In deze zaak, uitgesproken op 16 maart 2023 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag over drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 21 april 2022 te vernietigen, waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en het gezag voortaan alleen aan de vader werd toegekend. De moeder heeft sinds augustus 2021 geen omgang meer met de kinderen, wat zij toeschrijft aan een incident met haar ex-partner en de daaropvolgende hulpverlening. De vader daarentegen stelt dat de moeder zelf verantwoordelijk is voor het gebrek aan omgang en dat zij niet in staat is om de belangen van de kinderen voorop te stellen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 januari 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die adviseerde om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er geen basis is voor gezamenlijke beslissingen over de kinderen. De moeder heeft niet voldoende aangetoond dat zij in staat is om haar verantwoordelijkheden als ouder waar te nemen, mede door haar psychische problematiek. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat de vader alleen belast blijft met het gezag, zodat hij belangrijke beslissingen kan nemen zonder de spanningen tussen de ouders te laten doorwerken.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing benadrukt de noodzaak van een veilige en stabiele omgeving voor de kinderen, waarbij de vader de verantwoordelijkheid voor het gezag op zich neemt.