ECLI:NL:GHSHE:2024:1875

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
200.335.833_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van de bewindvoerder en benoeming van ouders als opvolgend bewindvoerders in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van bewindvoerders. De rechthebbende, verblijvende in een kliniek, was in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, die een professioneel bewindvoerder had benoemd. De rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.N. Mulder, verzocht om zijn ouders als bewindvoerders te benoemen. De GGzE, als verweerder, voerde verweer en stelde dat de benoeming van een professioneel bewindvoerder in het belang van de rechthebbende was, gezien de ambivalente relatie met zijn ouders en eerdere financiële problemen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 april 2024 werd duidelijk dat de rechthebbende geen schulden had en dat de onterecht ontvangen Wajonguitkering niet teruggevorderd zou worden. Het hof oordeelde dat de rechthebbende een duidelijke voorkeur had voor zijn ouders als bewindvoerders en dat er geen gegronde redenen waren om deze benoeming te weigeren. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en benoemde de ouders van de rechthebbende als opvolgend bewindvoerders, met inachtneming van de nodige waarborgen voor het beheer van de financiën. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 juni 2024
Zaaknummer: 200.335.833/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10640666 TT VERZ 23-1223
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende] ,
verblijvende in de [kliniek] te [plaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. E.N. Mulder,
tegen
Stichting GGzE,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: verweerder.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de bewindvoerder] gevestigd te [plaats 2] (hierna te noemen: de bewindvoerder);
- [de ouders van de rechthebbende] , beiden wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de ouders van de rechthebbende).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 september 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 december 2023;
- het V8-formulier van 12 januari 2024 van de zijde van rechthebbende, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van
15 september 2023;
- de brief van 5 februari 2024 van de bewindvoerder met bijlagen (brief van 14 november 2023 met overzicht afschrijvingen), ingekomen op 9 februari 2024.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 april 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de stichting GGzE, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger GGzE 1] en [vertegenwoordiger GGzE 2] ;
  • de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger bewindvoerder] ;
  • de ouders van de rechthebbende.

3.De omvang van het geschil

3.1.
De rechthebbende heeft ter mondelinge behandeling zijn beroepschrift verduidelijkt in die zin dat hij zich niet kan verenigen met de bestreden beschikking voor zover het de benoeming van een professioneel bewindvoerder betreft en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. De rechthebbende wenst dat zijn ouders worden benoemd tot bewindvoerders.
3.2.
De GGzE heeft mondeling verweer gevoerd.

4.De motivering van de beslissing.

