ECLI:NL:GHSHE:2024:1287

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
20-002118-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
  • A. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1981 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren, alsmede een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 3.997,89.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter integraal wordt bevestigd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het telen van hennepplanten en de diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 december 2021 tot en met 17 maart 2022 te Eindhoven opzettelijk 260 hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen door middel van verbreking.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf van 150 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om € 3.997,89 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen bij het bepalen van de straffen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002118-23
Uitspraak : 10 april 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 10 juli 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-208919-22, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1 primair) en ‘medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking’ (feit 2 subsidiair), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (
het hof begrijpt: [benadeelde]) toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 3.997,89, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tot slot is ten behoeve van voormeld slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair tenlastegelegde bestanddeel ‘geteeld’ en het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. Voor wat betreft het overige gedeelte van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 260 hennepplanten, refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.
De raadsman heeft in het verlengde van de bepleite integrale vrijspraak van feit 2 primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman te kennen gegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben ter zake van de vordering van de benadeelde partij.
Het vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 17 maart 2022 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 260, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 17 maart 2022 te Eindhoven met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 260, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 17 maart 2022 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 17 maart 2022 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid stroom onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven daders in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 17 maart 2022 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan die een of meer onbekend gebleven daders, toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die een of meer onbekend gebleven daders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 17 maart 2022 te Eindhoven opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.in de periode van 15 december 2021 tot en met 17 maart 2022 te Eindhoven opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand aan [adres] een hoeveelheid van 260 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.in de periode van 15 december 2021 tot en met 17 maart 2022 te Eindhoven een hoeveelheid stroom die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen hoeveelheid stroom onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2022064401, gesloten d.d. 19 mei 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-76. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij (met bijlagen) d.d. 10 mei 2022, dossierpagina’s 7-11, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(p. 7)
Op 17 maart 2022 stelden wij een onderzoek in op het adres [adres] , vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Op het genoemde adres [adres] , staat de volgende persoon
ingeschreven:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1981
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. Er zijn tijdens het onderzoek geen aanwijzingen gevonden waaruit bleek dat derden betrokken waren bij het telen van de hennep.
Wij deden onderzoek rondom de woning en voelden aan een open raam aan de achterzijde
(p. 8)
een warme luchtstroom. Tevens roken wij een sterke henneplucht. Toen wij door het raam keken, zagen we twee grote borden met transformatoren, een tijdschakelaarbord en grote luchtslangen de kamer binnenkomen. We herkenden de goederen als de goederen die gebruikt werden bij een hennepkwekerij.
Ruimte één was gelegen op de slaapkamer aan de achterzijde van de woning op de eerste verdieping. Deze ruimte was ingericht met een kweektent met een kweekruimte. In totaal stonden er 130 hennepplanten.
Ruimte twee was gelegen op de zolder, dit betrof de tweede verdieping van de woning. Deze ruimte was identiek ingericht als de eerste kweekruimte met een kweektent met een kweekruimte. In totaal stonden er 130 hennepplanten.
(p. 9)
Wij constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en
daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten waren.
De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur van de netbeheerder [benadeelde] in onze aanwezigheid. Hierbij werd geconstateerd dat de elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte, dossierpagina’s 51-52 (met bijlagen, waaronder een aangifteformulier, dossierpagina’s 53-68), d.d. 15 april 2022, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 1] namens [benadeelde] :
(p. 51)
Plaats delict : [adres]
Pleegdatum/tijd : Op donderdag 17 maart 2022
(p. 55)
Op 17 maart 2022 werd een hennepkwekerij aangetroffen in het pand op het adres [adres] .
Uit onze administratie blijkt dat [verdachte] op het moment van binnentreden op 17 maart 2022 contractant was op genoemd perceel. Met contractant wordt bedoeld dat met deze persoon een overeenkomst is afgesloten betreffende de aansluiting en transport van energie naar genoemd pand.
Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting naar de hoofdbeveiliging was gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de elektrische installatie in het betreffende pand en de aangesloten installatie van elektriciteit voorzag. Om deze aftakking te kunnen realiseren, is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [benadeelde]
aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd.
Hiervoor heeft [benadeelde] geen toestemming verleend.
