ECLI:NL:GHSHE:2024:1825

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
200.339.695_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor zomervakantie naar Indonesië en aanvragen paspoorten voor minderjarige kinderen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een verzoek van de vader om vervangende toestemming te verkrijgen voor een vakantie met zijn vier kinderen naar Indonesië in de zomervakantie van 2024. De vader heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 januari 2024 aangevochten, waarin zijn verzoek om toestemming voor de reis en het aanvragen van paspoorten voor de kinderen was afgewezen. De moeder, die de kinderen verzorgt, heeft bezwaar gemaakt tegen de reis, stellende dat deze niet in het belang van de kinderen is en dat er reeds veel spanningen zijn tussen de ouders die de kinderen belasten. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2024 zijn zowel de vader als de moeder gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een loyaliteitsconflict bij de kinderen en dat de reis naar Indonesië, gezien de huidige situatie, te beladen is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor de paspoorten afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 30 mei 2024
Zaaknummer : 200.339.695/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/416325 / FA RK 23-5519
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N. Groen,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. M. Koppelmans-de Goeij.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011, hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2014, hierna te noemen: [minderjarige 3] ;
  • [minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2015, hierna te noemen: [minderjarige 4] .
hierna samen te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 maart 2024, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de vader alsnog toe te wijzen met dien verstande dat de vader verzoekt om toestemming voor een vakantie met de kinderen naar Indonesië in de periode van zaterdag 6 juli tot en met 27 juli 2024 te verlenen dan wel subsidiair aan hem vervangende toestemming te verlenen voor deze vakantie naar Indonesië met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en de (voorwaardelijke) verzoeken van de moeder alsnog af te wijzen en hem vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van paspoorten voor alle vier de kinderen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 april 2024, heeft de moeder verzocht het appelschrift van de vader niet-ontvankelijk te verklaren dan wel ongegrond te verklaren onder veroordeling van de vader in de kosten van onderhavige procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Groen en haar kantoorgenoot mr. Ouwehand;
-de moeder, bijgestaan door mr. Koppelmans- de Goeij;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] heeft hier gebruik van gemaakt en de voorzitter heeft op 6 mei 2024 buiten aanwezigheid van partijen met hem gesproken. [minderjarige 2] heeft hier gebruik van gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 18 april 2024. [minderjarige 4] heeft uit eigen beweging een brief geschreven aan het hof waarin hij zijn mening kenbaar maakt en deze meegegeven aan [minderjarige 1] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van het gesprek met [minderjarige 1] en de brieven van [minderjarige 2] en [minderjarige 4] zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 11 januari 2024, ingekomen op 9 april 2024;
- het V6-formulier met bijlagen d.d. 12 april 2024 van de zijde van de vader;
- het V6-formulier met bijlagen d.d. 3 mei 2024 van de zijde van de vader.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 28 januari 2019 is tussen partijen de echtscheiding uitsproken. Deze beschikking is op 8 februari 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Uit het huwelijk van partijen zijn de kinderen geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.
3.3.
De kinderen verblijven bij de moeder. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 januari 2023 heeft de rechtbank de door partijen overeengekomen verdeling van zorg- en opvoedingstaken vastgelegd, inhoudende een verblijf van de kinderen bij de vader van één weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondagavond, in de andere week op vrijdagmiddag, alsmede een regeling voor de vakanties en feestdagen.
Ten aanzien van de zomervakantie zijn de ouders overeengekomen dat de kinderen de eerste drie weken bij de vader zijn en de laatste drie weken bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vader afgewezen. Deze verzoeken hielden – kort gezegd – in vervangende toestemming voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen, vervangende toestemming om met de kinderen in de zomervakantie 2024 naar Indonesië te reizen, veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure en verplichting van de moeder tot afgifte van de paspoorten van de kinderen.
