3.2.Bij beschikking van 14 juli 2017 heeft de rechtbank een zorgregeling vastgelegd waarbij de kinderen bij de vader verblijven één keer in de twee weken van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagmiddag 19.00 uur. Bij beschikking van 6 december 2017 heeft de rechtbank hieraan toegevoegd dat de vakanties bij helfte worden gedeeld in onderling overleg tussen partijen. Het laatste contact tussen de vader en de kinderen heeft in maart 2019 plaatsgevonden.
3.3.1.De moeder heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen wordt stopgezet dan wel tijdelijk wordt stopgezet, althans dat de rechtbank een zodanige regeling treft die de rechtbank juist acht.
De vader heeft de rechtbank verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen.
3.3.2.De rechtbank heeft vervolgens drie tussenbeschikkingen gegeven, voordat er op 30 juni 2023 een eindbeschikking werd gegeven:
I. Tussenbeschikking van 16 januari 2020:
De rechtbank legt de vader een tijdelijk contactverbod op en houdt de behandeling aan in afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek;
II. Tussenbeschikking van 28 januari 2021:
De rechtbank houdt in overleg met de ouders de zaak één jaar aan;
III. Tussenbeschikking van 30 september 2022:
De rechtbank verzoekt de raad nogmaals onderzoek te doen.
3.3.3.Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de vader een verbod opgelegd om contact te hebben met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] en verbiedt in zoverre de uitoefening van het recht van de vader op contact met de kinderen. Verder heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling van de kinderen afgewezen.
3.4.1.De vader kan zich met deze beslissingen niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. Zijn standpunt, zoals blijkt uit zijn beroepschrift en zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, luidt – samengevat – als volgt.
Gedurende deze procedure heeft de vader aan zichzelf gewerkt. De verhoudingen tussen partijen zijn nog meer verslechterd. Daar waar de moeder eind 2019 nog openstond voor een
eventueel begeleid contact, is gedurende de procedure verharding aan haar zijde opgetreden. Bij de laatste zitting is aangegeven door de moeder dat zij een negatief beeld heeft over de vader en daar niets aan kan veranderen. Er is bij de kinderen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Het contactverlies leidt tot negatieve korte en lange termijngevolgen voor levensgeluk van de kinderen en hun relatieontwikkeling. Er is sprake van ouderverstoting. Een contactverbod en het afwijzen van het verzoek tot ondertoezichtstelling maakt dat de kinderen in deze ontwikkelingsbedreiging blijven. De kinderen zitten in een klempositie. De kinderen worden steeds ouder en de inzet van hulpverlening voor de kinderen, ook indien de moeder hier niet achter staat, zou de kinderen kunnen bewegen tot een ander beeld van de vader. Een bijzondere curator kan meer zicht krijgen op de ontstane situatie en aangeven welke vorm van hulpverlening (al dan niet middels een ondertoezichtstelling) eventueel nodig is. Hierbij dient ook de focus gelegd te worden op de moeder om te bezien welke ruimte er kan komen voor eventueel contactherstel. De vader heeft zijn excuses aangeboden, omdat hij [minderjarige 2] één klap heeft gegeven. Hij heeft toen samen met [minderjarige 2] gehuild op de bank en hij heeft de moeder gebeld hierover. De vader is hier eerlijk over geweest. Andere verhalen hierover zijn een eigen leven gaan leiden. Er wordt de vader ten onrechte verweten dat er ook andere incidenten hebben plaatsgevonden tussen hem en de kinderen. De vader wil niet iets toegeven wat hij nooit heeft gedaan (zoals het incident waarbij de vader een pepernoot in de anus van [minderjarige 2] zou hebben gestopt als straf). De vader heeft er veel moeite mee dat het zo wordt gepresenteerd. Over het schelden op de kinderen en het gat dat de vader in de deur zou hebben geschopt nadat hij een onwelgevallige brief van het UWV kreeg, verklaarde de vader op de mondelinge behandeling bij het hof dat er over en weer dingen zijn gebeurd en dat de moeder heeft gezegd dat ze hem wilde neersteken met een mes. Zijn hele leven wordt beheerst door het niet zien van zijn kinderen. De moeder heeft er een grote rol in dat hem dit wordt aangedaan. De vader wil er alles aan doen om de kinderen weer te mogen zien, naar eigen zeggen, zelfs drie keer een handstand tegen de muur, als dat daarvoor nodig zou zijn.
