In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een voorlopige zorgregeling voor haar minderjarige dochter is vastgesteld. De moeder verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling, zodat zij meer contact zou kunnen hebben met haar dochter, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De vader van de minderjarige verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep en de eerdere beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2023 werd de minderjarige gehoord, die aangaf dat zij momenteel geen contact met haar moeder kan hebben vanwege de stress en spanning die dit met zich meebrengt. Het hof heeft, na het horen van de betrokken partijen en de raad voor de kinderbescherming, geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om de voorlopige zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank te handhaven. De moeder werd aangespoord om de minderjarige de rust te geven die zij nodig heeft voor haar ontwikkeling en herstel. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees de verzoeken van de moeder af.