4.2.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De rechtbank had het advies van de raad moeten volgen en de vervangende toestemming moeten verlenen. De vader wil in de zomervakantie van 2024 een reis naar Indonesië maken met de vier kinderen. Zijn ouders zullen meegaan en ook [vriendin], een 18-jarige zeer goede vriendin.
Het klopt dat de vader op advies van de destijds betrokken hulpverlener ervoor heeft gekozen om de vakantie in 2022 niet door te zetten, maar dat was niet enkel omdat de vakantie voor spanningen zorgde bij de kinderen. Er waren op dat moment meer omstandigheden waardoor de kinderen spanningen hadden. Deze waren gelegen in de gebrekkige communicatie tussen partijen. De ouders hebben hiervoor hulpverlening gehad en deze met goed gevolg afgesloten. De kinderen ervaren geen spanningen vanwege de reis, maar van het loyaliteitsconflict waarin zij zijn beland. Dit loyaliteitsconflict kan worden opgelost door de moeder door toestemming te geven voor de reis.
De vader heeft de vakantie niet als een voldongen feit aan de kinderen gepresenteerd en de vader en de grootouders hebben ook geen druk uitgeoefend op de kinderen. De spanningen komen door de opstelling van de moeder en de zorgen die zij uit. De moeder moet leren deze zorgen los te laten. De vader doet zijn best deze zorgen weg te nemen, maar de goede bedoelingen van de vader hebben geen enkele invloed op de zorgen van de moeder. Een gesprek met de moeder had geen verschil gemaakt.
De reis is heel goed voorbereid. Natuurlijk kunnen zich onvoorziene omstandigheden voordoen, maar het is van belang dat de kinderen leren hoe ze hiermee om kunnen gaan. Daarbij maakt het niet uit dat er sprake is van kindeigen problematiek. De vader zal voldoende rust en regelmaat inplannen en ook de dieetwensen van de kinderen zijn hem bekend. Overigens maakt het hiervoor niet uit of de vader in Nederland of Indonesië met de kinderen op vakantie gaat.
De rechtbank is eraan voorbijgegaan dat partijen een co-ouderschapsregeling hebben, waarin de kinderen in de even weekenden naar de vader gaan en dat dat goed gaat. Ook gaan de kinderen al enkele jaren met veel plezier met de vader op vakantie. Niet valt in te zien waarom dit nu anders is. [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben aan de vader aangegeven mee op vakantie te willen. Het klopt dat [minderjarige 4] zegt niet te willen gaan. De vader verzoekt subsidiair om vervangende toestemming te verlenen om met de drie oudste kinderen naar Indonesië te gaan. De vader wil [minderjarige 4] niet dwingen om mee te gaan als hij niet wil, maar de vader is er van overtuigd dat hij ook mee zou willen als hij emotionele toestemming krijgt van de moeder.
Als de vervangende toestemming wordt verleend voor de vakantie, hebben de kinderen paspoorten nodig. De vader vreest dat de moeder niet (tijdig) hieraan haar medewerking zal verlenen.
De moeder heeft een proceskostenveroordeling verzocht. De vader is geenszins nodeloos aan het procederen en het staat hem vrij om de beslissing van de rechtbank in hoger beroep voor te leggen, zodat de proceskosten moeten worden gecompenseerd.
5.2.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De reis is niet in het belang van de kinderen. Gelet op alles wat er tussen partijen en over de kinderen heeft gespeeld en nog speelt, is de reis nu te beladen. De kinderen hebben hier last van.
De vader heeft nog voordat er toestemming van de moeder was tickets geboekt, kosten gemaakt en de kinderen hiervan op de hoogte gebracht. De vader, de grootouders (vz) en [vriendin] hebben daarbij aan de kinderen laten weten dat de reis al veel geld heeft gekost en dat dit verloren gaat als de reis niet door gaat. De vader had in het belang van de kinderen het onderwerp voorlopig moeten laten rusten, zeker na de beschikking van de rechtbank. Na de uitspraak van de rechtbank zijn de vader en zijn netwerk echter doorgegaan met het belasten van de kinderen met de situatie, het benoemen dat het veel geld kost en dat de moeder de reis belemmert. De spanningsklachten van de kinderen zijn gebleven.