3.4.2.De moeder voert in haar verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
Het is al tot de bodem uitgezocht of contactherstel al dan niet in het belang van de kinderen is. Er heeft twee keer een raadsonderzoek plaatsgevonden en ook een onderzoek via [hulpverlening 1] . De moeder is er niet van overtuigd dat de vader hard aan zichzelf heeft gewerkt de afgelopen jaren. De vader heeft een traject bij [hulpverlening 2] gevolgd, maar hij heeft daar nooit een hulpvraag neergelegd. Daarnaast kan de vader nog steeds niet aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen. De raad noemde als contra-indicatie voor omgang dat de kinderen onveiligheid bij de vader hebben ervaren en het feit dat de vader die onveiligheid blijft ontkennen. De moeder heeft de veiligheid van de kinderen zoveel als mogelijk proberen te waarborgen. Een ondertoezichtstelling is niet het geëigende middel. Er is al zoveel geprobeerd en de kinderen hebben, na jarenlang procederen, echt behoefte aan rust. De kinderen hebben een tijd lang hulp gehad van de praktijkondersteuner, die ook bij de moeder en de kinderen over de vloer kwam. Daarnaast hebben de kinderen hulp gehad op school, bij de maatschappelijk werker, [maatschappelijk werker] . Hij hielp (en helpt) wanneer nodig hen bij moeilijke situaties. Ook hebben ze via [hulpverlening 1] een traject bewandeld om inzichtelijk te krijgen wat ieder kind wilde rondom de omgang met de vader, wat de mogelijkheden en beperkingen waren en wat ieder kind daarin nodig heeft. Daarnaast is er gekeken hoe het met de kinderen gaat en hoe het is met hun sociaal emotionele ontwikkeling. Het gaat niet goed met [minderjarige 1] . Ze heeft twee maanden lang slaapverlamming gehad. Ze krijgt nu extra hulp van de praktijkondersteuner.
De vader heeft [minderjarige 2] een keer hard geslagen en hij heeft een keer als straf een pepernoot in de achterste van [minderjarige 2] gestopt terwijl de andere kinderen moesten toekijken en hem uitlachten. [minderjarige 2] realiseert zich dat hij inmiddels de juiste leeftijd heeft om zelf aangifte te doen van wat zijn vader hem heeft aangedaan. De moeder weerhoudt [minderjarige 2] hiervan.
Een contra-indicatie voor omgang is dat de vader de onveiligheid van de kinderen bij hem blijft ontkennen. Zolang de vader daar niet mee aan de slag gaat en tot zelfinzicht komt, zal er sowieso geen contactherstel kunnen komen. De kinderen zijn al beschadigd door hetgeen is gebeurd, hetgeen te wijten is aan de vader. Het is een keuze tussen twee kwaden en de moeder is met de eindconclusie van de raad en de rechtbank eens, dat het opleggen van contact de kinderen alleen maar in een klempositie zal zetten.
