Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats]
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.P.F. Rober,
hierna te noemen: de vader.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, via een telefonische verbinding;
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De beoordeling
[minderjarige] is loyaal aan de moeder, waarbij hij het ene moment wel open kan staan voor hulpverlening en een ander moment deze hulpverlening toch niet accepteert omdat de moeder geen toestemming geeft voor de hulpverlening. Het risico is dan ook groot dat passende hulpverlening niet van de grond komt als er geen regie wordt gehouden door de GI.
De afgelopen maanden hebben laten zien dat het samenwonen van de moeder en [minderjarige] voor beiden onveilig is. [minderjarige] loopt regelmatig weg van de woongroep en verkiest de crisisgroep boven de woongroep. Dit maakt de noodzaak groot om toe te bewegen naar een woongroep waar ook behandeling voor [minderjarige] kan worden ingezet.
Door de abrupte beëindiging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing is er ook geen ruimte meer om een borgingsplan op te stellen. Daarbij is het van belang dat er een onafhankelijk persoon voor [minderjarige] is die ook na zijn meerderjarigheid beschikbaar voor hem kan blijven. De GI is al enige maanden bezig met het organiseren van een dergelijke coach. Dit proces kan niet worden afgerond door het beëindigen van de ondertoezichtstelling.
Tot slot heeft de kinderrechter ten onrechte overwogen dat [minderjarige] de voorkeur heeft om in het vrijwillige kader hulpverlening te krijgen. [minderjarige] heeft aan de GI verteld dat hij met een zweem van sarcasme bij de kinderrechter heeft aangegeven dat het allemaal wel goed gaat. Op het moment dat [minderjarige] hoorde dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing had beëindigd, werd hij zeer boos en agressief op de groep. Dit uitte zich in het feit dat hij vertelde dat hij mensen op hun gezicht wilde slaan en dat hij uitspraken deed als “
Als het zo verder moet, dan ga ik wel bij het spoor staan.”. [minderjarige] heeft tegen de GI verteld dat hij de afgelopen weken onder druk is gezet door de moeder om te vertellen dat hij open stond voor het vrijwillig kader. Dit past ook bij hetgeen is opgevallen bij [minderjarige] de afgelopen weken. [minderjarige] werd namelijk stiller en was meer in zichzelf gekeerd. [minderjarige] wil dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing blijven zodat er iemand is die kan bemiddelen tussen hem en de moeder. Ook is [minderjarige] bang dat de moeder hem van de groep zal halen, waardoor hij terug moet naar de moeder.
De raad zou het [minderjarige] gunnen dat hij gelet op zijn aankomende meerderjarigheid wordt begeleid door de GI richting zelfstandigheid. Op dit moment heeft [minderjarige] nog onvoldoende tools om dit binnen het vrijwillig kader vorm te geven.
6.De beslissing
vrijdag 14 juni 2024 om 11.00 uurte verschijnen op de voortgezette mondelinge behandeling in het Paleis van Justitie, Leeghwaterlaan 8 te ’s-Hertogenbosch.