Er is sprake van een enorm belast verleden, de ouders hebben een totaal verschillende kijk op de opvoeding en zij hebben samen, maar ook met de kinderen, diverse begeleidingstrajecten gehad om hier mee om te gaan en met elkaar een goede modus te vinden. Er liep reeds een hulpverleningstraject met een gezinsondersteuner en gezinsmanager vanwege de kindeigen problematiek en de grote opvoedingsdiscussies. De kwestie over Indonesië is al in 2022 aan bod gekomen. Medio 2023 heeft een kindbehartiger op initiatief van de moeder gezien de oplopende spanningen over de reis een gesprek met de ouders gehad, maar zij kon in de kwestie niks betekenen. De moeder heeft naast de spanningen nog meer zaken naar voren gebracht, zoals het fysiek en mentaal welbevinden van de kinderen, het ritme, het eten: zaken die tussen de ouders ook in de normale zorgverdeling al veelvuldig spelen en waarvoor al veel hulp is ingezet zonder resultaat. Het advies van de raad in eerste aanleg was niet in het belang van de kinderen. De onderliggende problematiek van de ouders en wat de vakantie bij de kinderen teweeg zou brengen is hierin onvoldoende meegenomen.
Alleen met de drie oudste op vakantie gaan doet geen recht aan de situatie en het belang van de kinderen. Bovendien heeft [minderjarige 3] ook duidelijk aangegeven niet te willen gaan, dat blijkt ook uit de verklaring van de BSO, en het is maar de vraag hoe het echt is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De kinderen hebben pas kort een band met de grootouders (vz). Tijdens het huwelijk was er geen contact met de ouders van de vader en de relatie tussen de grootouders (vz) en de moeder is nog steeds gespannen; zo negeren de grootouders (vz) de moeder als zij elkaar tegenkomen, ook in het bijzijn van de kinderen. De vader blijft daarnaast onduidelijk over de situatie tussen hem en [vriendin], terwijl er ondanks de ontkenning van de vader sprake is een liefdesrelatie tussen hem en de 18-jarige. Hierbij vindt de moeder het zorgelijk dat [vriendin] zich tegen de kinderen negatief uitlaat over de moeder.
De moeder zal indien toestemming wordt verleend meewerken aan het verkrijgen van de paspoorten. Nu de vader de moeder tot tweemaal toe op kosten jaagt en de vader in strijd met het advies van de kindbehartiger, de rechtbank en de raad het hoger beroep doorzet, wil de moeder dat de vader veroordeeld wordt in de kosten van het geding.
5.3.
De raad adviseert – samengevat – het volgende. De geplande reis naar Indonesië voldoet qua verdeling van weken in de vakanties aan de afspraken die de ouders hebben gemaakt. In eerste aanleg heeft de raad geadviseerd om het verzoek van de vader toe te wijzen.
Feit is dat er bij de kinderen sprake is van een loyaliteitsconflict. Dat is niet in geschil. De ouders wijzen naar elkaar voor de oorzaak van dat conflict. Daar kan de raad geen antwoord op geven. Ook kan de raad niet beoordelen wat de intrinsieke wens is van deze kinderen over deze vakantie. De raad vraagt zich af of de moeder wel toestemming zou geven voor een even lange vakantie en met hetzelfde gezelschap naar bijvoorbeeld Spanje. Een gegeven is ook dat de vakantie naar Indonesië inmiddels een zo beladen onderwerp is geworden dat de raad zich afvraagt of de vakantie nog wel een succes kan worden en of het nog gaat lukken om alle spanningen rondom los te laten. De kinderen weten precies wat de standpunten van beide ouders zijn. Wat de uitkomst dan ook wordt, het wordt een hele ingewikkelde situatie. De raad kan geen eenduidig advies geven in deze kwestie. De spanningen kunnen in ieder geval niet meer losgekoppeld worden van de vakantie. De raad heeft veel zorgen over de spanningen die de kinderen ervaren en het loyaliteitsconflict waarin zij zich bevinden. Bovendien zou het gezelschap tijdens de vakantie moeten bijdragen aan een onbelast contact met beide ouders. Ook daarin lijken spanningen te zijn ontstaan. De vader heeft aangegeven dat hij [vriendin] zo nu en dan moet bijsturen met betrekking tot het communiceren over de moeder. Ook daarover heeft de raad zorgen.