Uit onderzoek bleek dat de hoofdveiligheden in de aansluitkast van [benadeelde] zijn gemanipuleerd. Contractueel hoort er 1 x 35 Amp. in te zitten. Er waren zekeringen met een waarde van 3 x 35 Amp. geplaatst. Door het verzwaren van de hoofdzekeringen, is er meer vermogen beschikbaar dan contractueel is overeengekomen met de contractant. Om deze uitbreiding/verzwaring te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [benadeelde] aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Hiervoor heeft [benadeelde] geen toestemming verleend.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 maart 2022, dossierpagina’s 71-76, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(p. 71)
O: = Opmerking verbalisant
V: = Vraag verbalisant
A: = Antwoord verdachte
(p. 72)
V: Waar staat u ingeschreven?
A: [adres] .
V: Woonden er nog andere personen op [adres] ?
A: Nee, ik woonde er alleen.
V: Wie heeft er allemaal een sleutel van de woning?
A: Alleen ik.
V: Betreft het een koop- of huurwoning?
A: Ik huurde de woning.
V: Wanneer is de huurperiode begonnen?
A: Augustus 2021.
(p. 73)
V: In de woning waar u woont gelegen aan [adres] is op donderdag 17 maart 2022
een hennepkwekerij aangetroffen. Wilt u hier op voorhand al iets over verklaren?
A: Ik heb dat gewoon gedaan.
V: Wie is eigenaar van de hennepkwekerij?
A: Ja, dat ben ik.
V: In welke ruimtes waren de hennepkwekerijen?
A: Op de zolder en de eerste etage.
V: Hoeveel hennepplanten stonden er?
A: Ik denk ongeveer 200, zoiets.
V: Wanneer is begonnen met de opbouw?
A: Dat is ongeveer half december geweest.
V: Hoe lang heeft de bouw van de kwekerij geduurd?
(p. 74)
A: Ongeveer één week.
V: Hoe vaak ben je bij de kwekerij geweest in die periode dat deze er stond?
A: Ik ben daar om de paar dagen wel geweest, ik heb ook in de woning geslapen. Ik vond het mijn verantwoording.
V: Hoe is het oogsten gegaan?
A: Ik heb ze zelf geknipt en opgehangen.
(p. 75)
V: Wist u dat er diefstal van stroom werd gepleegd?
A: Er kwam een man die iets met de stroom ging doen. Die man heeft een kabel gelegd naar de zolder.
V: Wie heeft de verzegeling aan de meterkast verbroken?
A: Die man was de enige die daar aan zat.
4.
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, d.d. 10 juli 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Die mensen kwamen met een busje en ik moest helpen sjouwen met de verhuisdozen. Ik wist dat het voor de hennepplantage was. Ik heb er een week over nagedacht en toen gezegd dat ik het wel één of twee keer wilde doen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen van opzettelijk telen van hennep en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben hiervan. En voorts heeft hij integrale vrijspraak bepleit van de onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde gekwalificeerde stroomdiefstal al dan niet in vereniging dan wel de medeplichtigheid daaraan. Daartoe is in de eerste plaats aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om het telen van hennep samen met een of meer anderen bewezen te verklaren. Dat de verdachte heeft verklaard dat hij heeft meegeholpen met sjouwen, is voor die gevolgtrekking onvoldoende. Daarnaast heeft de verdachte reeds bij de politierechter verklaard dat hij een verkeerd antwoord heeft gegeven bij de politie, inhoudende
‘ik heb ze (hof: de hennepplanten) zelf geknipt en opgehangen’, aangezien hij de Nederlandse taal niet goed beheerst. Immers, als dat was gebeurd, dan had hij het wel zo gezegd, aldus de verdachte bij de politierechter. Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal heeft de raadsman onder verwijzing naar het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 24 juni 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2074, aangevoerd dat het procesdossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stroomdiefstal door middel van verbreking dan wel de medeplichtigheid daaraan.
Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat uit de bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel volgt dat het de verdachte was die zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde telen en bewerken van hennep en de onder feit 2 primair tenlastegelegde stroomdiefstal door middel van verbreking. Van de medeplegenvarianten wordt hij mitsdien vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat zij de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 10 juli 2023, inhoudende dat hij een verkeerd antwoord heeft gegeven op vragen van de politie naar zijn betrokkenheid bij de oogst van de hennep, niet aannemelijk geworden acht. De verklaring is niet alleen door de verdachte doorgelezen, maar ook is door hem verklaard met die verklaring in te stemmen, waarna deze door hem, in het bijzijn van zijn raadsman, is ondertekend. Daar komt nog bij dat de verdachte ook gedurende het gehele verhoor werd bijgestaan door de raadsman die de verdachte ook in eerste aanleg bijstond en thans in hoger beroep. De verdachte heeft destijds bij zijn politieverhoor niet alleen niet te kennen gegeven de vraag ‘
Hoe is het oogsten gegaan?’ niet te begrijpen, maar evenmin heeft hij aan het einde van dat verhoor naar voren gebracht dat zijn antwoord op die vraag – zoals uitgewerkt door de dienstdoende verbalisant – onjuist was weergegeven. Bij gelegenheid van het politieverhoor noch de terechtzitting in eerste aanleg is naar voren gebracht dat de verdachte de Nederlandse taal onvoldoende zou beheersen of machtig zou zijn en bijstand van een tolk behoefde. Niets van dat alles, de verdachte sprak Nederlands en had bijstand van een advocaat. Het hof vermag dan ook niet in te zien hoe zijn antwoord anderszins zou moeten worden geduid dan dat hij de hennepplanten zelf heeft geknipt en opgehangen en gaat derhalve uit van de juistheid van de verklaring die de verdachte op 28 maart 2022 ten overstaan van de politie heeft afgelegd.
Uit het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij volgt dat door de dienstdoende verbalisanten in de door de verdachte gehuurde woning aan [adres] op 17 maart 2022 een kwekerij met daarin 260 hennepplanten werd aangetroffen. Op de foto’s van de kwekerij (dossierpagina’s 20, 58 en 59) neemt het hof met de raadsman waar, zoals besproken ter terechtzitting in hoger beroep, dat deze hennepplanten niet meer in de potten stonden, maar waren opgehangen, overeenkomstig vorenbedoelde verklaring van de verdachte. Hoewel dit niet duidelijk is gerelateerd, kan het niet anders dan dat deze 260 planten na te zijn geoogst, inmiddels hingen te drogen. De verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij de eigenaar was van deze hennepkwekerij, dat hij aanwezig was bij de opbouw daarvan en dat hij de planten zelf heeft geknipt en opgehangen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij als enige een sleutel had van de woning, dat hij in de woning geslapen heeft in de tenlastegelegde periode en dat hij in de kwekerij aanwezig was. Tot slot heeft de verdachte ten overstaan van de politierechter ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij bij de opbouw van de hennepkwekerij hennepgerelateerde spullen heeft gesjouwd. Onder deze omstandigheden kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte de persoon is geweest die in de kwekerij hennep heeft gekweekt en geoogst en de kwekerij daarbij heeft voorzien van de weggenomen stroom.
De hiertegenover gestelde verklaring van de verdachte, inhoudende dat een of meer derden in de door hem gehuurde woning de hennepkwekerij hebben opgebouwd en de hennep hebben geteeld en de elektriciteitsdiefstal door middel van verbreking hebben gepleegd, acht het hof niet aannemelijk geworden. Aan dit oordeel ligt in het bijzonder ten grondslag dat de verklaring van de verdachte op dit punt op geen enkele wijze is onderbouwd en daardoor niet valt te controleren of verifiëren. De verdachte heeft immers geen namen genoemd van de personen die bij de hennepkwekerij betrokken waren en ook blijkt op geen enkele andere wijze uit het procesdossier van betrokkenheid van derden bij de tenlastegelegde feiten. Integendeel, de politie relateerde juist dat er tijdens het politieonderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden waaruit bleek dat derden betrokken waren en uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij alleen een sleutel had en daarmee had hij de exclusieve toegang tot de kwekerij. Ook overigens heeft de verdachte zijn verklaring dat hij schulden had en daarom tot het 1, hooguit 2 keer, kweken van hennep was overgehaald en overgegaan, op geen enkele wijze handen en voeten gegeven, zodat ook die verklaring naar het rijk der fabelen moet worden verwezen.
