In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2024, zijn twee hoger beroepen aan de orde. De eerste betreft de zorg- en omgangsregeling tussen de vader en de kinderen, en de tweede betreft het gezag en een DNA-test. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De vader, verweerder, heeft verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep en de beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgregeling niet in het belang van de kinderen is en heeft besloten dat er geen omgangsregeling zal zijn tussen de vader en de kinderen.
In de tweede zaak heeft de moeder verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen. Het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat het gezamenlijk gezag niet langer houdbaar is. De vader heeft zijn ouderlijke verantwoordelijkheid lange tijd niet genomen en er is een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem raken tussen de ouders. Het hof heeft daarom besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten.
Daarnaast is er een geschil over de uitvoering van DNA-testen. De moeder heeft twijfels over de betrouwbaarheid van de testen die de vader heeft aangeschaft en verzoekt om de testen via een officieel laboratorium uit te laten voeren. Het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en bepaald dat de afspraken over de DNA-testen nagekomen moeten worden. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.