3.4.3.De raad heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het is een ingewikkelde situatie. De raad gunt de vader dat er ruimte zou ontstaan om in contact te treden tot de kinderen. Het is nodig dat de vader erkent dat de kinderen gevoelens van onveiligheid hebben ervaren. De raad doelt hiermee niet eens op de afzonderlijke incidenten waarover wordt gesproken, maar voornamelijk op het gevoel van onveiligheid dat de kinderen hebben gehad in de nabijheid van de vader. Het is anderzijds ook lastig voor de vader om hiermee aan de slag te gaan als er geen contact is met de kinderen. De vader kan zichzelf niet bewijzen nu. Een ondertoezichtstelling is niet de oplossing. Contact met de vader is belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen, ook op latere leeftijd van de kinderen. Dat er geen contact is tussen de vader en de kinderen, is op zich zorgelijk. De kinderen kampen met een bepaalde boosheid en angst en het is de vraag in hoeverre die gevoelens nog realistisch zijn na al die jaren. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging en er is al veel hulpverlening ingezet. Er moet bij moeder thuis iets gebeuren en bij de moeder zelf ook. Het zou goed zijn als de moeder meer ruimte zou kunnen creëren voor de vader, maar een gezinsvoogd kan de moeder niet dwingen. Als dat wel zou kunnen, dan nog gaat de hulpverlening niets opleveren als er bij de moeder geen intrinsieke motivatie is. Een ondertoezichtstelling zal meer schade toebrengen dan dat het iets zal opleveren. Tegenover de zorgen ziet de raad ook dat het goed gaat met de kinderen, zowel op school als bij de moeder thuis. De moeder regelt het hartstikke goed voor de kinderen.
Het hof overweegt als volgt.
3.5.1.Op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen ouders, indien zij gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun kinderen en zich hieromtrent een geschil voordoet, dit geschil voorleggen aan de rechtbank. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. De rechtbank kan tevens op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben, omvatten. De rechtbank kan aan een ouder met gezag een tijdelijk verbod om contact te hebben met zijn kinderen opleggen indien sprake is van een of meer van de in artikel 1:377a lid 3 BW genoemde ontzeggingsgronden:
contact ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot contact;
het kind dat twaalf jaar of ouder is heeft laten blijken van ernstige bezwaren tegen contact met zijn ouder;
contact om een andere reden in strijd is de zwaarwegende belangen van het kind
3.5.2.Het inleidend verzoek van de moeder tot het (tijdelijk) stopzetten van de omgangsregeling tussen hem en de kinderen dateert van april 2019. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het de taak van de rechter is om te bevorderen dat er een omgangsregeling tot stand komt. De rechtbank heeft deze zaak circa vier jaar aan zich gehouden en tweemaal een onderzoek gelast (dat heeft geleid tot de rapportages van 9 juli 2020 en 9 maart 2023). Daarnaast heeft de rechtbank de zaak voor langere tijd aangehouden om partijen de kans te geven om individuele hulptrajecten te starten. Het hof stelt vast dat de rechtbank alle in het gegeven geval mogelijke en gepaste maatregelen heeft genomen om contact tussen de vader en de kinderen weer tot stand te brengen, maar dat die maatregelen niet tot enige vorm van contact hebben geleid. De raad en de rechtbank zagen hierna geen mogelijkheden meer voor omgang. Het hof ziet deze mogelijkheden ook niet en legt nu uit waarom.
3.5.3.In het raadsrapport van 9 juli 2020 staan een drietal nare incidenten vermeld die de kinderen met de vader zouden hebben meegemaakt:
- De vader heeft [minderjarige 2] met zijn vuist geslagen op zijn achterhoofd. Dit deed hij nadat [minderjarige 2] struikelde over de hond en in zijn val zijn vader per ongeluk in zijn gezicht sloeg. De vader noemde dit een ‘pedagogische tik’. [minderjarige 2] had hier een dag later nog last van, omdat hij witte vlekken en sterretjes zag. De vader heeft sorry gezegd tegen [minderjarige 2] en beloofde hem een Playstation als hij zijn mond zou houden hierover;
- De vader heeft om [minderjarige 2] te straffen (omdat hij zijn huiswerk niet wilde maken) een pepernoot in zijn anus gestopt. Dit deed de vader in het bijzijn van de andere kinderen. [minderjarige 1] wist zich dit nog goed te herinneren en raakte emotioneel toen zij de raad hierover vertelde. [minderjarige 1] had veel spijt dat zij erom had moeten lachen op dat moment;
- Nadat de vader boos was geworden vanwege een brief van het UWV die hem niet beviel, heeft hij een gat in de deur geschopt en woorden gezegd met de strekking dat de moeder een hoer is en dat de kankerkinderen dood moeten. Het zit [minderjarige 2] dwars dat de vader hiervoor geen sorry heeft gezegd.
