ECLI:NL:GHSHE:2024:105

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
200.327.944_01 en 200.327.960_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en afwijzing omgangsregeling in familiezaken met DNA-onderzoek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2024, zijn twee hoger beroepen aan de orde. De eerste betreft de zorg- en omgangsregeling tussen de vader en de kinderen, en de tweede betreft het gezag en een DNA-test. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De vader, verweerder, heeft verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep en de beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgregeling niet in het belang van de kinderen is en heeft besloten dat er geen omgangsregeling zal zijn tussen de vader en de kinderen.

In de tweede zaak heeft de moeder verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen. Het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat het gezamenlijk gezag niet langer houdbaar is. De vader heeft zijn ouderlijke verantwoordelijkheid lange tijd niet genomen en er is een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem raken tussen de ouders. Het hof heeft daarom besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten.

Daarnaast is er een geschil over de uitvoering van DNA-testen. De moeder heeft twijfels over de betrouwbaarheid van de testen die de vader heeft aangeschaft en verzoekt om de testen via een officieel laboratorium uit te laten voeren. Het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en bepaald dat de afspraken over de DNA-testen nagekomen moeten worden. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 januari 2024
Zaaknummers: 200.327.944/01 (zorg-/omgangsregeling) en
200.327.960/01 (gezag+ DNA-test)
Zaaknummers eerste aanleg: C/03/312860 / FA RK 22-4822 en
C/03/275665 / FA RK 20-974
in de zaken in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. V.C.C. Luijten.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
hierna samen te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedures gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
Als informant merkt het hof aan:
Bureau Jeugdzorg Limburg
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van de gedingen in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 maart 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

in de zaak met zaaknummer 200.327.944/01 (zorg-/omgangsregeling)
2.1.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank – voor zover in hoger beroep relevant – bepaald dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen (voorlopig) onder regie van de GI zal plaatsvinden, waarbij vooralsnog als doel te gelden heeft het toewerken naar onbegeleid contact gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 tot zondag 19.00 uur.
2.2.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 juni 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen wat betreft de zorgregeling en opnieuw rechtdoende te bepalen dat er tussen de kinderen en de vader geen contact zal zijn.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 juli 2023, heeft de vader verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans dit beroep af te wijzen en voorts de bestreden beschikking te bekrachtigen.
in de zaak met zaaknummer 200.327.960/01 (gezag + DNA-test)
2.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat partijen met de kinderen in het bijzijn van wederzijdse advocaten op het – nog af te spreken – kantoor van een van de advocaten bij elkaar zullen komen om het DNA-onderzoek te doen. De vader zal zorgdragen voor de DNA-testen en de kosten hiervan dragen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen afgewezen.
2.5.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 juni 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij beschikking:
- de DNA-testen te bevelen en uit te laten voeren door [labratorium] en daarbij te bepalen dat de vader hiervoor de kosten dient te dragen;
- het ouderlijk gezag dat partijen hebben over de kinderen te wijzigen en te bepalen dat de moeder wordt belast met het eenhoofdig gezag.
2.6.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 augustus 2023, heeft de vader verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans dit beroep af te wijzen en voorts de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder te veroordelen in de proceskosten van onderhavige procedure.
in beide voornoemde zaken:
2.7.
Genoemde zaken zijn tijdens de mondelinge behandeling tegelijkertijd maar niet gevoegd behandeld. Partijen en de raad hebben hiertegen geen bezwaren geuit.
2.8.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Ruyters-Stevens;
  • de vader, bijgestaan door mr. Luijten;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.8.1.
De GI is, met bericht van afmelding, niet verschenen op de mondelinge behandeling.
2.8.2.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 2] heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 14 november 2023. [minderjarige 1] heeft hiervan eveneens gebruik gemaakt en heeft op 4 december 2023, buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met de voorzitter en de griffier gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van de brief van [minderjarige 2] en het gesprek met [minderjarige 1] zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.9.
Het hof heeft voorts (in beide zaken) kennisgenomen van de inhoud van:
- de e-mail van de advocaat van de moeder d.d. 27 november 2023 met als bijlage de beschikking van 24 augustus 2023.
2.10.
De verzoeken in hoger beroep zijn bij het hof onder twee afzonderlijke zaaknummers ingeschreven. Gezien de onderlinge samenhang van de zaken zal het hof in deze beschikking gelijktijdig in beide zaken beslissen.

