernstig klem zit tussen de ouders en zij onthecht is van de vader. [minderjarige] heeft de visie en standpunten van de moeder geïnternaliseerd. Zij heeft een negatief vaderbeeld en vooralsnog lukt het niet dit beeld te veranderen. Door de moeder wordt benadrukt dat de situatie bij de vader onveilig is en dat dit niet goed is voor [minderjarige] . [minderjarige] kan niet anders dan de kant van de moeder kiezen. Dit is voor haar de meest vertrouwde optie die haar een veilig gevoel kan geven. Dit alles maakt dat de keuze die [minderjarige] heeft gemaakt haar niet is aan te rekenen. De bijzondere curator voegt hieraan toe dat dwang geen zin heeft en dat het bij [minderjarige] (en de moeder) naar verwachting tot meer weerstand zal leiden.
Uit het rapport komt verder naar voren dat vanuit de GI is aangegeven dat de moeder de aanwijzingen van de GI en de rechtbank niet of niet naar behoren heeft opgevolgd en dat de samenwerking tussen de GI en de moeder niet tot stand is gekomen. Dit heeft er mede toe geleid dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op initiatief van de GI is beëindigd.
Er is veel professionele hulpverlening ingezet, maar het is niet gelukt de situatie te keren. Dit valt ook niet meer te verwachten. Deze situatie is niet alleen voor [minderjarige] heel verdrietig, maar ook voor de vader en voor [broer 1] en [broer 2] , de broers van [minderjarige] , omdat zij hierdoor geen of minimaal contact met [minderjarige] hebben. Voor de moeder is het verdrietig dat zij geen of nauwelijks contact heeft met [broer 1] en [broer 2] .
Het is voor [minderjarige] de beste optie dat ze rust krijgt en dat zij zich kan richten op school en op haar sociale netwerk. Hopelijk zal [minderjarige] op termijn vanuit haar zelf weer open staan voor contact.
6.2.
De moeder heeft bij V-formulier van 27 december 2022 (met bijlagen) gereageerd.
De moeder kan zich vinden in het advies van de bijzondere curator, met dien verstande dat zij afstand neemt van hetgeen door de vader en zijn gevraagde netwerk is verklaard.
6.3.
De vader en de raad hebben, alhoewel hiertoe in de gelegenheid gesteld, geen reactie op het rapport gegeven.

7.De verdere beoordeling van het geding in hoger beroep

7.1.
Aan het hof ligt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [minderjarige] nog voor. Het hof stelt nogmaals voorop dat een kind recht heeft op een onbelast contact met beide ouders en dat een ouder in beginsel recht heeft op contact met zijn kind, tenzij er omstandigheden zijn die maken dat een contactregeling niet in het belang van het kind is.
7.2.
In het licht van alle processtukken, waaronder de bevindingen van de bijzondere curator, het gesprek met [minderjarige] en het verhandelde ter zitting in hoger beroep, is het hof met de bijzondere curator van oordeel dat er sprake is van een dusdanige wijziging van omstandigheden dat het belang van [minderjarige] zich op dit moment verzet tegen de vaststelling van een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader.
7.3.
De ouders voeren al jarenlang een hevige (juridische) strijd en het hof heeft helaas moeten constateren dat [minderjarige] en haar oudere broers [broer 1] en [broer 2] onderdeel van deze strijd zijn geworden. Dit heeft ertoe geleid dat [minderjarige] ontzettend klem zit en dat zij het contact met de vader structureel afwijst. Zij lijkt daarbij zelfs onthecht van de vader te zijn, aldus de bijzondere curator.
[minderjarige] wordt in haar negatieve gevoelens jegens de vader door de moeder gevoed. De moeder schendt hiermee haar wettelijke rechtsplicht zoals neergelegd in artikel 1:247 lid 3 BW: “Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.”
Dit klemt te meer, omdat de weerstand die [minderjarige] ervaart in het contact met de vader enkel kan worden weggenomen wanneer de moeder haar in dit contact op intrinsieke wijze ondersteunt. Het is de GI in vier jaar tijd niet gelukt om de samenwerking met de moeder aan te gaan. Op dit moment is de verwachting dat de weerstand van [minderjarige] alleen maar zal toenemen wanneer zij gedwongen wordt om het contact met de vader aan te gaan, met alle mogelijke gevolgen van dien.
De inzet van verdere hulpverlening wordt niet zinvol geacht, aangezien er al hulp is ingezet vanuit [instantie 1] , [instantie 2] , [onderzoeker] , [praktijk 1] en vanuit een mediator. Het hof moet helaas constateren dat al deze trajecten ofwel voortijdig zijn gestopt ofwel nooit van de grond zijn gekomen en dat de inzet van deze hulpverlening niet tot een verbetering van de situatie geleid.
Gelet op de strijd tussen de ouders, die ten minste al ruim vier jaar voortduurt en gelet op de complexiteit van de situatie, acht het hof het in het belang van [minderjarige] dat zij nu daadwerkelijk rust kan ervaren en dat zij zich met name kan richten op haar schoolprestaties, hetgeen voor haar van belang is. Ook kan ze zich dan onbelast richten op haar therapie. Het hof spreekt daarbij uitdrukkelijk naar [minderjarige] de hoop uit dat er bij haar op termijn ruimte zal ontstaan om de vader (en de broers) weer in haar leven toe te laten.
7.4.
Dit alles maakt dat het hof het verzoek van de moeder om geen zorgregeling vast te stellen en daarbij geen dwangsombepaling op te leggen, alsnog zal toewijzen.
7.5.
Ten aanzien van de opdracht die het hof aan de bijzondere curator heeft verstrekt constateert het hof dat deze is vervuld. De taak van de bijzondere curator dient als volbracht te worden beschouwd.
7.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 20 januari 2022
in de zaak met rekestnummer FA RK 20-3274, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van 5 juni 2019, in die zin, dat er geen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten behoeve van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ( [minderjarige] ) wordt vastgesteld;
ontslaat mevrouw [bijzondere curator] van haar taak als bijzondere curator over voornoemde minderjarige [minderjarige] ;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, J.C.E. Ackermans-Wijn en H.M.A.W. Erven en is op 16 februari 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn in tegenwoordigheid van de griffier.