Of deze incidenten precies zo hebben plaatsgevonden zoals de kinderen het verteld hebben, is niet meer te achterhalen. Wat echter wel vaststaat, is dat de kinderen zich onveilig bij de vader hebben gevoeld. Uit de rapportage van [hulpverlening 1] van december 2021 blijkt dat de vader bij alle kinderen nare herinneringen uit het verleden oproept (hierbij is verdriet en spanning zichtbaar aanwezig). De kinderen laten daarop ontregelende lichamelijke reactie zien, waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heftiger reageren dan [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . Volgens [hulpverlening 1] lijkt het dat zij meer actieve herinneringen hebben. Als [minderjarige 2] praat over bepaalde incidenten die bij de vader zouden hebben plaatsgevonden zijn heftige emoties en fysieke reacties zichtbaar bij hem (tranen, rood worden, ineengedoken/afwendende houding en vermijdend oogcontact). Als [minderjarige 1] over de vader praat, ziet [hulpverlening 1] dat haar fysieke reactie zich uit in motorische onrust (friemelen aan haar trui, bewegen met de vingers), traanogen, rode vlekken in het gezicht en de nek, ineengedoken houding, blokkeren en spreken met een zachte stem. [minderjarige 3] en [minderjarige 4] lijken geen actieve herinneringen te hebben aan de vader. Uit het verslag van [hulpverlening 1] blijkt ook het traject voor de kinderen zo zwaar was dat zij na afloop van het eerste gesprek niet eens meer in staat waren om naar school te gaan.
Los van de vraag of de drie incidenten zo zijn gegaan zoals ze in het raadsrapport staan vermeld, staat voor het hof vast dat in ieder geval in de beleving van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] vervelende incidenten hebben plaatsgevonden met de vader en dat dit (ook voor een buitenstaander zoals [hulpverlening 1] ) zichtbare sporen heeft nagelaten bij hen.
3.5.4.Al in het eerste rapport (9 juli 2020) is de vader er door de raad op gewezen dat hij onvoldoende oog heeft voor het feit dat de kinderen zich allen zeer onveilig hebben gevoeld in zijn bijzijn. De raad was van mening dat het pedagogisch inzicht, het besef en de
opvoedkundige vaardigheden van vader vergroot moeten worden, zodat hij kan aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen, zijn gedrag op hen kan afstemmen en hen uiteindelijk het gevoel kan geven dat ze veilig zijn bij hem. Daarnaast miste bij de vader het inzicht voor zijn eigen gedrag op de kinderen. Het hof constateert dat deze situatie nog steeds actueel is. In de stukken, maar ook nog steeds op de mondelinge behandeling bij het hof op 29februari 2024, erkent de vader de gevoelens van de kinderen nog steeds niet en toont hij geen inzicht in wat zijn gedrag voor de kinderen heeft betekend. Zelfs al zouden de drie incidenten anders of niet hebben plaatsgevonden dan het in het rapport van de raad staat, dan nog zou de vader in ieder geval blijk kunnen geven van begrip of het openlijk kunnen betreuren dát de kinderen onveilige gevoelens hebben gehad bij hem. Gelet op de antwoorden die de vader (vier jaar later) nu nog geeft over de incidenten, blijkt niet dat hij vanuit het belang van de kinderen kan denken en handelen. Onder deze omstandigheden is er geen enkele basis om te komen tot herstel van de contacten tussen de vader en de kinderen.