Uit het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, alsmede de namens [benadeelde] gedane aangifte, volgt voorts dat ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal stroom werd afgenomen. De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur van [benadeelde] die concludeerde dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt naar de hoofdbeveiliging in de hoofdaansluitkast, waarbij het verzegelde deksel van [benadeelde] werd gedemonteerd en/of de hoofdveiligheden werden gemanipuleerd. Ook ten aanzien van deze stroomdiefstal geldt dat de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting geen blijk geven van betrokkenheid van een of meer derden. Zoals hiervoor reeds overwogen was de verdachte ten tijde van het aantreffen van de kwekerij de enige huurder van de woning en had de verdachte de exclusieve toegang tot de hennepkwekerij. Dat hij zelf niet ter zake kundig was en iemand heeft laten komen om deze illegale aansluiting voor hem te doen aanleggen, moge zo zijn, maar dat ontheft de verdachte niet van diens strafrechtelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor de stroomdiefstal en de wijze waarop hij deze kon stelen ten behoeve van zijn kwekerij.
Concluderend is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat een of meer anderen dan de verdachte als (mede)pleger betrokken was of waren bij de aangetroffen hennepkwekerij en – in het verlengde daarvan – bij de stroomdiefstal door middel van verbreking van de door de netbeheerder aangebrachte verzegeling. De verklaring van de verdachte dat niet hij, maar derden hiervoor verantwoordelijk zouden zijn, schuift het hof dan ook als ongeloofwaardig terzijde, nu op basis van de bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat het de verdachte was die in zijn woning hennep teelde en oogstte en daarbij gebruik maakte van de illegaal weggenomen stroom.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust daarmee op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In hetgeen de verdediging overigens heeft aangevoerd, ziet het hof geen reden om anders te oordelen. Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren in alle onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen en bewerken van een hoeveelheid van 260 hennepplanten, alsmede de diefstal van stroom door middel van verbreking van de door [benadeelde] aangebrachte verzegeling. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van illegale handel in hennep en aan het criminele circuit dat zich doorgaans rondom illegale hennepteelt ontvouwt. Bovendien gaat illegale hennepteelt vaak gepaard met ongewenste neveneffecten voor de maatschappij in de vorm van een verhoogd risico op brandgevaar rondom teeltlocaties en schade voor de volksgezondheid bij veelvuldig gebruik van hennep. De verdachte was zich ter dege van deze gevaren bewust, omdat hij verklaarde dat hij dacht aan het brandgevaar. Dat de verdachte daaraan dacht is invoelbaar, gelet op de grote hoeveelheid bekabeling en daarbij behorende schakelkasten die zich volgens de foto’s in het dossier open en bloot in zijn woning bevond. De verdachte heeft zich daaraan evenwel niets gelegen laten liggen en aldus kennelijk slechts gehandeld met het oog op zijn eigen financieel gewin. Het hof rekent de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte, weliswaar niet recentelijk, is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten, doch dat de verdachte wel in 2008 en 2012 is veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven.
Bij het bepalen van de (hoogte van de) op te leggen straffen heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die worden gehanteerd bij de straftoemeting. Als oriëntatiepunt voor een hennepkwekerij van 100-500 hennepplanten geldt een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Dit oriëntatiepunt ziet evenwel niet mede op de diefstal van stroom en gaat uit van een verdachte die voor dit delict first offender is. Gelet op deze laatste twee componenten, die in de onderhavige zaak afwijken van de oriëntatiepunten, is het hof van oordeel dat de aard en ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komen in die oriëntatiepunten. Het hof ziet daarin dan ook aanleiding en ruimte om daarvan af te wijken. Niet is gebleken van enige omstandigheid die het hof noopt tot een ander oordeel.
Het hof legt dan ook een hogere straf op dan de eis van de advocaat-generaal, nu die eis ziet op een andere bewezenverklaring en daarmee onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden van het geval.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, passend en geboden. Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.997,89 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende bedragen:
€ 3.068,49 aan kosten voor illegaal afgenomen elektriciteit;
€ 407,40 aan administratiekosten;
€ 78,00 aan kosten voor de fraude-inspecteur;
€ 210,00 aan monteurskosten;
€ 234,00 aan kosten voor de uitvoerder.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.997,89. De vordering is voldoende onderbouwd en niet betwist, reden waarom het hof het gevorderde bedrag aan schadevergoeding zal toewijzen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 3.997,89. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.997,89 (drieduizend negenhonderdzevenennegentig euro en negenentachtig cent)ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.997,89 (drieduizend negenhonderdzevenennegentig euro en negenentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 49 (negenenveertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.