ECLI:NL:GHSHE:2024:1689

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
20-002312-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestig dagen, waarvan zes en veertig dagen voorwaardelijk, en had de teruggave gelast van in beslag genomen goederen, waaronder € 250,00 en een roze iPhone. De verdachte had tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2023 in Goes en/of Middelburg opzettelijk ongeveer 40 gram cocaïne heeft vervoerd. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft het hof de in beslag genomen cocaïne onttrokken aan het verkeer en de teruggave van het geldbedrag en de iPhone gelast. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002312-23
Uitspraak : 15 mei 2024
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 10 augustus 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-107665-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig dagen waarvan zesenveertig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de politierechter teruggave aan de verdachte gelast van de onder de verdachte inbeslaggenomen € 250,00 en een roze iPhone. Tot slot heeft de politierechter de inbeslaggenomen 10,7 gram, 8,9 gram en 10,6 gram cocaïne onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bovendien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de inbeslaggenomen cocaïne zal onttrekken aan het verkeer.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij:
op of omstreeks 24 april 2023 te Goes en/of te Middelburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 40 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 24 april 2023 te Goes opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 40 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2000-2023101545, gesloten d.d. 1 mei 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-68. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2023, dossierpagina’s 5-10, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 24 april 2023 bevonden wij ons op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A58 ter hoogte van [locatie 1] . Daar zagen wij een bestuurder van een personenauto rijden.
Op maandag 24 april 2023 om 18:58 uur hielden wij op de [locatie 2] te Goes de man als verdachte staande en vroegen hem om een geldig op zijn naam gesteld rijbewijs. De verdachte overhandigde een op zijn naam gesteld Nederlands rijbewijs.
De verdachte bleek genaamd:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1998
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Wij hielden de verdachte aan. Voorafgaand aan het vervoer werd op grond van artikel 7, lid 4 Politiewet 2012 de kleding van de verdachte afgetast en doorzocht op aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de veiligheid van betrokkene of voor anderen kunnen vormen. Bij voornoemd onderzoek werd ter hoogte van het kruis van de verdachte een onnatuurlijke harde bobbel gevoeld. Hierdoor rees het vermoeden dat de verdachte verdovende middelen in zijn (onder)broek verstopt had zitten.
Ik, [verbalisant 3] , deelde de verdachte mede dat ik een vermoeden had dat hij verdovende middelen in zijn (onder)broek had zitten. Ik vorderde hem op grond van artikel 9 lid 3 Opiumwet de uitlevering van deze verdovende middelen. Wij zagen dat de verdachte vervolgens zelfstandig zijn rechterhand in zijn broek stak en hier vervolgens een plastic zakje met daarin 3 zakjes gevuld met wit poeder aan ons overhandigde waarvan wij direct het vermoeden hadden dat het harddrugs betrof.
Ik, [verbalisant 3] , heb de onder de verdachte in beslag genomen verdovende middelen netto gewogen en indicatief getest. Uit dit onderzoek bleek de inhoud van de 3 plastic zakjes:
Zakje 1: 11,7 gram netto, positief getest op cocaïne
Zakje 2: 9,9 gram netto, positief getest op cocaïne
Zakje 3: 11,6 gram netto, positief getest op cocaïne