De standpunten
4.1.
De rechthebbende begrijpt dat een beschermingsbewind passend is voor hem, maar hij wil dat zijn ouders als bewindvoerders worden benoemd. De ouders van de rechthebbende zijn zeer betrokken en hebben de financiën altijd in overleg met de rechthebbende geregeld, voor zover dit mogelijk was tijdens zijn detentie en de behandeling in de klinieken. De ouders van de rechthebbende zijn door de GGzE niet betrokken bij de aanvraag van het beschermingsbewind en zij mochten ook niet aanwezig zijn bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg, ondanks hun uitdrukkelijke verzoek daartoe. De mondelinge behandeling heeft digitaal (via Teams) plaatsgevonden. De verbinding viel regelmatig uit en de rechthebbende heeft niet voldoende kunnen volgen wat er is besproken. Hij voelt zich buitenspel gezet en is van mening dat ook zijn ouders buitenspel zijn gezet.
4.2.
De GGzE voert aan dat de rechthebbende een aantal jaren ten onrechte een Wajonguitkering heeft ontvangen en dat er in die periode grote bedragen door de ouders van de rechthebbende zijn opgenomen van zijn rekening. Omdat het niet mogelijk was om hierover met de rechthebbende in gesprek te gaan en de medewerkers binnen de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) niet de financiën van cliënten mogen beheren, is bewind aangevraagd. De GGzE acht de benoeming van een professioneel bewindvoerder in het belang van de rechthebbende, omdat de relatie met de ouders ambivalent is en de rechthebbende beïnvloedbaar is. Daarnaast moet voorkomen worden dat de spanningen tussen de rechthebbende en zijn ouders zullen oplopen door gedoe over geld, omdat dit de kans op recidive zal vergroten.
4.3.
De bewindvoerder laat weten dat de Wajonguitkering inmiddels is stopgezet en dat het UWV heeft besloten dat de rechthebbende de ten onrechte ontvangen bedragen niet hoeft terug te betalen. De rechthebbende beschikt over een klein bedrag aan spaargeld en hij heeft een klein inkomen vanuit de kliniek. De bedragen die door de ouders van de rekening van de rechthebbende zijn opgenomen zouden zijn bedoeld voor de aflossing van privéschulden van de rechthebbende, maar hiervan ontbreken verifieerbare stukken. De bewindvoerder is het met de GGzE eens dat het beter is om de ouders niet te belasten met het beheer van de financiën van de rechthebbende, zodat er geen wrijving kan ontstaan tussen de rechthebbende en zijn ouders over geldzaken.
4.4.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij in totaal ruim
€ 20.000,-- heeft opgenomen van de rekening van de rechthebbende. Deze bedragen kwamen hem toe, omdat hij in de periode dat de rechthebbende nog zwaar verslaafd was, regelmatig rekeningen van de rechthebbende heeft voorgeschoten. De rechthebbende had vaak geen geld om de huur te betalen en hij sloot soms 4 telefoonabonnementen per dag af om de telefoons vervolgens te verkopen om zijn drugsverslaving te bekostigen. Ook kwamen er in die tijd regelmatig mensen aan de deur bij de ouders bij wie de rechthebbende nog schulden had uitstaan. Dat waren geen mensen met wie je problemen wilt krijgen, dus die heeft de vader ook betaald. De vader betwist dat hij ooit discussies heeft gehad met de rechthebbende over geld. De vader heeft een eigen bedrijf en zou zijn zoon nog voor geen dubbeltje bestelen. Hij is bereid om de financiën van de rechthebbende te beheren en hij zal hier geen vergoeding voor vragen.
4.5.
Het hof overweegt als volgt.
4.5.1.
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat, indien de rechthebbende gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot bewindvoerder wordt benoemd, tenzij lid 3 van toepassing is. Is het vorige niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd. De rechter kan twee bewindvoerders benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
4.5.2.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is het hof gebleken dat de rechthebbende geen schulden heeft en dat dat het UWV de onterecht uitgekeerde bedragen van de Wajonguitkering niet zal terugvorderen. De rechthebbende beschikt over spaargeld en hij ontvangt binnen de kliniek leefgeld en een klein inkomen uit arbeid. Het hof is van oordeel dat de huidige financiële situatie van de rechthebbende maakt dat professioneel bewind niet noodzakelijk is.
4.5.3.
De rechthebbende heeft een duidelijke voorkeur uitgesproken om zijn ouders als bewindvoerders te benoemen. Naar het oordeel van het hof zijn er geen gegronde redenen die zich tegen benoeming van de ouders verzetten. De vader heeft een plausibele verklaring gegeven voor de pintransacties die zijn gedaan van de rekening van de rechthebbende voordat het bewind werd ingesteld. De vader heeft toegelicht dat deze bedragen zijn aangewend ter aflossing van privéschulden, omdat de ouders in de periode voorafgaand aan de detentie van rechthebbende rekeningen van de rechthebbende en schuldeisers met eigen geld hebben betaald. Het hof zal de voorkeur van de rechthebbende volgen en voorbij gaan aan de zorg van de GGzE dat het beheer van de financiën door de ouders spanningen zou opleveren met de rechthebbende, nu niet is gebleken dat die spanningen er eerder waren of te verwachten is dat die er zullen komen. Voorts biedt de regeling van bewind voldoende waarborgen, nu de bewindvoerder jaarlijks rekening en verantwoording dient af te leggen aan de kantonrechter en de bewindvoerder voor ingrijpende beslissingen toestemming van de kantonrechter nodig heeft.
4.5.4.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de benoeming van de professioneel bewindvoerder betreft en zal het hof de ouders van de rechthebbende als opvolgend bewindvoerders benoemen.
4.5.5.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 september 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 20 juni 2024, aan [de bewindvoerder] ontslag als bewindvoerder over de goederen van: [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989;
benoemt met ingang van 20 juni 2024: [de moeder] (geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ) en [de vader] (geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ), beiden wonende aan de [adres] te [woonplaats] , tot opvolgend bewindvoerders;
bepaalt dat de huidige bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerders en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant overlegt;
bepaalt dat de (opvolgend) bewindvoerders binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Oost-Brabant;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, J.C.E. Ackermans-Wijn en
M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.