Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2023, in het kader van de Jeugdwet. De ouders, hierna aangeduid als de moeder en de vader, hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 november 2023 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van hun kind voor de duur van negen maanden werd verlengd. De ouders zijn van mening dat de verlenging onterecht is, omdat er zicht zou zijn op een plaatsing in een gezinshuis en zij stellen dat de GI niet voldoende heeft gedaan om een thuisplaatsing te realiseren.
De mondelinge behandeling vond plaats op 5 maart 2024, waarbij de ouders bijgestaan werden door hun advocaat, mr. F. Pool, en de GI vertegenwoordigd was door twee medewerkers. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure. De ouders hebben aangevoerd dat de GI niet adequaat heeft gehandeld en dat er geen sprake meer is van de problematiek die eerder leidde tot de uithuisplaatsing. De GI heeft echter betoogd dat de ouders nog steeds niet in staat zijn om de veiligheid en stabiliteit te bieden die noodzakelijk zijn voor de verzorging van de minderjarige.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verlenging van de uithuisplaatsing gerechtvaardigd is. De ouders hebben niet voldoende aangetoond dat zij in staat zijn om een veilige en stabiele omgeving te bieden voor hun kind. De zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige zijn nog steeds aanwezig, en de GI heeft aangetoond dat er nog veel werk aan de winkel is voordat een terugplaatsing kan worden overwogen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de ouders afgewezen.