3.5.5.Het hof is van oordeel dat er in deze procedure, die ruim vier jaar geleden is begonnen, een einde moet komen aan de onzekerheid die deze gang van zaken voor de kinderen met zich brengt. Het hof neemt hierbij ook in aanmerking dat er bij de kinderen en de moeder geen draagvlak meer is om te komen tot enige vorm van contactherstel. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de vader het recht op omgang met de kinderen dient te worden te ontzegd, omdat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen én het hof de vader op dit moment, niet in staat of geschikt acht tot omgang met hen. De omstandigheden die dit hebben veroorzaakt, liggen in de (risico)sfeer van de vader. Op de mondelinge behandeling is verder gebleken dat de vader alle schuld buiten zichzelf legt en zich niet verantwoordelijk voelt voor wat de kinderen doormaken. De vader kan zich niet dan wel onvoldoende inleven wat het voor de kinderen heeft betekend (en nog steeds betekent) wat zij met hem hebben meegemaakt. De vader stelt weliswaar dat hij het contact met de kinderen heel belangrijk vindt, maar dit blijkt niet uit zijn doen en laten.
3.6.1.De moeder maakt er bezwaar tegen dat de vader pas in hoger beroep voor het eerst verzoekt om benoeming van een bijzondere curator. Dat bezwaar is ongegrond. De vader mag dit ook in hoger beroep verzoeken.
3.6.2.Volgens artikel 1:250 BW kan de rechter overgaan tot benoeming van een bijzondere curator indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht vanwege strijdigheid tussen de belangen van de minderjarige en die van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(en).
3.6.3.Gelet op de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling over en weer is verklaard is het hof van oordeel dat sprake is van een belangenstrijd als bedoeld in artikel 1:250 BW. Het hof mag echter slechts overgaan tot de benoeming van een bijzondere curator indien dit in het belang van de kinderen noodzakelijk is, mede gezien de aard van de belangenstrijd. Het hof is van oordeel dat de benoeming van een bijzondere curator in dit geval niet noodzakelijk is in het belang van de kinderen. Daartoe overweegt het hof dat de raad twee keer onderzoek heeft gedaan waarbij meerdere keren met de kinderen is gesproken. Daarnaast hebben de kinderen in 2021 bij [hulpverlening 1] hun verhaal gedaan. Het hof verwacht niet dat de rol van een bijzondere curator van toegevoegde waarde is, nu de stem van de kinderen binnen deze procedure uitvoerig is gehoord en voor het hof de mening van de kinderen – dat zij geen contact met de vader willen – volstrekt duidelijk is.
Het hof neemt hierbij ook in aanmerking dat het met name voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] erg heftig is geweest de afgelopen jaren. [minderjarige 1] zit nu midden in haar eigen verwerkingsproces en heeft individuele hulpverlening. Het gaat niet goed met haar. Het hof wil de kinderen nu niet langer belasten met deze procedure maar rust gunnen.
3.7.1.Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Evenals de rechtbank, is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan deze vereisten en overweegt daartoe het volgende.
3.7.2.Het hof volgt de raad in zijn conclusie dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen (zeker de twee oudste) hebben heftige herinneringen aan hun vader en groeien op met een negatief vaderbeeld. Zowel de vader als de moeder lukt het niet hier verandering in te brengen. Het hof is het met de raad eens dat een ondertoezichtstelling deze ontwikkelingsbedreiging niet zal doen afnemen en misschien zelfs zal doen toenemen. De raad heeft erop gewezen dat gedwongen hulpverlening die ziet op contactherstel met de vader in deze omstandigheden dermate veel onrust zal brengen in het gezin. Met de raad is het hof dan ook van oordeel dat naar verwachting een ondertoezichtstelling van de kinderen nog schadelijker voor hen zal zijn dan het – op dit moment – niet hebben van contact met hun vader. De kinderen hebben al langere tijd hulpverleningstrajecten gevolgd en er lijkt nu in elk geval enige rust te zijn ontstaan waarin zij aan de slag kunnen met hetgeen is gebeurd en met hun eigen dagelijkse besonges. De moeder zorgt ook nu nog voor hulpverlening in een vrijwillig kader. Zo heeft zij recent voor [minderjarige 1] professionele hulpverlening geregeld.