Op ons verzoek werd de verdachte overgebracht naar cellencomplex [locatie 3] . Bij insluitingsfouillering in het cellencomplex werden door de arrestantenbewaarders nog 10 ponypacks met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2023, dossierpagina 11, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op maandag 24 april 2023, omstreeks 22.50 uur, was ik samen met collega [verbalisant 5] belast met het overbrengen van verdachte [verdachte] naar [locatie 3] in Middelburg.
Omstreeks 23.20 uur werd ik gebeld door de Officier van Dienst of wij terug wilden rijden richting [locatie 3] . Ik hoorde dat zij zei dat er nog meer verdovende middelen waren aangetroffen tijdens de fouillering van de verdachte. Wij haalden de verdovende middelen op in [locatie 3] . Ik hoorde van de medewerker in [locatie 3] dat hij de verdovende middelen aantrof in de jaszak van de verdachte. Ik zag dat hij mij een fouilleringszak overhandigde en dat hier in totaal tien ponypacks in zaten.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2023, dossierpagina’s 13-15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op 25 april 2023 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan mij ter beschikking werden gesteld door [verbalisant 3] .
Deze partij was in beslag genomen bij de verdachte.
De aangeboden partij bestond uit 7,6 gram netto wit poeder verpakt in 10 ponypacks.
Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de onderstaande sporenlijst is vermeld.
Sporenlijst:
SIN AAPX6516NL
Monster uit 7,6 gram
De genoemde bemonstering is verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2023, dossierpagina’s 18-20, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :
Op 4 mei 2023 werd door ons als forensisch onderzoekers op verzoek van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant een onderzoek verricht in verband met het bezit van harddrugs (Lijst I Opiumwet).
Bij het testen van verdovende middelen wordt gebruikgemaakt van minimaal twee verschillende onderzoekstechnieken, te weten een daarvoor beschikbare indicatieve kleurreactietest met behulp van de testvloeistoffen Marquis en Ruybal en een identificerend onderzoek met behulp van de gaschromatograaf/massaspectrometer (GC/MS) Shimadzu QP2020.
Op 4 mei 2023 onderzochten wij de navolgende monsters met vermoedelijk verdovende
middelen:
Monster 1 - AAPX6516NL
Wij zagen dat het monster bestond uit wit poeder.
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , heb het monster getest met de voornoemde kleurreactietesten.
Daarbij zag ik het volgende resultaat:
Ruybal gaf een blauwe verkleuring wat een indicatie is voor de aanwezigheid van Cocaïne.
Monster 2 - AAPX6509NL
Wij zagen dat het monster bestond uit wit poeder.
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , heb het monster getest met de voornoemde kleurreactietesten.
Daarbij zag ik het volgende resultaat:
Ruybal gaf een blauwe verkleuring wat een indicatie is voor de aanwezigheid van Cocaïne.
Monster 3 - AAPX6515NL
Wij zagen dat het monster bestond uit wit poeder en brokjes.
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , heb het monster getest met de voornoemde kleurreactietesten.
Daarbij zag ik het volgende resultaat:
Ruybal gaf een blauwe verkleuring wat een indicatie is voor de aanwezigheid van Cocaïne.
Monster 4 - AAPX6514NL
Wij zagen dat het monster bestond uit wit poeder en brokjes.
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , heb het monster getest met de voornoemde kleurreactietesten.
Daarbij zag ik het volgende resultaat:
Ruybal gaf een blauwe verkleuring wat een indicatie is voor de aanwezigheid van Cocaïne.
Goederen
Spoor identificatienummer: AAPX6509NL
Aangetroffen in broek ve, totaalpartij 11,7 gram
Spoor identificatienummer: AAPX6515NL
Aangetroffen in broek ve, totaalpartij 9,9 gram
Spoor identificatienummer: AAPX6516NL
Monster uit 7,6 gram sinaapx6516nl
Spoor identificatienummer: AAPX6514NL
Aangetroffen in broek ve, totaalpartij 11,6 gram
5.
Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport NFiDENT van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 mei 2023, zaaknummer 2023.05.08.013 (aanvraag 001), opgemaakt door NFI-deskundige forensische drugsanalyse [deskundige], voor zover inhoudende:

