ECLI:NL:GHSHE:2024:1638

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
20-001925-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. S.C. van Duijn
  • mr. W.E.C.A. Valkenburg
  • mr. W.F. Koolen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verblijf als vreemdeling met inreisverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1977 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, omdat hij als vreemdeling in Nederland verbleef terwijl hij wist dat er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis. Het hof oordeelde dat de eerste rechter niet voldeed aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, wat leidde tot de vernietiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 april 2023 te Moerdijk verbleef, terwijl hij wist dat er een inreisverbod tegen hem was.

Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen is gelast. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. Het hof heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen toegewezen, gezien de schending van de voorwaarden door de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001925-23
Uitspraak : 19 april 2024
TEGENSPRAAK (Sv 279)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 5 juli 2023, parketnummer 02-094182-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummers 22-002999-21, 10-302555-22, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van ‘Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast heeft de eerste rechter beide voormelde vorderingen tot tenuitvoerlegging toegewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • het ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte te dier zake zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar;
  • beide voormelde vorderingen tot tenuitvoerlegging zal toewijzen.
De verdediging heeft:
  • zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van het hof;
  • met betrekking tot de op te leggen straf bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur niet langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht;
  • met betrekking tot voormelde vorderingen tot tenuitvoerlegging bepleit dat deze zullen worden afgewezen dan wel dat de betreffende proeftijden zullen worden verlengd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de eerste rechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 april 2023 te Moerdijk en/of Breda, althans in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
- dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF
- dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 april 2023 te Moerdijk als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat door het bewezen verklaarde de openbare orde is geschaad.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 april maart 2024, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het onderhavige feit een aantal keren eerder door de strafrechter ter zake van een soortgelijk strafbaar feit als het onderhavige onherroepelijk is veroordeeld;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van het vorenstaande, in het bijzonder voormelde recidive van verdachte, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van onwettig verblijf in Nederland. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf: een
een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van redenen gebleken om in het onderhavige geval van dit uitgangspunt af te wijken.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 22-002999-21
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 december 2022 onder parketnummer 22-002999-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10-302555-22
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 23 november 2022 onder parketnummer 10-302555-22. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 december 2022, parketnummer 22-002999-21, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 58 (achtenvijftig) dagen.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 23 november 2022, parketnummer 10-302555-22, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 57 (zevenenvijftig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 19 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.