ECLI:NL:GHSHE:2024:1096

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
20-002169-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een gevangenisstraf voor meerdere diefstallen, waaronder diefstal in een woning, met overwegingen omtrent de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere diefstallen, waaronder een diefstal in een woning. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het eigendomsrecht van de slachtoffers heeft geschonden, wat niet alleen materiële schade, maar ook overlast en een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. De verdachte heeft gehandeld uit financieel gewin en heeft zich van de gevolgen van zijn daden kennelijk niets aangetrokken. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op deze wijze heeft gehandeld.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, maar het hof heeft deze straf herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen met verbetering van de gronden gevolgd, maar heeft de opgelegde straf verlaagd. Het hof heeft ook de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte beoordeeld en verklaard dat het hoger beroep voor een deel niet-ontvankelijk is, omdat er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak.

De uitspraak van het hof benadrukt de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De gevangenisstraf van zeven maanden is passend geacht, gezien de aard van de feiten en het justitiële verleden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002169-23
Uitspraak : 12 februari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 juli 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-230331-22, 02-033032-23 en 02-107556-22, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummers 02-196046-20, 02-223882-21, 02-232681-20, 02-097826-22, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
thans gedetineerd te [detentieadres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 02-033032-23, het onder parketnummer 02-230331-22 onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt’ (feit 1), ‘diefstal’ (feit 2) en ‘diefstal’ (feit 3), het onder parketnummer 02-033032-23 onder feit 1 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal’, het onder parketnummer 02-107556-22 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
(feit 1 onder parketnummer 02-230331-22)is door de rechtbank integraal toegewezen tot een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerleggingen van eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen onder de parketnummers 02-232681-20 en 02-097826-22 geheel toegewezen en is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 02-223882-21 besloten dat een gedeelte ten uitvoer zal worden gelegd. Ten slotte heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-196046-20 en heeft de rechtbank de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis in de zaken met de parketnummers 02-107556-22 en 02-230331-22 opgeheven.
Het hof stelt vast dat uit de beslissing op pagina 7 van het vonnis volgt dat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de onder parketnummer 02-033032-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Het hof stelt in dat verband vast dat uit de overwegingen op pagina 3 van het vonnis echter volgt dat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de feiten 2 en 3 onder parketnummer 02-033032-23. Het hof gaat, gelet op de overwegingen van de rechtbank op pagina 3 van het vonnis alsmede de door de rechtbank opgenomen bewezenverklaring op pagina 4 van het vonnis en de kwalificatie van het onder parketnummer 02-033032-23 onder feit 1 bewezenverklaarde (pagina 7 van het vonnis), uit van een kennelijke verschrijving van de rechtbank, in die zin dat in de beslissing op pagina 7 had moeten worden opgenomen dat de verdachte vrij wordt gesproken van de feiten 2 en 3 onder parketnummer 02-033032-23. Het hof zal het vonnis op dit punt, met instemming van de advocaat-generaal en de verdediging, verbeterd lezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met verbetering van de gronden.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 02-107556-22 tenlastegelegde feit en heeft zich ten aanzien van de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd. De raadsvrouw heeft verder bepleit de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 02-232681-20 en 02-223882-21 af te wijzen in verband met de bepleite vrijspraak. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-196046-20 stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-097826-22 heeft de raadsvrouw bepleit de proeftijd te verlengen dan wel de vordering af te wijzen of om te zetten in een taakstraf. Ten slotte heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder parketnummer 02-033032-23 onder feiten 2 en 3 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met inbegrip van de beslissingen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straffen – met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis van de rechtbank worden vernietigd.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
Het hof heeft geconstateerd dat de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen op de navolgende wijze aanvulling behoeven:
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 02-230331-22:
- Aan de inhoud van het op pagina 11 van het vonnis weergegeven bewijsmiddel, te weten het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] , wordt na de zin ‘Ik schrok wakker omdat er iemand in mijn kamer kwam’ ingevoegd: rond 04:35 uur.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 02-107556-22:
- Aan de inhoud van het op pagina 13 van het vonnis weergegeven bewijsmiddel, te weten het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] door de rechter-commissaris, wordt na de zin ‘(…) weer naar buiten is gelopen.’ toegevoegd: Desgevraagd geef ik aan dat verdachte de [straat] is in gerend, en toen al aangaf dat hij geen geld had en dat hij wilde stelen. (…) Dat hij geen geld had en dat hij wilde stelen, zei hij tegen mij nadat hij was weggerend en ik hem in de [straat] had aangehouden.
Voorts stelt het hof vast dat de rechtbank in het vonnis op pagina 13 als datum van het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] bij de rechter-commissaris heeft opgenomen 14 juli 2022, terwijl dit 13 juli 2022 betreft. Het hof zal het vonnis in zoverre verbeterd lezen.
Verbetering en aanvulling van de bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 02-107556-22 tenlastegelegde feit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat er geen sprake is van diefstal, nu de verdachte nog bezig was met winkelen en hij voornemens was daarna zijn artikelen bij de kassa af te rekenen. De beveiliger heeft aldus te vroeg ingegrepen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is van oordeel dat de bewijsoverweging van de rechtbank ter zake van dit feit deels verbetering en aanvulling behoeft.
Het hof zal derhalve de bewijsoverweging van de rechtbank op pagina 3 vanaf ‘de rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de handelingen (…)’ vervangen en aanvullen op de navolgende wijze:
Het hof stelt vast dat getuige [getuige] heeft verklaard dat hij de verdachte – nadat de verdachte was weggerend en de getuige hem had aangehouden – heeft horen zeggen dat hij geen geld bij zich had en dat hij wilde stelen. Met inachtneming van het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden van het moment dat de verdachte in de winkel is te zien en daar vervolgens uit vertrekt acht het hof, mede gelet op deze uitspraak van de verdachte, het standpunt van de verdediging, inhoudende dat de verdachte de spullen nog wilde gaan afrekenen, ongeloofwaardig.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer in al haar onderdelen.
Op te leggen straf
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf te matigen en in plaats daarvan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, al dan niet in combinatie met een taakstraf.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waarvan één diefstal in een woning. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte het eigendomsrecht van de slachtoffers geschonden. Dergelijk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast, ergernis en een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers. De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk niets aangetrokken. Hij heeft slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard. Dat de verdachte op zitting in hoger beroep uit zichzelf en bij herhaling heeft verklaard dat zijn gedrag verband hield met zijn toentertijd bestaande verslaving maakt dit beslist niet anders. Het handelen diende kennelijk nog steeds een financieel motief en wel om zijn verslaving te kunnen betalen en deze zodoende te continueren.
Het hof heeft in het kader van de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het achtentwintig pagina’s tellende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 december 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld. Die veroordelingen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten gaan bij insluiping in een woning bij recidive uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Bij veelvuldige winkeldiefstal gaan deze oriëntatiepunten voorts uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheid dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. In hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om anderszins te beslissen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-033032-23 onder 2 en 3 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het voren overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 12 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Buljevic en Koning zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.