In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek van de moeder om vernietiging van een in eerste aanleg opgelegde dwangsom. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Bos, had in hoger beroep gevraagd om de beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, waarin aan haar een dwangsom was opgelegd van € 100,- voor iedere keer dat zij niet meewerkte aan de begeleiding van de omgang tussen de minderjarige [minderjarige] en de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L.M. Martens. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018, en de vraag of de moeder belang heeft bij haar hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat het belang van de moeder bij het hoger beroep is komen te vervallen, omdat het BOR-traject inmiddels was beëindigd en de bestreden beschikking niet was betekend aan de moeder. Het hof heeft de moeder daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, zonder inhoudelijk op de zaak in te gaan. De beslissing is genomen door de rechters A.M. Bossink, A.J.F. Manders en E.M.D.M. van der Linden.