5.4.
Het hof overweegt het volgende.
5.4.1.
Omdat de ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag over de kinderen, heeft de vader de toestemming van de moeder nodig om met de kinderen deze reis te kunnen maken. Moeder steunt de reis niet en geeft geen toestemming. Volgens het bepaalde in art. 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen daarover aan de rechter worden voorgelegd, zo ook dit verzoek om vervangende toestemming. Het hof neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
Vervangende toestemming zomervakantie naar Indonesië
5.4.2.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof met de rechtbank van oordeel dat het verlenen van vervangende toestemming aan de vader om in de zomervakantie van 2024 met de kinderen op vakantie te gaan naar Indonesië in de gegeven omstandigheden niet in het belang van de kinderen is.
5.4.3.
Het is te volgen dat de vader deze reis graag wil maken, en dat hij dat graag met zijn ouders wil doen. Zijn vader komt uit Indonesië, er liggen dus ook “roots” van de kinderen en het is niet zeker dat zijn ouders de reis over een aantal jaren nog kunnen maken. Dit zou inderdaad een heel mooie reis kunnen zijn. De vader lijkt te redeneren dat de moeder daarom dus maar haar toestemming moet geven. Daarmee gaat hij echter voorbij aan de redenen dat de moeder de reis niet kan steunen; hij miskent de voortdurende problemen tussen de ouders en de last die de kinderen daar van hebben.
5.4.4.
Partijen zijn in 2019 gescheiden. Onder begeleiding van een contextueel hulpverlener hebben zij destijds afspraken gemaakt over de zorgverdeling, waarbij er met een opbouwregeling is gewerkt naar een verblijf van de vier kinderen tegelijk bij de vader één weekend in de veertien dagen, een dag door de week en in vakanties. In 2021 heeft een procedure plaatsgevonden over wijziging/uitbreiding van de zorgregeling. In het kader van die procedure zijn partijen doorverwezen naar een hulpverleningstraject. De afspraken die partijen in dat traject gemaakt hebben over de zorgregeling zijn in een beschikking van 30 januari 2023 vastgelegd.
In het najaar van 2022 is de vakantie naar Indonesië al ter sprake gekomen. De reis is toen verder niet gepland, mede op aanraden van de hulpverlening, omdat er veel spanningen waren in de gezinssituatie. Voldoende gebleken is dat deze spanningen niet alleen te maken hadden met de vakantie. Anders dan de vader lijkt te stellen is echter ook gebleken dat met het afsluiten van de hulpverlening, niet alle spanningen voor de kinderen zijn verdwenen. De stukken maken duidelijk dat de ouders een verschillende kijk hebben op de opvoeding van de kinderen en dat ondanks hulpverlening de feitelijke invulling van de zorg en het overleg hierover tussen de ouders nog steeds niet soepel en vanuit vertrouwen verloopt. Tussen partijen is niet in geschil dat de kinderen hier veel last van hebben en dat zij in een loyaliteitsconflict zitten. [minderjarige 3] en [minderjarige 4] hebben hier dusdanig veel last van (gehad) dat zij als gevolg hiervan thuis hebben moeten blijven van school. De oorzaak van het loyaliteitsconflict zoeken de ouders bij de ander. Bij alle kinderen is een vorm van hulpverlening betrokken of zij ervaren fysieke problemen (zoals buikklachten). Nog los van de vraag of een deel van de klachten van de kinderen te maken heeft met de spanningen in de thuissituatie, maken de stukken duidelijk dat de ouders niet op één lijn zitten als het gaat om het omgaan met de klachten. De verschillende verklaringen van de kinderen over hun wens ten aanzien van de reis ziet het hof in het licht van dit loyaliteitsconflict.
