De raad voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
Onder de aanvaardbare termijn wordt verstaan: de termijn die het kind kan overbruggen in onzekerheid over zijn opvoedingsperspectief, zonder dat zijn ontwikkeling verdergaand ernstige schade oploopt. In de situatie van [minderjarige] is er niet zo zeer onzekerheid over de plek waar hij mag opgroeien, maar wel onzekerheid over andere factoren die verband houden met zijn opvoedingsperspectief, zoals het voldoende en op tijd beschikbaar zijn voor het nemen van gezagsbeslissingen. [minderjarige] heeft behoefte aan controle en afstemming. Hij heeft de zekerheid nodig dat er iemand is die hij vertrouwt die verantwoordelijkheid voor hem mag en kan nemen, zodat beslissingen rondom hem niet onnodig vertraging oplopen en zijn ontwikkeling niet belemmeren. Daarbij gaat het niet alleen om praktische zaken maar ook om gezagsbeslissingen (zoals het regelen van een paspoort, schoolkeuze en sport). Op het moment dat de moeder het gezag heeft ervaart [minderjarige] spanning en onzekerheid over beslissingen die in de nabije toekomst mogelijk nog genomen moeten worden. [minderjarige] spreekt naar de voogd uit blij te zijn dat zij gezagsbeslissingen kan nemen en dat zaken geregeld worden. De gezagsbeëindigende maatregel draagt bij aan het snel en effectief nemen van gezagsbeslissingen ten aanzien van [minderjarige] . Voor [minderjarige] is de aanvaardbare termijn verstreken.
Er zijn geen mogelijkheden om het verplichtend kader van een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing over te dragen naar de vrijwillige hulpverlening, omdat de moeder het gedeeltelijke verblijf van [minderjarige] bij de pleegmoeder onvoldoende kan ondersteunen en omdat het de moeder onvoldoende lukt om de wensen, behoeften en belangen van [minderjarige] voorop te stellen. Besproken is met alle betrokkenen dat het perspectief van [minderjarige] niet meer dan nu bij de moeder ligt, wat wil zeggen dat [minderjarige] niet méér tijd bij zijn moeder zal gaan doorbrengen dan hij op dit moment doet, mogelijk in de toekomst zelfs minder.
Het continueren van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing als lichtere maatregelen dan een gezagsbeëindiging is niet in het belang van [minderjarige] . Deze maatregelen hebben niet voldoende kunnen bijdragen aan een soepeler verloop rondom de voor [minderjarige] te nemen gezagsbeslissingen. Afspraken komen vertraagd of niet tot stand op het moment dat de moeder het gezag heeft, omdat zij als gevolg van haar problematiek in minder goede periodes warrig en chaotisch kan zijn. Wanneer de moeder aangeeft zaken te regelen, blijkt vaak dat het haar onvoldoende lukt. Met name in de periodes waarin de kinderbeschermingsmaatregelen verlengd moesten worden en er onzekerheid ontstond over de vraag in hoeverre de maatregelen van kracht zouden blijven, liepen de spanningen bij de moeder op en ervaarde [minderjarige] dat zij zich vaker in negatieve zin uitliet over jeugdzorg . [minderjarige] krijgt op die momenten meer mee van de situatie dan hij emotioneel aankan, waardoor hij onzeker kan worden en mogelijk het gevoel kan krijgen niet vrij van zijn moeder en pleegmoeder te kunnen houden, wat zijn ontwikkeling onder druk zet.
Er is sprake van een bijzondere situatie omdat [minderjarige] gedeeltelijk thuis bij de moeder woont. Dankzij de gedeeltelijke uithuisplaatsing wordt de moeder ontlast en kan de band tussen de moeder en [minderjarige] behouden blijven. Er is in het verleden veel hulp ingezet om een volledige thuisplaatsing mogelijk te maken. Dat is niet gelukt, omdat er nauwelijks verandering zichtbaar is bij de moeder. Door de gezagsbeëindigende maatregel ontstaat er helderheid dat dit het hoogst haalbare is.