In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek van de moeder tot het vaststellen van een zorgregeling met haar kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.B. Lukassen, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 juni 2022 aangevochten, waarin haar verzoek om een zorgregeling werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. E. Meuwissen, heeft het verzoek van de moeder bestreden.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen, geboren in 2005, 2006 en 2007, bij de vader wonen en dat er een gezamenlijk ouderlijk gezag is. De rechtbank had eerder de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn die een heroverweging van de zorgregeling rechtvaardigen, en dat de rechtbank ten onrechte geen nieuwe mondelinge behandeling heeft gehouden na de aanhouding van de zaak.
Het hof heeft de standpunten van beide partijen gehoord en geconcludeerd dat de kinderen momenteel geen contact met de moeder willen. Het hof heeft de argumenten van de moeder en de vader afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat het opleggen van een zorgregeling niet in het belang van de kinderen is. De kinderen hebben duidelijk aangegeven dat zij voorlopig geen contact met hun moeder willen, en het hof achtte het geforceerd opleggen van een zorgregeling niet haalbaar en uitvoerbaar. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het verzoek van de moeder om een zorgregeling vast te stellen is afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.