Uitspraak
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , België.
[de pleegouders](hierna te noemen: de pleegouders),
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
,schizofreniforme stoornis
,chronische slaapproblemen en licht verstandelijke beperking. Voor [minderjarige] heeft dit geleid tot onduidelijkheid, onstabiliteit en onveiligheid. Hij is vanwege vorenstaande redenen op grond van een machtiging tot uithuisplaatsing in de zomer van 2020 bij de pleegouders geplaatst. Het contact tussen de moeder en de pleegouders is na verloop van tijd moeizamer gaan verlopen. De relatie is, nadat zich een incident bij de pleegouders thuis heeft voorgedaan, dusdanig verslechterd dat er geen bezoeken meer bij de pleegouders thuis kunnen plaatsvinden. Hierdoor heerst er onrust en deze onrust en de spanningen die daarmee gepaard gaan zorgen bij [minderjarige] voor veel angsten en zorgen. Hij zit in deze situatie klem tussen zijn moeder en zijn pleegouders. Gelet op de onderlinge verhoudingen en de complexiteit van de situatie bestaat bij het hof niet de overtuiging dat de samenwerking tussen de moeder en de pleegouders in het vrijwillig kader plaats kan vinden. Dit, samen met alles wat [minderjarige] al heeft meegemaakt en de problematiek die hij hierdoor heeft ontwikkeld, maakt dat het hof van oordeel is dat er onverminderd sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] , die niet in het vrijwillig kader op korte termijn kan worden weggenomen.
[minderjarige] gaat binnenkort beginnen met zijn therapie en het is niet duidelijk wat dit zal doen met zijn belastbaarheid. Ten slotte heeft [minderjarige] in een gesprek met de jeugdzorgwerker aangegeven dat hij de bezoeken met de moeder zoals deze nu zijn voldoende vindt.