ECLI:NL:GHSHE:2023:991

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
20-002081-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1992, heeft op 24 maart 2021 te Veghel, onder invloed van alcohol, een verkeersongeval veroorzaakt waarbij een andere bestuurder, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte reed met een snelheid tussen de 122 km/uur en 132 km/uur, terwijl de maximum snelheid 50 km/uur was. Tijdens het rijden was de verdachte onder invloed van alcohol, met een ademalcoholgehalte van 550 microgram per liter lucht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval en de verwondingen van het slachtoffer. De verdachte heeft eerder ook al veroordelingen gehad voor verkeersdelicten, wat meegewogen is in de strafoplegging. De beslissing is gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002081-22
Uitspraak : 23 maart 2023
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 5 september 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-198732-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a van deze wet’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de verdachte, opnieuw rechtdoende, zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is gevorderd aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft zich in hoger beroep gerefereerd aan de bewezenverklaring van de rechtbank en heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Veghel, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen, type Golf), daarmede rijdende over de weg, de Doornhoek en/of Corsica, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te handelen als volgt:
verdachte heeft, rijdende over de Doornhoek (gaande in de richting van de rotonde met de Eerdsebaan), terwijl hij (kort daarvoor) reed met een snelheid gelegen tussen de 122 km/uur en 132 km/uur, althans een aanzienlijk hogere snelheid dan de toen aldaar toegestane maximum snelheid van 50 km/uur, en/of terwijl hij danig onder invloed van alcohol was (te weten 550 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht),
in de bocht naar rechts, zijn personenauto niet (voldoende) onder controle gehad en/of gehouden en/of heeft niet zoveel mogelijk rechts gehouden en/of is van de voor hem, verdachte, bestemde rijstrook afgeweken en/of is (vervolgens) over de twee links van hem gelegen onderbroken strepen (die de rijbaan in twee rijstroken verdeeld) gereden en/of terecht gekomen op de rijstrook die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer (op de Doornhoek en/of de in het verlengde daarvan liggende Corsica),
waardoor verdachte met zijn personenauto (frontaal) tegen een hem tegemoetkomende personenauto (merk Peugeot, type 107) is gebotst/gereden,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , (zijnde bestuurster van die personenauto, merk Peugeot) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rib en/of klaplong en/of opgerekte enkelbanden, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 (bij een onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem 550 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof begrijpt dat de in de tenlastelegging gebruikte termen, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, worden geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. In artikel 175, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 is betekenis gegeven aan roekeloosheid, zodat die term in de tenlastelegging moet worden geacht in die betekenis te zijn gebezigd. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat ook de procespartijen van die betekenis zijn uitgaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 maart 2021 te Veghel als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen, type Golf), daarmede rijdende over de weg, de Doornhoek en Corsica, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te handelen als volgt:
verdachte heeft rijdende over de Doornhoek (gaande in de richting van de rotonde met de Eerdsebaan), terwijl hij (kort daarvoor) reed met een snelheid gelegen tussen de 122 km/uur en 132 km/uur, een aanzienlijk hogere snelheid dan de toen aldaar toegestane maximum snelheid van 50 km/uur, en terwijl hij danig onder invloed van alcohol was (te weten 550 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht),
in de bocht naar rechts, zijn personenauto niet (voldoende) onder controle gehad en gehouden en heeft niet zoveel mogelijk rechts gehouden en is van de voor hem, verdachte, bestemde rijstrook afgeweken en is (vervolgens) over de twee links van hem gelegen onderbroken strepen (die de rijbaan in twee rijstroken verdeeld) gereden en terecht gekomen op de rijstrook die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer op de Doornhoek en de in het verlengde daarvan liggende Corsica,