3.De feiten

3.1.
Uit het in 2021 ontbonden huwelijk van partijen zijn de kinderen geboren. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 maart 2022 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, aldus tot 3 maart 2023. Deze ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 3 september 2023.
3.3.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 augustus 2023 is het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Het hof zal eerst ingaan op de zorg-/omgangsregeling.
in de zaak met zaaknummer 200.327.944/01 (zorg-/omgangsregeling)
4.2.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. Nadat de zorgregeling op 7 december 2021 op advies van de gemeente [gemeente] is stopgezet wegens de onveilige situatie bij de vader, is het ondanks de inzet van hulpverlening niet meer gelukt om contact tussen de vader en de kinderen te realiseren. De vader heeft het vertrouwen van de kinderen geschaad door hen gedurende twee jaar buiten spel te zetten. Nadat de ondertoezichtstelling is geëindigd, heeft de gemeente de regie over de zorgregeling opgepakt. Het leven van de kinderen is rustiger nu de vader buiten beeld is en de kinderen hebben zich in positieve zin ontwikkeld. Het contact levert momenteel ernstig nadeel op voor de geestelijke dan wel lichamelijke ontwikkeling van de kinderen of is anderszins in strijd met zwaarwegende belangen van de kinderen.
4.3.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader legt zich neer bij het verzoek van de moeder om geen omgangsregeling te bepalen. Hoewel het op dit moment alweer geruime tijd goed gaat met de vader, wil hij niet aan de kinderen blijven trekken nu hij vermoedt dat dit op de langere termijn averechts zal werken.
4.4.
De raad adviseert het hof – samengevat - als volgt. Een pauze in het contact, zoals waarvan nu sprake is, kan op de langere termijn bijdragen aan duurzaam contactverlies. Nu de vader zich echter neerlegt bij het verzoek van de moeder dient het verzoek van de moeder te worden toegewezen.
4.5.
Het hof overweegt het volgende.
4.5.1.
Het hof zal conform het verzoek van de moeder beslissen en vaststellen dat er geen omgangsregeling is tussen de vader en de kinderen.
in de zaak met zaaknummer 200.327.960/01 (gezag + DNA-test)
Gezag
4.6.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De vader stelt zich niet op als een verantwoordelijke ouder. Hij wil geen communicatie, sluit niet aan bij gesprekken met de huisarts, hulpverleners, school of de gemeente en informeert niet naar de kinderen. De vader heeft slechts contact met school op momenten dat er een rechtszaak speelt. De vader vertraagt belangrijke beslissingen, zoals toestemming voor vakanties en het aanvragen van identiteitsbewijzen voor de kinderen. Voor dit laatste gaf de vader pas op de mondelinge behandeling bij de rechtbank uiteindelijk zijn toestemming. Het was voor de moeder ook enige tijd niet mogelijk om (telefonisch) contact te krijgen met de vader omdat hij haar had geblokkeerd. Deze blokkade heeft de vader pas tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank opgeheven.
Ook de beslissing omtrent een onderzoek naar mogelijke hoogbegaafdheid van [minderjarige 2] heeft de vader vertraagd door te weigeren te tekenen. Pas na diverse interventies van de leerkrachten van school heeft de vader zijn toestemming te geven. Deze vertragingen zijn niet in het belang van de kinderen. Tot op heden heeft geen enkel hulpverleningstraject dan wel de ondertoezichtstelling de situatie tussen beide ouders verbeterd. De vader staat niet open voor hulpverlening om de verstandhouding tussen partijen te verbeteren. Het minimale contact dat er is, vond eerst plaats via de jeugdbeschermer en sinds het aflopen van de ondertoezichtstelling via de gemeente. Deze situatie is niet voor de lange termijn, totdat de kinderen 18 jaar zijn, houdbaar. De kinderen zitten klem waardoor de moeder met het eenhoofdig gezag moet worden belast.
4.7.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader acht het in het belang van de kinderen dat partijen gezamenlijk het gezag uit blijven oefenen, temeer omdat de vader anders nog meer verwijderd zal raken uit het leven van de kinderen nu er geen sprake meer is van contact tussen hen. Gevoelsmatig is het gezag voor de vader zijn laatste strohalm.
De enkele omstandigheid dat partijen niet goed kunnen communiceren en meningsverschillen hebben, is geen gegronde reden om de moeder eenhoofdig met het gezag te belasten. Nimmer heeft de vader zijn toestemming of medewerking voor aangelegenheden over de kinderen geweigerd en hij heeft ook in de periode dat hij wat meer naar de achtergrond is gegaan contact gehouden met de school van de kinderen en met [hulpverlening] . De vader wil niet met de moeder aan tafel zitten, maar is wel bereid om schriftelijk met elkaar te overleggen. De vader is bereikbaar en stelt zich bereidwillig op naar hulpverlening. Het is juist de moeder die niet met de vader overlegt over vakanties of pas op het laatste moment om toestemming vraagt. Partijen moeten de kans krijgen om te werken aan het uitoefenen van het gezamenlijk gezag, nu zij hebben laten zien dat zij in het belang van de kinderen via een onafhankelijke derde met elkaar kunnen communiceren. De kinderen zullen niet klem komen te zitten tussen de ouders en zij hoeven niets te merken van het gezag van de vader.
