In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 maart 2023, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren in 2005, 2006 en 2007. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 16 september 2022 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd. De vader betwist dat er een ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen is en stelt dat de spanningen tussen hem en de moeder voortkomen uit haar nieuwe relatie, wat de kinderen negatief beïnvloedt. De moeder daarentegen vreest dat zonder verlenging van de ondertoezichtstelling het contact met de kinderen verder zal verslechteren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2023 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de vader, de moeder, de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De GI heeft aangegeven dat de middelen binnen de ondertoezichtstelling zijn uitgeput en dat de vader niet meewerkt aan hulpverlening. De kinderen hebben aangegeven geen contact meer te willen met de moeder, wat leidt tot een ernstig loyaliteitsconflict.
Het hof heeft geconcludeerd dat, hoewel er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, de GI niet in staat is om de situatie te verbeteren. De verlenging van de ondertoezichtstelling zou contraproductief zijn. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met ingang van 16 maart 2023.