waardoor verdachte met zijn personenauto (frontaal) tegen een hem tegemoetkomende personenauto (merk Peugeot, type 107) is gebotst,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , (zijnde bestuurster van die personenauto, merk Peugeot) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 (bij een onderzoek bleek het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem 550 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, zal het hof de bewijsoverwegingen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opnemen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren op te leggen. Tevens is gevorderd aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, eveneens met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren op te leggen. Daarnaast is verzocht aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerwet.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW 1994. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of en, zo ja, in welke mate er sprake is van alcoholgebruik. Uit de oriëntatiepunten kan niet zonder meer een passend uitgangspunt voor de straftoemeting in deze zaak worden afgeleid. Dat komt in de eerste plaats doordat de oriëntatiepunten niet zien op gevallen waarin de schuld bestaat in roekeloosheid. De hoogste mate van verwijtbaarheid die in de oriëntatiepunten is vermeld is een “zeer hoge mate van schuld”, waarmee niet wordt bedoeld roekeloosheid, zijnde de hoogste mate van schuld. Als uitgangspunt bij die zeer hoge mate van schuld is vermeld, bij een ongeval met lichamelijk letsel of tijdelijke ziekte tot gevolg waarbij sprake is van alcoholgebruik tot 570 µg/l, een gevangenisstraf van 6 maanden en een rijontzegging van 2 jaar. Het ligt in de rede om in zaken waarin de schuld bestaat in roekeloosheid, hogere straffen tot uitgangspunt te nemen. Het hof is echter terughoudend met het formuleren van algemene uitgangspunten, vanwege het feit dat gedrag dat kan leiden tot toepassing van artikel 6 WVW 1994 waarin de schuld bestaat uit roekeloosheid vele verschillende vormen kan aannemen. In de regel zal het daarbij gaan om een samenstel van gedragingen, wat het vergelijken van zaken bemoeilijkt. Door een wetswijziging in 2020 is het toepassingsbereik van het juridisch roekeloosheidsbegrip bovendien uitgebreid, waardoor er meer en meer divers verkeersgedrag als roekeloos kan worden aangemerkt dan voorheen het geval was.
Daarom dient naar het oordeel van het hof in het concrete geval te worden nagegaan welke mate van ernst aan het verkeersgedrag en de gevolgen daarvan uit een oogpunt van straftoemeting moet worden toegekend.
Het hof overweegt hierover het volgende.
De verdachte, toentertijd werkzaam als beroepschauffeur, is op 24 maart 2021 na zijn werk, omstreeks 18.20 uur, onder invloed van alcohol (naar eigen zeggen vier blikjes bier), in de auto gestapt en gaan rijden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij snel naar huis wilde omdat hij de volgende ochtend voor zijn werk vroeg moest opstaan. De verdachte heeft vervolgens binnen de bebouwde kom met een veel te hoge snelheid gereden (tussen de 122 km/uur en 132 km/uur). Aan weerszijden van de weg grensden uitritten en er waren andere verkeersdeelnemers aanwezig op de weg. Vlak voor een onoverzichtelijke bocht heeft de verdachte met grote snelheid een auto ingehaald. De verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment was afgeleid en om die reden niet gefocust was op de weg. Hij zocht naar een aansteker. Nadat hij de auto had ingehaald, heeft hij de controle over de auto verloren en heeft hij in de bocht onvoldoende rechts gehouden. Op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer is hij vervolgens frontaal in botsing gekomen met de auto van het slachtoffer, [slachtoffer] . Na dit ongeval is bij de verdachte een ademonderzoek afgenomen met als resultaat 550 µg/l.
Ten gevolge van het verkeersongeval heeft het slachtoffer zodanig letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het slachtoffer heeft in hoger beroep schriftelijk toegelicht dat zij ook nu nog, bijna 2 jaren later, klachten van het ongeval ondervindt.
Het hof neemt bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking – en ziet hierin de redenen voor het opleggen van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf – dat de verdachte met zijn roekeloze handelen de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht.
Het hof rekent het de verdachte – mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte toentertijd beroepschauffeur was en derhalve nog meer oplettendheid en rijvaardigheid van hem mocht worden verwacht dan van een gemiddelde verkeersdeelnemer – zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 januari 2023, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk ter zake van Wegenverkeerswetfeiten is veroordeeld. Verder vindt het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte toegelicht dat hij geleerd heeft van de gebeurtenissen. De verdachte realiseert zich dat het nóg erger had kunnen aflopen. Hij heeft uit eigen initiatief begeleiding aangevraagd. Zijn rijbewijs heeft hij van het CBR retour ontvangen en hij is nu werkzaam als nachtchauffeur. Voorts heeft de verdachte verklaard zijn alcoholgebruik sterk te hebben verminderd en niet meer met alcohol achter het stuur te gaan.
Alles afwegende acht het hof – met de rechtbank en de advocaat-generaal – een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof voorts – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van
3jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 23 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.