ECLI:NL:GHSHE:2024:111

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
200.329.570_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing bewind en ontslag van de bewindvoerder in hoger beroep toegewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Jansen, had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 april 2023 te vernietigen, waarin zijn verzoek tot opheffing van het bewind was afgewezen. De rechthebbende stelde dat hij niet langer een meerderjarigenbewind nodig had en dat hij met hulp van zijn mantelzorgster, [informant], in staat was zijn financiële belangen zelf te behartigen. De bewindvoerder, Bewindvoeringskantoor [bewindvoeringskantoor] B.V., voerde aan dat er geen gewichtige redenen waren om het bewind op te heffen en dat de rechthebbende nog steeds bescherming nodig had.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2023 heeft het hof de rechthebbende en zijn advocaat gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de bewindvoerder en [informant]. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder e-mailcorrespondentie en brieven van de betrokken partijen. Het hof oordeelde dat de rechthebbende voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij met de hulp van [informant] in staat was om zijn eigen financiële belangen waar te nemen. Het hof concludeerde dat er op dat moment geen problematische financiële situatie was en dat de rechthebbende al enige jaren schuldenvrij was.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen toegewezen, met ingang van 1 maart 2024. Tevens is bepaald dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de uitspraak de eindrekening en -verantwoording moet afleggen aan de rechthebbende. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 januari 2023
Zaaknummer: 200.329.570/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10287464 BM VERZ 23-14
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J. Jansen.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
  • de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
  • [broer rechthebbende] , broer van de rechthebbende, wonende te [woonplaats broer] .
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt:
- [informant] , wonende te [woonplaats informant] , hierna te noemen: [informant] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 juli 2023, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover die beschikking betrekking heeft op de onderdelen waartegen hij zijn grieven heeft gericht en, opnieuw beschikkende:
Primair
I het bewind over de goederen en het vermogen van de rechthebbende op te heffen onder gelijktijdig ontslag van Bewindvoeringskantoor [bewindvoeringskantoor] B.V. als bewindvoerder.
Subsidiair
II Bewindvoeringskantoor [bewindvoeringskantoor] B.V. te ontslaan als bewindvoerder onder gelijktijdige benoeming van [informant] als bewindvoerder.
2.2.
De bewindvoerder heeft in het bericht van 31 augustus 2023 het hof verzocht, zo begrijpt het hof, de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 december 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Jansen;
  • namens de bewindvoerder, [vertegenwoordiger bewindvoeringskantoor] ;
  • [informant] .
2.3.1.
[broer rechthebbende] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het emailbericht van 20 juli 2023 van de advocaat van de rechthebbende met als bijlage de bereidverklaring van [informant] ;
  • de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 12 september 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de bewindvoerder overgelegde beschikking van 23 april 2007.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 23 april 2007 heeft de kantonrechter van de rechtbank Roermond over de goederen die [broer rechthebbende] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld, met benoeming van [bewindvoerder] te [woonplaats] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, het verzoek van de rechthebbende om opheffing van het bewind afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - aan dat hij ontevreden is over de huidige bewindvoerder en hij het vertrouwen in hem is verloren. De rechthebbende vindt dat zijn financiële belangen op dit moment niet behoorlijk worden behartigd. Zo krijgt hij niet (altijd) inzage in de lopende rekening en mist hij inzicht in de beheerrekening. Het is voor hem daarom lastig om te controleren op welke manier zijn financiën worden beheerd. Ook is de communicatie verslechterd tussen hem en de bewindvoerder. Hierdoor heeft de rechthebbende geen vertrouwen meer in de bewindvoerder. Bovendien doet de bewindvoerder er niet alles aan om zijn uitgaven laag te houden. De rechthebbende heeft samen met zijn mantelzorgster [informant] al diverse keren gekeken om abonnementskosten, premies e.d. te verlagen, maar de bewindvoerder wil hier niet aan meewerken.