Resultaten en conclusie

De ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFiDENT-proces. De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPX6516NL
poeder, wit, uit 7,6 gram
bevat cocaïne
6.
Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport NFiDENT van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 mei 2023, zaaknummer 2023.05.08.013 (aanvraag 002), opgemaakt door NFI-deskundige forensische drugsanalyse [deskundige], voor zover inhoudende:

Resultaten en conclusie

De ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFiDENT-proces. De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPX6509NL
poeder, wit, uit 11,7 gram
bevat cocaïne
7.
Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport NFiDENT van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 mei 2023, zaaknummer 2023.05.08.013 (aanvraag 003), opgemaakt door NFI-deskundige forensische drugsanalyse [deskundige], voor zover inhoudende:

Resultaten en conclusie

De ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFiDENT-proces. De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPX6515NL
poeder, wit, uit 9,9 gram
bevat cocaïne
8.
Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport NFiDENT van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 mei 2023, zaaknummer 2023.05.08.013 (aanvraag 004), opgemaakt door NFI-deskundige forensische drugsanalyse [deskundige], voor zover inhoudende:

Resultaten en conclusie

De ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFiDENT-proces. De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPX6514NL
poeder, wit, uit 11,6 gram
bevat cocaïne
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ruim veertig gram van een materiaal bevattende cocaïne. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van illegale handel in verdovende middelen, die doorgaans gedreven wordt door criminele organisaties en gepaard kan gaan met andere vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs – en harddrugs in het bijzonder – grote gezondheidsrisico’s voor de gebruikers met zich brengt. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij aan dit alles is voorbijgegaan en heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard door met drie zakjes bevattende cocaïne en een tiental ponypacks met cocaïne op pad te gaan, zonder daarvoor enige verantwoordelijkheid te nemen. Hij heeft hierover immers niets willen verklaren ten overstaan van de politie en is evenmin ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verschenen om zich te verantwoorden.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 maart 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder, zowel in 2022 als in 2019, is veroordeeld ter zake van strafbare feiten in de zin van de Opiumwet. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een soortgelijk strafbaar feit, hetgeen het hof in strafverzwarende zin meeweegt.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De raadsman van de verdachte heeft in dit verband naar voren gebracht dat de verdachte thans werkzaam is bij het [bedrijf] , dat hij de zorg draagt voor zijn moeder die boven hem woont en dat hij een relatie heeft. De verdachte zou zijn leven een andere wending hebben gegeven en al een jaar niet meer met justitie in aanraking zijn geweest. De raadsman heeft zich derhalve op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, maar dat – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – een gevangenisstraf voor de duur van zestig dagen waarvan negenvijftig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, in combinatie met een taakstraf voor de duur van tachtig uren, een passende straf is.
Anders dan de verdediging, maar met de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de raadsman voorgestelde straf, nu daarin onvoldoende tot uitdrukking komt de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. De door de raadsman naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte leiden niet tot een ander oordeel.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan een maand voorwaardelijk passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
In het dossier bevindt zich een lijst van onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen d.d. 23 maart 2023, inhoudende:
  • een roze Apple iPhone (G2585548);
  • 10,7 gram cocaïne (G2585526);
  • 8,9 gram cocaïne (G2585532);
  • 10,6 gram cocaïne (G2585540);
  • een geldbedrag ter hoogte van € 250,00 (G2585556).
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven 10,7 gram, 8,9 gram en 10,6 gram cocaïne, met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 250,00 zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten als de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, nu naar het oordeel van het hof noch op basis van het procesdossier, noch op basis van het verhandelde ter terechtzitting, is gebleken van de in artikel 33a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht genoemde grond(en) om (een deel van) dat geldbedrag verbeurd te verklaren en het belang van strafvordering zich thans dan ook niet meer tegen teruggave aan de verdachte verzet. Ook ten aanzien van de inbeslaggenomen iPhone zal het hof teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 10,7 gram cocaïne (G2585526), 8,9 gram cocaïne (G2585532) en 10,6 gram cocaïne (G2585540);
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag ter hoogte van € 250,00 (G2585556) en een roze Apple iPhone (G2585548).
Aldus gewezen door:
mr. M. van der Horst, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. A. Burgmeijer, griffier,
en op 15 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. De Vries-Leemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.