4.8.
De raad adviseert het hof - samengevat - als volgt. De vader is stellig in zijn overtuiging dat hij niet fysiek en mondeling met de moeder wil overleggen. Ook de kinderen zijn stellig in hun mening dat zij niet willen dat de vader gezag over hen heeft. De kans is aanwezig dat indien de vader het gezag behoudt, dit op de langere termijn ervoor kan zorgen dat de kinderen nog verder van de vader af zullen drijven omdat zij het gevoel krijgen dat iemand beslissingen over hen neemt die niet op de hoogte is van hun leven. Dit kan toekomstig contactherstel bemoeilijken. De vader heeft zijn ouderlijke verantwoordelijkheid een lange tijd niet genomen. Door de houding van de vader en de kinderen ziet de raad geen mogelijkheid dat de ouders in staat zijn om het gezamenlijk gezag inhoudelijk goed uit te voeren.
4.9.
Het hof overweegt als volgt.
4.9.1.
Het hof stelt vast dat partijen na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen.
4.9.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Niet in geschil is dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden sedert de ontbinding van het huwelijk van partijen.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.9.3.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang met betrekking tot de ontwikkeling van hun kinderen samen dan wel in of na overleg met elkaar moeten nemen. Het hof constateert dat de verhouding tussen partijen ernstig verstoord is en zij op geen enkele manier rechtstreeks constructief contact met elkaar hebben of overleg kunnen voeren. Het hof acht dit een belemmering voor een goede invulling van het gezag. De vader heeft lange tijd zijn ouderlijke verantwoordelijkheid niet genomen, is uit het leven van de kinderen verdwenen en heeft inmiddels al twee jaar geen structureel contact met de kinderen. Tevens had de vader de moeder lange tijd geblokkeerd op zijn telefoon, waardoor de moeder de vader niet kon bereiken. Pas tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft de vader deze blokkades opgeheven. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aangegeven dat hij slechts schriftelijk met de moeder wil overleggen over de kinderen. Het lukt partijen ondanks de inzet van hulpverlening al een lange tijd niet om gezamenlijk vorm te geven aan het ouderlijk gezag. Ook de ondertoezichtstelling heeft niet geleid tot een betere verstandhouding. Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat wijziging van het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is. Er bestaat een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verklaren zullen raken tussen partijen en de verwachting is niet dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in zal komen. Het hof zal derhalve het gezamenlijk gezag beëindigen en de moeder eenhoofdig belasten met het gezag over de kinderen.
DNA-test
4.10.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank afspraken gemaakt over de DNA-test. Na deze mondelinge behandeling is de moeder gaan nadenken over het nut van deze DNA-test. De vader weet dat hij de biologische vader van de kinderen is. De moeder heeft daarnaast geen vertrouwen in de naar haar mening onofficiële testen die de vader heeft aangeschaft en is bovendien bang dat de vader de testen thans al heeft beïnvloed. [labratorium] dient de testen af te nemen aangezien dit een officiële instantie is die optreedt als deskundige voor alle Nederlandse rechtbanken. De moeder is er meer dan 100% van overtuigd dat de kinderen van de vader zijn. De moeder wil dan ook meewerken aan de testen van de vader, onder de voorwaarde dat indien een of meerdere uitslagen afwijkend zijn, er een hernieuwde test wordt uitgevoerd via [labratorium] op kosten van de vader.
4.11.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader heeft geen concrete twijfels over de afstamming (van één) van de kinderen, maar omdat de moeder tijdens het huwelijk ontrouw was, heeft de vader het recht om te weten of de kinderen daadwerkelijk van hem afstammen. De vader heeft sterk de indruk gekregen dat de moeder het proces rondom de DNA-afname wil bemoeilijken en de vader onnodig op hoge kosten wil jagen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg uitdrukkelijk ingestemd met de afspraak dat partijen onderling met tussenkomst van de advocaten de DNA-testen zouden afnemen, waarbij de vader de testen zou bestellen en bekostigen. De omstandigheid dat de moeder zich nadien heeft bedacht en de testen nu via [labratorium] wil laten afnemen, dient niet voor rekening van de vader te komen. De moeder moet de gemaakte afspraak nakomen. De testen via [labratorium] zijn aanzienlijk duurder dan de testen die de vader reeds via internet heeft aangeschaft en die nog tot februari 2024 bruikbaar zijn. Mocht de procedure langer gaan duren waardoor de DNA-afname pas na februari 2024 zou plaatsvinden, is de vader van mening dat de kosten voor nieuw aan te schaffen testen door de moeder betaald dienen te worden nu zij dan degene is die deze kosten heeft veroorzaakt.