5.4.5.
In september 2023 kwamen de grootouders (vz) opnieuw met het plan om naar Indonesië te gaan. De vader heeft dit met de kinderen besproken en vervolgens zijn de vluchten geboekt en betaald en is de reis verder voorbereid, en dit is met de kinderen gedeeld. Pas daarna heeft de vader het verzoek tot vervangende toestemming van de moeder ingediend.
De vakantie heeft door de handelswijze van de vader van meet af aan voor extra spanningen gezorgd bij de kinderen en tussen de ouders. Het had, zeker omdat in 2022 over de reis gesproken is en daarvan vanwege spanningen is afgezien, op de weg van de vader gelegen de vakantieplannen eerst te bespreken met de moeder.
5.4.6.
Het hof is daarbij met de raad van oordeel dat het gezelschap dat meegaat op vakantie moet bijdragen aan een onbelast contact met beide ouders. Naar voren is gekomen dat de rol van de 18-jarige [vriendin] binnen de gezinssituatie onduidelijk is en dat [vriendin] zich (in bijzijn van de kinderen) negatief over de moeder uitlaat. Dit is heel belastend voor de kinderen.
5.4.7.
Al het voorgaande maakt dat de vakantie naar Indonesië in de gegeven omstandigheden aanstaande zomer te beladen is voor de kinderen en daarmee niet in hun belang. Het hof zal de beschikking van de rechtbank dan ook bekrachtigen. Het subsidiaire verzoek van de vader om vervangende toestemming te verlenen om met de oudste drie kinderen op vakantie te gaan, maakt de hierboven beschreven situatie niet anders. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
5.4.8.
Dit betekent niet dat de vader nooit een reis naar Indonesië kan maken met de kinderen. Het is aan de ouders om voortaan bij een wens van een van hen om op vakantie te gaan samen rond te tafel te gaan, waar nodig in het bijzijn van beider advocaten of andere hulpverlening en de wensen en zorgen over en weer bespreekbaar te maken. De moeder heeft laten weten dat zij toestemming voor een reis zal geven wanneer zij ziet dat de kinderen daaromtrent geen spanningen ervaren. Het hof merkt hierbij op dat niet de wens van de kinderen doorslaggevend of bepalend is bij het verlenen van (vervangende) toestemming voor een vakantie.
Vervangende toestemming paspoorten
5.4.9.
Omdat het hof aan de vader geen vervangende toestemming zal verlenen om met de kinderen op vakantie naar Indonesië te gaan, en niet is gebleken dat de vader voor een andere vakantiebestemming paspoorten voor de kinderen nodig heeft, zal het hof het verzoek van de vader tot het verlenen van vervangende toestemming voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen eveneens afwijzen. De vader heeft geen belang meer bij dit verzoek.
Proceskosten
5.4.10.
De moeder heeft verzocht de vader te veroordelen in de kosten van de procedure. Het hof is gelet op de aard van de zaak, een gezagsbeslissing waarbij partijen als gezagsouders samen niet tot een beslissing kunnen komen, van oordeel dat ieder de eigen proceskosten dient te dragen. Het hof zal het verzoek van de moeder afwijzen en de proceskosten compenseren.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 januari 2024;
compenseert de proceskosten in beide instanties, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.M.J. Peters en M.E.M. Beijersbergen en is op 30 mei 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.