ECLI:NL:GHSHE:2024:1826

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
200.339.117_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging verlenging ondertoezichtstelling en wijziging zorgregeling

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de verlenging van de ondertoezichtstelling van een 10-jarige minderjarige, geboren in België, en de wijziging van de contactregeling tussen de minderjarige en zijn moeder. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, die de ondertoezichtstelling en de contactregeling heeft verlengd en gewijzigd. De GI, de William Schrikker Stichting, verzet zich tegen het hoger beroep van de moeder en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.

De mondelinge behandeling vond plaats op 7 mei 2024, waarbij de moeder en haar advocaat, evenals de GI, vertegenwoordigd door een medewerker, aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming en de pleegouders waren afwezig. De moeder voert aan dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig is, omdat zij de benodigde hulp accepteert en dat de GI onvoldoende uitvoering geeft aan de ondertoezichtstelling. De GI daarentegen stelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de veilige ontwikkeling van de minderjarige, die in een loyaliteitsconflict zit tussen zijn moeder en pleegouders.

Het hof overweegt dat de wettelijke vereisten voor de verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan, gezien de aanhoudende zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de problematiek van de moeder. De contactregeling is ook gewijzigd, waarbij het hof oordeelt dat de huidige regeling in het belang van de minderjarige is. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 30 mei 2024
Zaaknummer : 200.339.117/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/415660 / JE RK 23-1950
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Erkens,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , België.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
-
[de pleegouders](hierna te noemen: de pleegouders),
wonende op een bij het hof bekend adres.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de 10-jarige [minderjarige] en de contactregeling tussen [minderjarige] en de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 20 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 19 maart 2024, met producties, ingekomen ter griffie op diezelfde datum, en nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de vaststelling van de contactregeling en, opnieuw rechtdoende, de betreffende verzoeken van de GI af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift van 17 april 2024 met producties, ingekomen ter griffie op 19 april 2024, heeft de GI verzocht de moeder in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 december 2023;
- de brief van de pleegouders van 4 april 2024;
- de brief van de raad van 4 april 2024;
- het V6-formulier met productie van de advocaat van de moeder van 2 mei 2024;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde spreekaantekeningen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
2.4.1.
De raad en de pleegouders zijn, met bericht van verhindering, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de moeder is [minderjarige] geboren. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
3.2.
[minderjarige] staat sinds 10 juli 2020 (aanvankelijk voorlopig) onder toezicht van de GI.
3.3.
[minderjarige] is sinds 10 juli 2020 uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg, behoudens de periode van 6 augustus 2020 tot 10 september 2020. De machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg is daarna onafgebroken verlengd tot 5 januari 2025. [minderjarige] verblijft sinds de zomer van 2020 bij de pleegouders.
3.4.
Bij beschikking van 9 maart 2022 is de bij beschikking van 3 december 2020 vastgestelde contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] gewijzigd in die zin dat [minderjarige] en de moeder gerechtigd zijn tot het één keer per twee weken op zaterdag voor de duur van drie uur hebben van contact met elkaar.
3.5.
Bij de bestreden beschikking zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 5 januari 2025. Die beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Daarnaast is de beschikking van 9 maart 2022 gewijzigd en heeft de rechtbank bepaald dat [minderjarige] en de moeder gerechtigd zijn tot het één keer per twee weken voor de duur van minimaal twee uur hebben van contact met elkaar, waarbij het ene bezoek plaatsvindt bij de moeder thuis en de pleegouders zorgdragen voor het vervoer en de andere keer het bezoek plaatsvindt bij de pleegouders thuis waarbij de moeder zelfstandig reist naar het pleeggezin. De dag van het contact bij de moeder thuis vindt in beginsel plaats op maandag onder begeleiding van [instantie 2] . Het andere bezoek vindt plaats bij de pleegouders thuis onder hun begeleiding.
3.6.
De moeder kan zich niet verenigen met de beslissingen ten aanzien van de ondertoezichtstelling en de wijziging van de zorgregeling.