Daarnaast vindt de rechthebbende een meerderjarigenbewind niet meer nodig. Hij is zelf in staat, althans met hulp van [informant] , zijn financiële belangen te behartigen. Zij helpt hem al sinds 2017 en hij heeft vertrouwen in haar.
Verder heeft de rechtbank zijn verzoek tot opheffing van het bewind ten onrechte niet aangemerkt als verzoek tot wijziging van het bewind. Hij verzoekt het hof, wanneer het hof meent dat het bewind niet opgeheven dient te worden, subsidiair om het ontslag van de huidige bewindvoerder en alsdan [informant] tot bewindvoerder te benoemen. Zij wil dit onbezoldigd doen naast de mantelzorgtaken die zij al uitvoert. Op die manier ontstaat er ruimte in het budget van de rechthebbende.
3.5.
De bewindvoerder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - aan dat er geen gewichtige reden is om het bewind op te heffen dan wel een andere bewindvoerder aan te wijzen.
De oorspronkelijk instelling van het bewind had naast een huurschuld ook te maken met andere schulden en het feit dat [broer rechthebbende] wegens lichamelijke en/of geestelijke toestand niet meer in staat was zijn volle vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
Deze toestand is niet gewijzigd. De rechthebbende heeft een bewind nodig en het lijkt de bewindvoerder niet goed wanneer rechthebbende is overgeleverd aan mantelzorgers of kennissen. Er is dan geen bescherming en misbruik ligt op de loer. Hij vreest dat [informant] de rechthebbende te veel beïnvloedt. Tot haar komst heeft de bewindvoerder nooit een melding ontvangen dat er sprake was van wantrouwen. De bewindvoerder benoemt ook dat de rechthebbende zijn financiële belangen niet alleen kan behartigen en hij daarvoor hulp nodig heeft. Hij wijst erop dat de rechthebbende medio 2019 onder toeziend oog van [informant] nieuwe schulden heeft laten ontstaan. De bewindvoerder benoemt verder dat de door de rechthebbende gevraagde bankafschriften via de bank worden doorgestuurd en de bewindvoerder er alles aan doet om de kosten laag te houden. Op financieel gebied gaat het steeds beter met de rechthebbende. Dankzij de vele vergoedingen door de energiecrisis is er een reserve opgebouwd, hierdoor is het budgetplan weer positief.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve.
3.6.3.
Het hof is van oordeel dat het bewind niet langer noodzakelijk is. Het hof licht dit oordeel als volgt toe.
3.6.4.
Door hetgeen de rechthebbende tijdens de mondelinge behandeling aan het hof heeft verteld en uit de toelichting daarop door zijn advocaat heeft de rechthebbende naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat de rechthebbende met de hulp van zijn mantelzorgster [informant] in staat is om zijn eigen financiële belangen waar te nemen en een kans verdient om te laten zien dat het op die manier ook kan werken. Gebleken is dat [informant] al gedurende vele jaren bij de rechthebbende als mantelzorgster betrokken is en hem belangenloos helpt met allerlei praktische zaken.
Gelet op genoemde omstandigheden acht het hof voortzetting van het bewind niet langer noodzakelijk. Bij dit oordeel betrekt het hof ook dat er aan de zijde van de rechthebbende op dit moment geen sprake is van een problematische financiële situatie en hij al enige jaren schuldenvrij is. Voorts heeft het hof, naar aanleiding van haar uitlatingen ter zitting, er vertrouwen in dat de hulp van [informant] gecontinueerd wordt wanneer het bewind wordt opgeheven en dat zij zo nodig bij de hulpverlenende instanties aan de bel trekt wanneer zij de rechthebbende niet meer kan bijstaan dan wel wanneer de rechthebbende speciale hulp of voorzieningen nodig heeft.
3.6.5.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen alsnog toewijzen.
3.6.6.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 april 2023
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
heft op, met ingang van 1 maart 2024
,het bewind over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en een - zo mogelijk door haar voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, overlegt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, H. van Winkel en M.I. Peereboom - Van Drunick en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.