ECLI:NL:GHSHE:2024:1372

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
39-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis in verband met executie onherroepelijke straf

Op 18 april 2024 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waarin namens de verdachte is verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 69 maanden, waarvan hij nog 26 maanden en 28 dagen moest uitzitten. Het hof overweegt dat het uitzitten van een onherroepelijke straf de voorkeur verdient boven voorlopige hechtenis, aangezien de verdachte in een minder streng regime kan worden geplaatst. Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, de schriftelijke verklaring van de verdachte en het standpunt van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie heeft, na eerdere afwijzing van een vergelijkbaar verzoek, nu ingestemd met de schorsing, omdat er geen zwaarwegende belangen zijn die zich daartegen verzetten. Het hof heeft besloten het verzoek tot schorsing toe te wijzen, met de voorwaarde dat de voorlopige hechtenis herleeft indien de verdachte in aanmerking komt voor verlof of strafonderbreking. De schorsing is met onmiddellijke ingang van kracht en blijft van toepassing tot de tenuitvoerlegging van de straf is afgerond of de verdachte om andere redenen wordt vrijgelaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Parketnummer hof: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft gezien het verzoekschrift d.d. [datum] ingediend namens:
naam
[achternaam verdachte]
voornamen
[voornamen verdachte]
geboren
[geboortedatum en plaats]
wonende te
[postcode en woonplaats]
adres
[adres]
thans verblijvende in
[detentieplaats]
strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gezien het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie ten aanzien van het ingediende schorsingsverzoek.
Het hof heeft gezien een schriftelijke verklaring van verdachte, waarin deze kenbaar maakt dat hij niet op het verzoek wenst te worden gehoord.
Het hof heeft kennisgenomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt onder meer het navolgende.
Verdachte is op [datum] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
69 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Tegen dat vonnis is namens verdachte hoger beroep aangetekend. Verdachte is in een andere strafzaak tegen hem tevens veroordeeld tot een gevangenisstraf welke inmiddels onherroepelijk is. Verdachte dient van die straf nog 26 maanden en 28 dagen uit te zitten.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen ter fine van de executie van de onherroepelijke straf.
Verdachte heeft eerder een dergelijk verzoek ingediend en het hof heeft dat verzoek toen afgewezen omdat het onvoldoende was onderbouwd. Meer in het bijzonder ontbrak een verklaring van AICE, onderdeel van het CJIB, welke instantie namens de minister voor Rechtsbescherming belast is met de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.
Door de raadsman is thans correspondentie met AICE overgelegd waarvan de inhoud voor zover relevant als volgt luidt:
“Het CJIB is op de hoogte van de door het Hof gepubliceerde jurisprudentie.
Het Hof is de instantie die gaat over het wel/niet verlenen van schorsingen al dan niet bepaaldelijk. Het CJIB volgt de beslissing van het Hof indien die dit opleggen.
Het CJIB kan u enkel de openstaande zaken weergeven, in die zin bevestigen of er sprake is van openstaande titels en welke dit zijn. Indien het Hof overgaat tot schorsing tbv het uitzitten van deze zaken zullen we die zaak executeren. Feit is wel dat het CJIB geen garanties kan geven over het al dan niet verlenen van verloven en/of strafonderbrekingen of schorsingen gedurende het uitzitten van deze openstaande zaken. Vrijheden en (eventuele) slachtofferbelangen in de VH zaak kunnen wij niet waarborgen. Immers is het zo dat de grondslag verschuift en de VH zaak niet meer leidend is, ook het regime verschuift van HvB naar PI regime. Kortom is de OH zaak dan de grondslag voor de verzoeken en beslissingen die aan de directeur en selectiefunctionaris van de PI worden gericht. De VH is dan feitelijk ondergeschikt. Het is aan het Hof deze overwegingen te maken en een beslissing te nemen over het schorsingsverzoek.”.
Desgevraagd heeft het Openbaar Ministerie als volgt gereageerd:
“Op 22 februari jl. is door de verdediging eerder een verzoek gedaan ter zake de schorsing van de voorlopige hechtenis. Destijds is afwijzend gereageerd op dit verzoek. Het hof heeft dit verzoek eveneens afgewezen, onder de motivering dat het verzoek onvoldoende was onderbouwd en gemotiveerd. Er was door de verdediging niet duidelijk gemaakt of de straf ook daadwerkelijk ten uitvoer kon worden gelegd en met ingang van wanneer dit het geval zou kunnen zijn. Gelet op het feit dat de verdediging intussen navraag heeft gedaan bij het AICE en de correspondentie hiervan heeft overlegd ziet het Openbaar Ministerie reden om ditmaal wel in te stemmen met het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, om op die wijze verdachte in staat te stellen de thans onherroepelijke strafzaak met parketnummer [nummer] uit te zitten.
Daarbij wordt wel de opmerking geplaatst dat uit de overlegde correspondentie met het CJIB blijkt dat er geen garanties kunnen worden gegeven over het al dan niet verlenen van verloven en/of strafonderbrekingen of schorsingen gedurende het uitzitten van de openstaande zaak. Echter, voor de onderhavige zaak met parketnummer [nummer] is uit de voorhanden zijnde stukken niet gebleken van dusdanig zwaarwegende slachtofferbelangen, dan wel andere maatschappelijke belangen, die aan een schorsing van de voorlopige hechtenis in de weg zouden staan.
Gelet op het bovenstaande ziet het Openbaar Ministerie op dit moment bij de afwegingen van de strafvorderlijke belangen en de persoonlijke belangen van de verdachte wel redenen om tot schorsing over te gaan, met als gevolg dat het Openbaar Ministerie zich niet verzet tegen een schorsing van de voorlopige hechtenis.”.
Het hof zal het verzoek toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
Het uitzitten van een onherroepelijk aan de verdachte opgelegde straf verdient de voorkeur boven het ondergaan van voorlopige hechtenis en kan gezien worden als een alternatief voor de voorlopige hechtenis nu verdachte feitelijk niet op vrije voeten wordt gesteld en hij wordt opgenomen in een regime dat in het algemeen soepeler is dan het regime voor verdachten die zich in voorlopige hechtenis bevinden.
Voorts stelt het hof met de advocaat-generaal vast dat er weliswaar enig risico is verbonden aan de executie van de straf nu bij de beoordeling van de vraag of de veroordeelde voor verlof of strafonderbreking in aanmerking komt, de kans bestaat dat daarbij niet of onvoldoende rekening wordt gehouden met het feit waarvoor de veroordeelde in hechtenis was genomen. Gelet op het feit dat er geen specifieke slachtofferbelangen zijn die speciale bescherming behoeven, is het hof van oordeel dat dit risico niet aan een schorsing in de weg hoeft te staan.
Het hof zal overigens wel bepalen dat de voorlopige hechtenis herleeft op het moment dat verdachte in aanmerking komt voor verlof en/of strafonderbreking dan wel om welke reden dan ook uit de penitentiaire inrichting zou worden vrijgelaten.
Alles overwegend wijst het hof het verzoek toe en schorst de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de tenuitvoerlegging van de straf afloopt dan wel verzoeker in aanmerking komt voor verlof of strafonderbreking of om welke reden dan ook wordt vrijgelaten uit de penitentiaire inrichting.
Verbindt voorts aan de schorsing de algemene voorwaarden.

BESCHIKKENDE

Wijst toe het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Beveelt dat de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden geschorst met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de tenuitvoerlegging van de straf afloopt dan wel verzoeker in aanmerking komt voor verlof of strafonderbreking of om welke reden dan ook wordt vrijgelaten uit de penitentiaire inrichting.
Stelt aan verdachte als voorwaarden der schorsing:
dat verdachte -indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen- zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis, niet zal onttrekken;
dat verdachte -ingeval hij wegens het feit waarvoor voorlopige hechtenis is bevolen- tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis zal onthouden van het plegen van strafbare feiten;
dat verdachte gehoor zal geven aan alle oproepingen van politie en justitie.
Aldus gedaan op 18 april 2024
door mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter, mr. F.C.J.E. Meeuwis en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van I.M. Jansen, griffier.
Fiat betekening en tenuitvoerlegging:
's-Hertogenbosch,
De advocaat-generaal,
Gezien d.d.
De directeur van