4.12.
De raad adviseert het hof - samengevat- als volgt. Het feit dat er over het afnemen van DNA-testen wordt gesproken en dat de kinderen hiervan op de hoogte zijn, is schadelijk voor de kinderen. Er is op ouderniveau een strijd ingezet waar de kinderen ontzettend veel last van (kunnen) hebben. De raad hoort bij de ouders onvoldoende besef dat deze situatie buitengewoon ingrijpend is voor de kinderen. Nu de kinderen ermee bekend zijn dat dit speelt tussen de ouders hebben zij recht op zekerheid en mogen zij niet in het ongewisse worden gelaten.
4.13.
Het hof overweegt het volgende.
4.13.1.
De moeder verzoekt in hoger beroep een wijziging van de afspraak die de ouders tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank hebben gemaakt omdat zij om verscheidende redenen geen vertrouwen meer heeft in de testen die de vader heeft afgeschaft. Het hof zal dit verzoek afwijzen.
Partijen hebben in het bijzijn van beider advocaten tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg een afspraak gemaakt over het afnemen van DNA-testen. De moeder betwist het bestaan van deze afspraak ook niet. Na de mondelinge behandeling hebben partijen, wederom met tussenkomst van hun advocaten, deze afspraak geconcretiseerd en (meermaals) een datum en tijdstip afgesproken om de testen daadwerkelijk uit te laten voeren. Deze afspraken hebben echter door verschillende omstandigheden niet plaatsgevonden. De moeder heeft haar wantrouwen jegens de testen, dat na het maken van deze afspraak is ontstaan, onvoldoende concreet onderbouwd om wijziging van de door partijen gemaakte afspraak te rechtvaardigen. De moeder zal de gemaakte afspraak dan ook moeten nakomen in die zin dat zij moet meewerken aan de DNA-testen die vader reeds heeft gekocht. Gelet op de – niet betwiste – houdbaarheid van de reeds aangeschafte testen dient de afname van de DNA-testen zo spoedig mogelijk na ontvangst van deze beschikking plaats te vinden.
Proceskosten
4.14.
De vader heeft verzocht de moeder te veroordelen in de proceskosten van de onderhavige procedures. De vader voert aan dat partijen een duidelijke afspraak hebben gemaakt met betrekking tot de DNA-testen, waar de moeder nu op wil terugkomen. Met betrekking tot het gezag voert de moeder onwaarheden aan. De vader wordt hierdoor door de moeder op hoge kosten gejaagd, welke niet voor zijn rekening dienen te komen.
4.15.
De moeder voert aan dat zij het recht heeft om in hoger beroep te gaan ten aanzien van de gezagsbeslissing. Ten aanzien van de DNA-testen wil de moeder de gemaakte afspraak nog steeds nakomen, zij wil slechts dat de testen betrouwbaar worden afgenomen. Er is derhalve geen reden om de moeder te veroordelen in de proceskosten.
4.16.
Het hof overweegt als volgt.
4.16.1.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat partijen gewezen echtgenoten zijn. Het hof ziet geen aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken. Er is geen sprake van nodeloos procederen.
Slotsom4.17. Op grond van al het voorgaande zal het hof de bestreden beschikkingen deels vernietigen en beslissen op de wijze zoals in het dictum bepaald.

6.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.327.960/01 (gezag + DNA-test)
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 maart 2023 met zaaknummer C/03/312860 / FA RK 22-4822, doch uitsluitend voor zover de rechtbank heeft afgewezen het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over de kinderen te wijzigen en te bepalen dat de moeder alleen wordt belast met het gezag;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders en bepaalt dat het gezag over:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ;
aan de moeder alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
in de zaak met zaaknummer 200.327.944/01 (zorg-/omgangsregeling)
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 maart 2023 met zaaknummer C/03/275665 / FA RK 20-974,
doch uitsluitend voor zover de rechtbank een zorgregeling tussen de vader en de kinderen heeft bepaald;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat er tussen de vader en de kinderen geen omgangsregeling is;
in beide zaaknummers
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, A.M. Bossink en C.L.M. Smeets en is op 18 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.