ECLI:NL:GHSHE:2024:1796

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
20-002459-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van goederen en inbraak met betrekking tot verdovende middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van goederen, wederrechtelijk binnendringen in een woning, wederspannigheid en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijke straf. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, waarvan er enkele zijn toegewezen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis bevestigt, met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof en gepleit voor een lagere schadevergoeding voor de benadeelde partijen. Het hof heeft de bewezenverklaring van een feit verbeterd en de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld. Uiteindelijk heeft het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, met veroordeling in de kosten. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002459-23
Uitspraak : 28 mei 2024
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 september 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 02-143048-23, 02-125840-23 en
02-126997-23, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-196309-22, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen’ (parketnummer 02-143048-23), ‘in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen’ (parketnummer 02-126997-23), ‘wederspannigheid’ en ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (respectievelijk feit 1 en 2 parketnummer 02-125840-23) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke straf, opgelegd door de rechtbank Zeeland-West-Brabant onder parketnummer 02-196309-22, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 29 dagen. Daarnaast heeft de politierechter de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn elk toegewezen tot een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte door diens raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de beslissing op het beslag en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof deze vorderingen zal toewijzen tot een bedrag van € 250,00 elk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partijen daarin voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen medicijnen worden teruggegeven aan de verdachte en dat de 4 gram amfetamine en de 5 gram verdovende middelen worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de respectieve feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof. Namens de verdachte is een straftoemetingsverweer gevoerd. Voorts is bepleit dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , in het geval van een bewezenverklaring, elk toegewezen kunnen worden tot een bedrag van € 250,00. Ten aanzien van het beslag is door de raadsvrouw van de verdachte bepleit dat de amfetamine en verdovende middelen dienen te worden onttrokken van het verkeer en de medicijnen terug dienen te worden gegeven aan de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen en de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, en met aanvulling van de strafmotivering en de beslissing over het beslag. Voorts zal het hof de bewezenverklaring van feit 2 onder parketnummer 02-125840-23 verbeterd lezen.
Verbetering van de bewezenverklaring
De politierechter heeft feit 2 in de zaak onder parketnummer 02-125840-23 (opgenomen als feit 4 in het vonnis) als volgt bewezenverklaard:
dat verdachte op 19 mei 2023 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad 4 gram amfetamine als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof zal de bewezenverklaring, gelet op de daarin vervatte kennelijke omissie, verbeterd lezen als:
dat verdachte op 19 mei 2023 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad 4 gram amfetamine,
zijnde amfetamine een middelals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. De kwalificatie van het feit is hierdoor niet gewijzigd.
Aanvullende motivering van de straf
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof, gezien de psychische toestand waarin de verdachte destijds verkeerde, toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en dat aan de verdachte aldus geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Anders dan de verdediging, ziet het hof in de ernst van de feiten, de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, dan wel de omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan, geen aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven amfetamine met behulp waarvan het in de zaak met parketnummer 02-125840-23 onder feit 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven verdovende middelen dienen eveneens te worden onttrokken aan het verkeer, nu het hier gaat om aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang en deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht zijn aangetroffen en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Teruggave
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven medicijnen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.724,00 aan materiële schade. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in deze vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat ook in hoger beroep niet is gebleken dat de heer [betrokkene] gemachtigd is om namens [benadeelde 3] een vordering tot schadevergoeding in te dienen. De benadeelde partij is daarom niet-ontvankelijk in haar vordering.
De benadeelde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben in eerste aanleg allebei een vordering tot schadevergoeding ingesteld, elk strekkende tot een bedrag van
€ 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze twee vorderingen zijn bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen en duren derhalve in hoger beroep van rechtswege voort. Bovendien hebben de benadeelde partijen de vorderingen in hoger beroep gehandhaafd.
Het hof stelt voorop dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Indien, zoals in het onderhavige geval, het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is indien voornoemde aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen.
Bewezen is verklaard dat de verdachte op 21 mei 2023 in de woning van de benadeelde partijen wederrechtelijk is binnengedrongen, dat de benadeelden op dat moment thuis waren en met de verdachte werden geconfronteerd en dat de verdachte de woning niet wilde verlaten. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft aangedragen dat zij zich sedertdien angstig voelt, met slaapproblemen te kampen heeft en zij zich meer zorgen maakt over het welzijn van haar zoon [benadeelde 2] . Ook hij voelt zich angstig en heeft met slaapproblemen te kampen. Voorts is aangevoerd dat de behandelingen die hij reeds volgde bij een pedagogisch gezinsbehandelaar zich, door het bewezenverklaarde, zijn gaan richten op de gevolgen die het voor hem tot gevolg heeft gehad.
Hoewel het hof het voorstelbaar acht dat huisvredebreuk en daarmee een inbreuk op het recht op eerbiediging van de privésfeer, voor de bewoners van die woning ingrijpende gevolgen heeft, zoals hiervoor weergegeven, is het hof van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending in het onderhavige geval niet van dien aard zijn dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot beide benadeelde partijen kan worden aangenomen.
De benadeelde partijen zijn derhalve niet-ontvankelijk in de vorderingen.
De benadeelde partijen zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36c, 36d, 57, 63, 138, 180 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de (ontbrekende) beslissing op het beslag en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen en de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen en doet in zoverre opnieuw recht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 4 GR Amfetamine (omschrijving: G2593895, 0,5 gr pasta, 0,5 hard poeder, 3 gr in wikkels, droge pasta);
- 5 GR Verdovende Middelen (omschrijving: G2593896, Ketamine).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 2 STK Medicijn (omschrijving G2593898).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. E.A.A.M. Pfeil, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.A.M.H. Hermans, griffier,
en op 28 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Riemens en mr. Pfeil zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.