Ondertoezichtstelling
3.7.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, – samengevat – het volgende aan. Er is niet voldaan aan het wettelijk criterium van de ondertoezichtstelling. De moeder accepteert de hulp die nodig is voor [minderjarige] om de ernstige ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Dat doet zij langdurig, consequent en in woord, houding, opstelling en uitstraling. Die noodzakelijke hulp behelst de plaatsing bij de pleegouders en de moeder accepteert deze plaatsing. De stelling dat het gedwongen kader nodig is omdat het systeem onder druk zou staan en er onrust zou heersen vanwege de verslechterde verhouding tussen de moeder en de pleegouders is onvoldoende rechtvaardiging voor een maatregel als deze. Bovendien werkt de ondertoezichtstelling contraproductief. Door de rechtszaken in verband met de verlenging ontstaan er steeds opnieuw spanningen. Daarnaast geeft de GI geen tot onvoldoende uitvoering aan de ondertoezichtstelling, in het bijzonder niet op het gebied van (onderzoek naar) de overdracht naar het vrijwillige kader en verbetering van de verstandhouding tussen de moeder en de pleegouders.
3.8.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, – samengevat – het volgende aan. De voortzetting van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige] is noodzakelijk en in het belang van zijn opvoeding en verzorging door zo een veilige ontwikkeling te waarborgen. Er zijn nog altijd zorgen over de samenwerking tussen de moeder en de pleegouders. [minderjarige] zit klem tussen zijn moeder en zijn pleegouders en zit in een loyaliteitsconflict. [pleegzorg] pleegzorg is al langere tijd betrokken en geeft aan dat de moeder niet in staat is om vorm te geven aan haar gezag. Zij heeft veel begeleiding en sturing nodig van anderen om praktische zaken te kunnen regelen. Het lukt haar niet om zonder intensieve ondersteuning van de pleegouders en/of pleegzorg het contact met [minderjarige] vorm te geven. Ook komt zij met enige regelmaat afspraken niet na. Daarnaast is het pas recent gelukt om informatie over het psychisch beeld van de moeder te verzamelen. Op korte termijn wordt deze informatie met een gedragswetenschapper besproken, waarna verdere stappen zullen worden gezet. Verder loopt de hulpverlening van [minderjarige] vertraging op omdat de moeder niet naar het intakegesprek is gekomen. Na de bestreden beschikking is gepoogd een overleg met alle partijen te plannen om de samenwerking bespreekbaar te maken en om afspraken te maken. Die poging heeft echter niet tot een gezamenlijk gesprek geleid. Het evaluatiegesprek heeft daarom individueel plaatsgevonden. Er is een aanmelding gedaan bij [instantie 1] om te bemiddelen tussen de moeder en de pleegouders; de intake hiervan zal plaatsvinden op 4 juni 2024.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.9.2.
Het hof is evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en afweging overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor de verlenging van de ondertoezichtstelling en overweegt daartoe het volgende. Uit de overgelegde stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij is een jongen van 10 jaar oud die in zijn jonge leven veel heeft meegemaakt. [minderjarige] staat sinds 2020 onder toezicht van de GI. In de opvoedomgeving bij de moeder bestonden er zorgen over zijn (emotionele) veiligheid en de beschikbaarheid van de moeder. Verder waren er zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder. Deze zorgen bestaan nog steeds. Zij kent perioden waarin het beter gaat, maar ook perioden waarin het niet goed gaat als gevolg van (onder meer) haar traumatische verleden
,schizofreniforme stoornis
,chronische slaapproblemen en licht verstandelijke beperking. Voor [minderjarige] heeft dit geleid tot onduidelijkheid, onstabiliteit en onveiligheid. Hij is vanwege vorenstaande redenen op grond van een machtiging tot uithuisplaatsing in de zomer van 2020 bij de pleegouders geplaatst. Het contact tussen de moeder en de pleegouders is na verloop van tijd moeizamer gaan verlopen. De relatie is, nadat zich een incident bij de pleegouders thuis heeft voorgedaan, dusdanig verslechterd dat er geen bezoeken meer bij de pleegouders thuis kunnen plaatsvinden. Hierdoor heerst er onrust en deze onrust en de spanningen die daarmee gepaard gaan zorgen bij [minderjarige] voor veel angsten en zorgen. Hij zit in deze situatie klem tussen zijn moeder en zijn pleegouders. Gelet op de onderlinge verhoudingen en de complexiteit van de situatie bestaat bij het hof niet de overtuiging dat de samenwerking tussen de moeder en de pleegouders in het vrijwillig kader plaats kan vinden. Dit, samen met alles wat [minderjarige] al heeft meegemaakt en de problematiek die hij hierdoor heeft ontwikkeld, maakt dat het hof van oordeel is dat er onverminderd sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] , die niet in het vrijwillig kader op korte termijn kan worden weggenomen.
Contactregeling
3.10.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, – samengevat – het volgende aan. De regeling zoals deze is vastgesteld in maart 2022 dient ongewijzigd te blijven. Dat sprake is van een wijziging van omstandigheden is een onjuiste opvatting en een onjuiste toepassing van de wet. Er werd weliswaar geen uitvoering gegeven aan de door de rechtbank vastgestelde regeling, maar partijen waren het niet eens over de daarvan afwijkende regeling. De feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de afweging van de noodzaak tot een beperking van het recht op een ongestoord gezinsleven, waren niet anders ten tijde van de bestreden beschikking ten opzichte van de beschikking van 9 maart 2022. Voorts zijn verdere beperkingen niet noodzakelijk in het belang van [minderjarige] . Integendeel: een uitbreiding ligt eerder voor de hand. [minderjarige] geniet enorm van de bezoeken van de moeder en als hij bij de moeder is, wil hij nooit weg. Tenslotte is begeleid bezoek een enorme inbreuk op de privacy en niet noodzakelijk. Die noodzakelijkheid is er bijvoorbeeld als sprake is van kindermishandeling of ontvoering. Uit de beoordeling van de contacten door [instantie 2] blijkt niets van een dergelijke noodzaak. Door [instantie 2] wordt juist al lange tijd een goed en stabiel contact gezien waarbij de moeder goed aansluit bij [minderjarige] . Ook ziet [instantie 2] dat [minderjarige] geniet van het contact met oma moederszijde en dat zij een positieve bijdrage levert aan de bezoeken.
3.11.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, – samengevat – het volgende aan. Het is het meest passend als het contact zowel bij de moeder als bij het pleeggezin plaatsvindt. Dit contact is begeleid omdat er bij de moeder weinig stabiliteit is in het contact. Tijdens het evaluatiegesprek in maart 2024 is met de moeder besproken hoe de contacten verlopen. Ze kan niet altijd aansluiten bij [minderjarige] tijdens de contacten en volgt hem voornamelijk. Inmiddels hebben er twee bezoeken achter elkaar geen doorgang gevonden door oorzaken aan de zijde van de moeder. Met [instantie 2] is de GI van mening dat het nu niet het moment is om de contacten uit te breiden.
[minderjarige] gaat binnenkort beginnen met zijn therapie en het is niet duidelijk wat dit zal doen met zijn belastbaarheid. Ten slotte heeft [minderjarige] in een gesprek met de jeugdzorgwerker aangegeven dat hij de bezoeken met de moeder zoals deze nu zijn voldoende vindt.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI aanvullend verklaard dat de bezoeken op dit moment niet verlopen zoals dat door de rechtbank is bepaald. Vanwege een incident tussen de moeder en de pleegouders op 15 april 2023 vinden de bezoeken plaats bij de moeder thuis en niet meer bij de pleegouders thuis. Dat blijft voorlopig zo en dit punt wordt door [instantie 1] in de bemiddeling ook meegenomen.
3.12.
Het hof overweegt het volgende.
3.12.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI in het kader van een ondertoezichtstelling een eerder genomen beslissing over de zorgregeling wijzigen als de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van die beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.12.2.
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de op 9 maart 2022 door de rechtbank vastgestelde contactregeling tussen de moeder en de kinderen wordt gewijzigd conform het verzoek van de GI. Het hof heeft hiervoor de volgende redenen.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de op 9 maart 2022 vastgestelde regeling niet wordt nagekomen vanwege een incident tussen de moeder en de pleegouders in april 2023. De bezoeken vinden nu alleen nog plaats bij de moeder thuis en het eerste bezoek na de mondelinge behandeling zal worden begeleid door de jeugdzorgwerker. Hoe de bezoeken daarna gaan verlopen is nog onduidelijk en is onderdeel van het nog te starten bemiddelingsproces onder leiding van [instantie 1] . Daarnaast gaat [minderjarige] binnenkort beginnen met therapie voor zijn eigen problematiek bij [instantie 3] en het is nog niet duidelijk wat dit doet met zijn draagkracht. Voorts ziet [instantie 2] in de bezoeken die zij hebben begeleid dat twee uur contact nu voldoende is voor [minderjarige] . Hij is na afloop van het bezoek erg moe. Gelet op voorgaande omstandigheden in onderlinge samenhang bezien heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof op de goede gronden de contactregeling gewijzigd. Aan de gewijzigde contactregeling wordt momenteel uitvoering gegeven en het is in het belang van [minderjarige] dat deze wordt gecontinueerd.
3.13.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 20 december 2023, voor zover onderworpen aan hoger beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.N.M. Antens, en K.A. Boshouwers en is op 30 mei 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.